|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
|
|||||||||
Begrippen |
|||||||||
|
|||||||||
|
In deze regels
wordt verstaan onder: |
||||||||
1.
|
plan: het
bestemmingsplan ‘Tuikwerd’ van de gemeente
Delfzijl; |
||||||||
2.
|
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GMLbestand
NL.IMRO.0010.09BP-OH01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen; |
||||||||
3.
|
aanbouw: een gebouw dat
als een afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in
directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw; |
||||||||
4.
|
aanduiding: een geometrisch bepaald
vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regel
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden; |
||||||||
5.
|
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; |
||||||||
6.
|
aan-huis-verbonden bedrijf: het beroepsmatig
verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel
van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past
en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden
blijft; |
||||||||
7.
|
aan-huis-verbonden beroep: een beroep of
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende
gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; |
||||||||
8.
|
archeologisch deskundige: een door het
college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied
van archeologie; |
||||||||
9.
|
archeologisch monument: terrein dat op basis
van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd
archeologisch monument; |
||||||||
10.
|
archeologisch onderzoek: onderzoek
(bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een
daartoe bevoegde instantie; |
||||||||
11.
|
archeologisch onderzoeksgebied: een gebied met
een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en
wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid
of activiteiten uit het verleden;
|
||||||||
12.
|
archeologisch waardevol gebied: een gebied met
een daaraan toegekende archeologische waarde vanwege de kennis en wetenschap van
de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of
activiteiten uit het verleden; |
||||||||
13.
|
bebouwing: één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; |
||||||||
14.
|
bebouwingspercentage: een op de verbeelding
of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een
terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; |
||||||||
15.
|
bedrijfsvloeroppervlakte: de totale bruto oppervlakte
van de ruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een aan-huis-verbonden
bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; |
||||||||
16.
|
bedrijfswoning: een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is; |
||||||||
17.
|
beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor
ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor
het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden
gehouden; |
||||||||
18.
|
bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat
ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp
van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip
is ingediend, kan worden gebouwd; |
||||||||
19.
|
bestaand gebruik: het gebruik dat
bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende
gebruiksverbod; |
||||||||
20.
|
bestemmingsgrens: de grens van een
bestemmingsvlak; |
||||||||
21.
|
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald
vlak met eenzelfde bestemming; |
||||||||
22.
|
bijgebouw: een
opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en functioneel/architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; |
||||||||
23.
|
bouwen: het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats; |
||||||||
24.
|
bouwgrens: de grens van een
bouwvlak; |
||||||||
25.
|
bouwlaag: een doorlopend gedeelte
van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en
met uitsluiting van onderbouw, souterrain en zolder; |
||||||||
26. |
bouwperceel: een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten; |
||||||||
27.
|
bouwperceelsgrens: een grens van
een bouwperceel; |
||||||||
28.
|
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten; |
||||||||
29.
|
bouwwerk: elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond; |
||||||||
30.
|
carport: een overkapping,
al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, die van boven geheel of
gedeeltelijk is afgesloten en met maximaal 2 wanden is omsloten; |
||||||||
31.
|
dak: iedere
bovenbeëindiging van een gebouw; |
||||||||
32.
|
detailhandel: het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; |
||||||||
33.
|
dienstverlenend bedrijf: een bedrijf of
instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische
en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een
garagebedrijf en een seksinrichting; |
||||||||
34.
|
eerste bouwlaag: de bouwlaag op
de begane grond; |
||||||||
35.
|
erf: een al dan niet
bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen bij een gebouw en
dat in feitelijk opzicht is gericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt; |
||||||||
36.
|
gebouw: elk bouwwerk dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt; |
||||||||
37.
|
hoofdgebouw: een gebouw, dat op
een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de
bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken en in
architectonisch opzicht de hoofdvorm bepaalt; |
||||||||
38.
|
horecabedrijf: een bedrijf of instelling
waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden
verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; |
||||||||
39.
|
horecabedrijf, categorie I: een
horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en
waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals
restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op
het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en
eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar
de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven; |
||||||||
40.
|
horecabedrijf, categorie II: een
horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden
verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het
leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich
meebrengt, zoals eetcafés, bars, snackbars en cafetaria's; |
||||||||
41.
|
kampeermiddel: een
tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel
enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of
opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf,
en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wabo
een omgevingsvergunning is vereist; |
||||||||
42.
|
kap: een
dak met een hellingspercentage van tenminste 25%; |
||||||||
43.
|
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit: bedrijvigheid
die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend; |
||||||||
44.
|
kwetsbaar object: een object
waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht
moet worden genomen; |
||||||||
45.
|
loonbedrijf Een bedrijf dat
arbeidskrachten en machines ten dienste stelt van andere, in hoofdzaak agrarische,
bedrijven; |
||||||||
46.
|
maatschappelijke voorzieningen: educatieve,
sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en
recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van woonzorgcentrum en
voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte
detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; |
||||||||
47.
|
normaal onderhoud: onderhoudswerkzaamheden,
als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot
verstoring van de ongeroerde bodem;
|
||||||||
48.
|
overkapping: een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet dan
wel met ten hoogste twee wanden is omgeven; |
||||||||
49.
|
peil: indien op het
land wordt gebouwd: - voor een bouwwerk op een
perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de
weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - voor een bouwwerk op een
perceel, waarvan de toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het
terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; indien in het
water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een
plaatselijk aan te houden waterpeil); |
||||||||
50.
|
prostitutie: het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding; |
||||||||
51.
|
risicovolle inrichting: een inrichting,
waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen,
ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van
verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met
consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een
risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten
van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; |
||||||||
52.
|
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een
seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; |
||||||||
53.
|
uitbouw: een gebouw dat
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw
waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
ruimtelijk/architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdbouw; |
||||||||
54.
|
voorerf: het gedeelte van
een bouwperceel gelegen voor de voorgevel van een hoofdgebouw; |
||||||||
55.
|
voorgevel: de naar de weg
toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden
aan de weg grenst, die als zodanig
door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s) dan wel, indien een
gevellijn op de verbeelding is weergegeven, de in die gevellijn gebouwde
gevel. |
||||||||
56.
|
woning: een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden; |
||||||||
57.
|
woongebouw: een gebouw dat
meerdere naast elkaar gelegen en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar
gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat
qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd; |
||||||||
58.
|
woonhuis: een gebouw, dat
één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden |
||||||||
59. |
woonschip: een zich op het
water bevindend object, dat dient als woning. |
||||||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|