Plan: | Bestemmingsplan Gebouwd erfgoed en Parkeren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0009.BP026GebErfgPark-vg01 |
het bestemmingsplan Gebouwd erfgoed en Parkeren met identificatienummer NL.IMRO.0009.BP026GebErfgPark-vg01 van de gemeente Ten Boer.
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1. de gemeentelijke monumentencommissie,
2. een onafhankelijke deskundige op het gebied van cultuurhistorie, of
3. een bij de gemeente werkzame deskundige op het gebied van cultuurhistorie die voldoet aan de kwaliteitscriteria uit de gemeentelijke Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht;
het onderzoeken van materialen op hun bezwijkvorm.
activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen.
een gebied van lokaal belang met een bijzonder cultuurhistorisch karakter vanwege de historische samenhang.
een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde dat van cultuurhistorische waarde is op grond zijn van karakteristieke hoofdvorm, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, gaafheid of zeldzaamheid en dat bijdraagt aan de herkenbaarheid van de omgeving.
bouwkundige of bouwtechnische maatregel aan een gebouw die strekt tot verbetering van de gebruiksfunctie, waaronder begrepen de daarbij noodzakelijke opheffing van gebreken aan de constructieve veiligheid.
1. Dit bestemmingsplan vormt een aanvulling en wijziging op de volgende bestemmingsplannen:
1. Dorpskern Ten Boer, met identificatienummer NL.IMRO.0009.BP022DorpskernTenB-vg01 en vastgesteld door de gemeenteraad op 15 maart 2012;
2. Kleine dorpskernen Ten Boer, met identificatienummer NL.IMRO.0009.BP023KleineDorpker-vg01 en vastgesteld door de gemeenteraad op 25 september 2013.
Voor het overige blijft het bepaalde in deze bestemmingsplannen van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen de bepalingen van dit bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
De voor 'Waarde - Karakteristiek' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten waaronder wordt begrepen:
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek pand' dat de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm en oppervlakte van het gebouw, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging dienen te worden gehandhaafd.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat:
Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing op:
a. karakteristieke structuur
b. karakteristiek pand
1. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
2. Voor het bepaalde onder 1.a.1 en onder 1.b wordt het advies van een deskundige op het gebied van cultuurhistorie ingewonnen.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat ten behoeve van de betreffende functie in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's en/of ruimte voor het laden of lossen van goederen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen gehanteerde beleidsregels op het gebied van parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:
Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 5.3 onder 1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Gebouwd erfgoed en Parkeren.