Plan: | Bestemmingsplan Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01 |
Gemeente Bedum
De gemeente Bedum geeft aan geen aanleiding te zien om te reageren op dit plan.
Waterschap Noorderzijlvest
Het plan heeft de instemming van Waterschap Noorderzijlvest. Wel ziet het Waterschap graag dat in paragraaf 4.6.6, naast het 'Waterbeheerplan 2010-2015', ook 'Beleidsdocumenten, de Beleidsnotitie Water en Ruimte' wordt genoemd.
Commentaar: aan dit verzoek is voldaan.
Veiligheidsregio Groningen, Brandweer Groningen
Veiligheidsregio Groningen geeft aan reeds geadviseerd te hebben op de conceptversie van het bestemmingsplan en dat, omdat de adviezen onverkort zijn overgenomen in het bestemmingsplan een nadere advisering vanuit Veiligheidsregio Groningen niet nodig is.
Gasunie Transport Services
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de Gasunie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen:
1. Over een aanzienlijk traject (A-541, A-601, A-639, A-640) ontbreekt rondom deze leidingen de dubbelbestemming “Leiding-Gas' en/of is deze onjuist begrensd. Graag correct weergeven:
- Het gedeelte leidingbundel ten noordwesten van het Damsterdiep; de breedte van deze hoofdaardgastransportleiding dient 5 meter ter weerszijden van het hart van de leiding te bedragen.
- In de noordwesthoek van het plangebied loopt de regionale transportleiding N-508-57. Deze leiding is niet weergegeven op de verbeelding. De breedte van deze regionale leiding dient 4 meter ter weerszijden van het hart van de leiding te bedragen.
Commentaar: de correcties zijn aangebracht.
2. Nieuwe leiding Beijum-Thesinge: Er wordt verzocht het nieuwe tracé (zijtak aan reeds bestaande N-508-57) op te nemen in het bestemmingsplan en op de gehele leiding N-508-56 een wijzigingsbevoegdheid te leggen waarmee de dubbelbestemming kan worden opgeheven na verwijderen van de leiding.
Commentaar: het nieuwe tracé is opgenomen. Het oude tracé is van de verbeelding verwijderd.
3. Er wordt verzocht om de locatie nabij de Bovenrijgerweg met afsluiterlocatie S-717 te voorzien van een (enkelvoudige) basisbestemming 'Leiding-Afsluiterlocatie'. Het betreft een afsluiter voor twee hoofdtransportleidingen, is beveiligd met een hekwerk en daardoor niet meer voor derden toegankelijk en kan niet anders gebruikt worden dan voor de afsluiterlocatie.
Commentaar: de locatie krijgt de bestemming Bedrijf-Aardgasexploitatie. Daarmee is deze functie adequaat geregeld.
4. Gasontvangstation Thesinge: Er wordt verzocht om:
5. Planregels: Er wordt verzocht om:
Commentaar: alle verzoeken zijn gehonoreerd en verwerkt.
6. Er wordt verzocht om de regionale aardgastransportleidingen N-508-56 en N-508-57 aan paragraaf 4.7.4 Externe Veiligheid toe te voegen in de opsomming van relevante risicobronnen in het plangebied. Zoals Gasunie hiervoor heeft aangegeven willen zij de bestaande leiding N-508-56 vervangen door een nieuwe leiding die aantakt op de N-508-57.
Commentaar: N-508-57 is toegevoegd maar niet N-508-56, omdat deze leiding is / wordt verwijderd.
TenneT
TenneT geeft aan dat in het plangebied noch bovengrondse noch ondergrondse hoogspanningverbindingen zijn gesitueerd. In het bestemmingsplan zijn er echter regels voor opgenomen. Tennet vraagt waar dit op gebaseerd is.
In de toelichting wordt gesproken over een ondergrondse hoogspanningsverbinding onder de Woldjerweg, tussen Ten Post en het Eemskanaal. TenneT vermoedt dat het gaat om een middenspanningskabel van Enexis; het betreft geen hoogspanningskabel van TenneT.
Tennet verzoekt om artikel 18 te verwijderen uit de regels en in de toelichting onder 4.8, 'Kabels, leidingen en straalpaden' kan het genoemde onder 1 vervallen. Onder 5.3, 'Toelichting op de artikelen' de toelichting voor de dubbelbestemming hoogspanning.
Commentaar: het gaat hier inderdaad gaat om een middenspanningskabel, die niet in bestemmingsplannen wordt opgenomen. Daarom wordt de bestemming Leiding - Hoogspanning uit de toelichting en regels en van de verbeelding verwijderd.
LTO
LTO geeft aan tevreden te zijn over het doorlopen proces voor het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan waar zij actief bij betrokken is geweest.
LTO heeft opmerkingen over de volgende onderdelen.
1. vergroting agrarische bouwpercelen naar 2 ha
De huidige regeling in het voorontwerpbestemmingsplan voorziet niet in een wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van het bouwvlak van 1,5 tot 2 hectare. Voor een dergelijk uitbreidingsplan zal een 'buitenplanse' Wabo-procedure gevolgd moeten worden.
Het LTO Noord ziet bij voorkeur wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee bouwvlakken vergroot kunnen worden tot 2 ha. Het LTO kan instemmen met het niet opnemen van een wijzigingsbevoegdheid indien:
- de kosten voor een buitenplanse procedure voor de ondernemer binnen de perken blijven. De gemeente rekent in de legesverordening 2015 voor het planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit (art. 2.2.3) zowel binnenplanse als buitenplans hetzelfde redelijke tarief van € 369,55. LTO Noord vindt het een voorwaarde dat de kosten voor een buitenplanse procedure ook redelijk dienen te blijven.
- de gemeente bereid is een bestuursovereenkomst met de provincie te ondertekenen die bedrijfsuitbreidingen boven de 2 ha (met de BOM-methode en GVM) voor de melkveehouderij mogelijk te maken.
Gelet op de ontwikkelingen in de landbouw biedt het bestemmingsplan dan voldoende flexibiliteit voor agrarische ondernemers om zich de komende 10 jaar te ontwikkelen.
Commentaar: Uitgangspunt van dit bestemmingsplan - waarmee ook LTO heeft ingestemd - is dat het agrarische bouwvlakken van maximaal 1,5 ha toestaat. In het voorontwerpbestemmingsplan is geregeld dat bij recht een oppervlakte van 1 ha is toegestaan, en met een binnenplanse afwijking 1,5 ha. Naar aanleiding van de overlegreactie van de provincie Groningen (zie hieronder) is de regeling hiervoor in het ontwerpbestemmingsplan aangepast. Uitbreiding tot 1,5 ha kan uitsluitend plaatsvinden met gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid. De kosten van die procedure zijn voor rekening van de aanvrager en hoger dan die voor een afwijkingsprocedure. Uitbreidingen boven de 1,5 ha worden niet gefaciliteerd door het bestemmingsplan. Aanvragen hiervoor zullen wij op hun inhoud beoordelen en bij positief resultaat met een buitenplanse procedure afwikkelen. Dat geldt dan ook voor eventuele aanvragen boven de 2 ha.
2. detailhandel
In artikel 4.1 is aangegeven dat het inpandig vloeroppervlak voor detailhandel niet meer mag bedragen dan 120 m². Een particulier/ondernemer hoeft niet de ruimte te krijgen een nieuw te ontwikkelen bedrijfstak tot een hoofdtak uit te bouwen, echter dient er wel een inkomensperspectief uit de te ontwikkelen bedrijfstak gehaald te worden. LTO Noord vindt 120 m² aan de magere kant.
LTO Noord wil graag meedenken welke normen en bedrijfstakken nodig kunnen zijn om voldoende ontwikkelingsruimte te bieden zonder afbreuk te doen aan ongewenste gevolgen.
Commentaar: de 120m2 waren het maximum dat de oude Provinciale Omgevingsverordening toestond (artikel 4.26 lid 2 onder e). Inmiddels bepaalt artikel 2.8 van de thans geldende verordening dat de gemeente beleidsvrijheid heeft in het vastleggen van de toegestane oppervlakte.Omdat wij het ermee eens dat in bepaalde gevallen meer mogelijk moet zijn dan 120m2, hebben wij een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die vergroting van de oppervlakte voor detailhandel mogelijk maakt tot 200m2.
3. bestaande mestbassins en silo's
In de regels (art.4.2.5 bestemming Agrarisch) is aangegeven: in afwijking van het bepaalde onder d mag de hoogte van buiten het agrarisch bouwvlak gelegen bestaande mestbassins en silo's, ter plaatse van de aanduiding 'silo', maximaal 2 meter bedragen.
LTO Noord vraagt hierbij aan te geven dat indien een bestaand mestbassin of silo hoger is, van de bestaande hoogte mag worden uitgegaan.
Commentaar: aan dit verzoek wordt voldaan.
4. archeologie
Het valt op dat veel bouwpercelen in het buitengebied voorzien zijn van de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 1. Uit de regels behorende bij deze dubbelbestemming vloeien veel beperkingen voort voor de agrariërs. Zo geldt een vergunningplicht voor:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van de gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
Vrijstellingsdiepte en agrarische gebruik:
LTO Noord heeft bij het opstellen van de Erfgoedverordening reeds verschillende zaken onder de aandacht gebracht, waarbij de volgende zaken in de Erfgoedverordening zijn verwerkt:
- de vrijstellingsdiepte is 45 cm in plaats van 30 cm voor de middelhoge verwachtingen;
- drainage wordt gerekend tot normaal agrarisch gebruik en wordt uitgesloten van een vergunningplicht.
LTO Noord pleit voor een aanpassing van de vrijstellingsdiepte bij een hoge verwachting (van 0,30m naar 0,45m) en een verruiming van de vrijgestelde oppervlaktes.
Commentaar: De normen die zijn opgenomen in de Erfgoedverordening zijn één op één overgenomen in het bestemmingsplan. Wij zien geen reden om van dit beleid af te wijken.
Provincie Groningen
De inhoud van het plan geeft de provincie aanleiding het volgende op te merken:
1. Windturbines
Volgens artikel 4.13, lid 1, van de verordening mag een bestemmingsplan niet voorzien in de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer.
Artikel 28, lid 1, onder f, van de planregels bevat een afwijkingsmogelijkheid voor het oprichten van bouwwerken voor duurzame energieopwekking. Omdat hierin de bouw van windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer niet is uitgesloten, is deze afwijkingsmogelijkheid in strijd met de verordening. De provincie verzoekt deze planregel in overeenstemming met de verordening te brengen.
Commentaar: deze bepaling is in overeenstemming gebracht met de verordening.
2. Intensieve veehouderij
Binnen het plangebied bevindt zich één intensieve veehouderij, te weten aan het Eemskanaal Noordzijde.
Volgens artikel 4.18, lid 2, onder a, van de verordening is toename van stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderijen die zijn gelegen in wit gebied - waarvan hier sprake is - uitgesloten. Lid 4 van artikel 4.18 bevat een afwijkingsmogelijkheid voor zover sprake is van eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn en het aantal dieren niet toeneemt.
Het op de verbeelding aan het betreffende bedrijf toegekende bouwvlak is groter dan de aanwezige bebouwing. De bouwregels in het bestemmingsplan bevat geen verbod op toename van de stalvloeroppervlakte voor intensieve veehouderij. Daarmee is niet uitgesloten dat de oppervlakte van de stallen kan toenemen. Dit is in strijd met de verordening. Ik verzoek u de planregels op dit onderdeel aan te passen.
Volgens artikel 4.18, lid 3, van de verordening stelt een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een intensieve veehouderij regels die erin voorzien dat binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren.
In de planregels ontbreekt een dergelijke bepaling. Ik verzoek deze alsnog op te nemen.
Commentaar: het bouwvlak voor dit bedrijf is gebaseerd op de aan het bedrijf verleende vergunningen. De laatst vergunde stal is echter nog niet gebouwd. De opgenomen bouwvlakken zijn daarom correct en vertegenwoordigen bestaande rechten.
In de specifieke gebruiksregels van de bestemming Agrarisch is nu opgenomen dat slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren.
3. Agrarisch bouwperceel
a. de afwijkingsbevoegdheid (artikel 4.4.1 onder a) voor het vergroten van een op de verbeelding aangegeven bouwvlak kan er niet toe leiden dat het bouwvlak op de verbeelding wordt gewijzigd c.q. vergroot. Voor het wijzigen van de verbeelding is een wijzigingsbevoegdheid het aangewezen instrument. Het gebruik van een afwijkingsbevoegdheid is slechts geoorloofd voor gevallen van ondergeschikte aard. Agrarische schaalvergroting waarbij in dit geval een bouwvlak kan worden vergroot met 50% is niet van ondergeschikte aard. Daarom moet de beoogde agrarische schaalvergroting in artikel 4.4.1, onder a worden gekoppeld aan een wijzigingsbevoegdheid.
Commentaar: de reactie wordt onderschreven. In het ontwerpbestemmingsplan is de afwijkingsbevoegdheid vervangen door een wijzigingsbevoegdheid. Wel worden via een afwijkingsbevoegdheid kleine, ondergeschikte overschrijdingen tot een maximum van 100m2 toegestaan.
b. In artikel 4.19a, lid 4, onder a, van de verordening is bepaald dat indien een bestemmingsplan voorziet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang groter dan één hectare, de toelichting op het plan een beschrijving bevat van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel, alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met een achttal ruimtelijke criteria. Eén van deze criteria is de historisch gegroeide landschapsstructuur; voor de regio's Noord en Oost is dit nader uitgewerkt in de Nota 'Agrarische bouwblokken en landschap'. Deze nota is van toepassing op Ten Boer. Met betrekking tot de mate van schaalvergroting wordt daarin onderscheid gemaakt in witte, gele en groene gebieden. De witte gebieden betreffen zones rondom kernen, dorpen en wierden. In deze gebieden is de omvang van agrarische bouwvlakken beperkt tot maximaal 1 hectare. Voor de groene gebieden geldt een 'ja, mits benadering'. In deze gebieden is schaalvergroting boven 1 hectare mogelijk, mits rekening wordt gehouden met ruimtelijke criteria. De ruimtelijke criteria zijn opgesomd in artikel 4.19a, lid 4, van de verordening. In het bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijven die zijn gelegen in wit gebied en in groen gebied. Ook aan bedrijven in wit gebied biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om uit te breiden tot 1,5 hectare. Dit is in strijd met het uitgangspunt in de nota 'Agrarische bouwblokken en landschap'. Gelet hierop verzoek ik u bovengenoemd onderscheid in het bestemmingsplan tot uitdrukking te brengen.
Commentaar: wij zijn van mening dat per geval moet worden beoordeeld of ook in witte gebieden een uitbreiding tot 1,5 ha ruimtelijk verantwoord is. Wij willen hier maatwerk bij toepassen, en ons niet bij voorbaat afwijzend opstellen. Dit is ook in lijn met de herziene ontwerp Omgevingsverordening waarin meer verantwoordelijkheid bij gemeenten wordt gelegd. De maatwerkbenadering biedt voldoende garanties om tot een goede belangenafweging te komen.
c. In de gemeente Ten Boer zijn situaties waarin agrarische bedrijven heel dicht tegen een kern zijn gelegen.
Binnen een agrarisch bouwvlak van 1 hectare - en zeker van 1,5 hectare - in combinatie met de bouwregels, kunnen volumineuze bedrijfsgebouwen worden opgericht. In gevallen waarin deze bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van een kern wordt opgericht, kan dit leiden tot schaalconflicten, in die zin dat de vraag gerechtvaardigd is of nog wel sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan er spanning ontstaan met nabijgelegen woningen.
Tegen deze achtergrond en ter voorkoming van overlastsituaties aan randen van dorpen, geeft de provincie in overweging nog eens na te gaan of ook voor bedrijven die in onmiddellijke nabijheid van een kern zijn gelegen een agrarisch bouwvlak van maximaal 1 hectare aanvaardbaar is, of dat zou moeten worden gekozen voor het bestemmen van de huidige omvang van het bedrijf en geen uitbreidingsmogelijkheden te bieden.
Commentaar: ons commentaar onder b hierboven geldt eveneens voor deze opmerking.
d. Voor agrarische schaalvergroting boven 1 hectare moet volgens de Nota 'Agrarische bouwblokken en landschap' de bouwblok op maat methode worden toegepast. Deze methode houdt in dat door middel van het voeren van keukentafelgesprekken met betrokkenheid van deskundigen aan de hand van ruimtelijke criteria wordt bekeken in hoeverre schaalvergroting in welke omvang in een concreet geval aanvaardbaar is. Het is bestendige praktijk dat hierover een bestuursovereenkomst tussen de gemeente en de provincie wordt afgesloten waarin procesafspraken worden gemaakt over de organisatie van keukentafelgesprekken, welke instantie als deskundige optreedt en de wijze waarop de schaalvergroting in het bestemmingsplan wordt geregeld. Bij schaalvergroting tot 2 hectare treedt stichting Libau als deskundige op.
Met de gemeente Ten Boer is nog geen bestuursovereenkomst over agrarische schaalvergroting gesloten.
Thans is een nieuwe omgevingsverordening in voorbereiding. Een ontwerp hiervan heeft inmiddels ter inzage gelegen. In de regels in dit ontwerp is de toepassing van de maatwerkmethode, de inschakeling van een deskundige en de wijze waarop de schaalvergroting in het bestemmingsplan wordt geregeld, juridisch geborgd. Deze regels komen in de plaats van het afsluiten van een bestuursovereenkomst over agrarische schaalvergroting.
Omdat in deze fase van de procedure anticipatie op de nieuwe verordening niet opportuun is, maar op zich geen bezwaar bestaat tegen agrarische schaalvergroting en een ieder gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding van het onderhavige bestemmingsplan voor het buitengebied, is de provincie bereid op korte termijn met u een bestuursovereenkomst over agrarische schaalvergroting af te sluiten.
Commentaar: inmiddels is de nieuwe omgevingsverordening in werking getreden. Het afsluiten van een bestuursovereenkomt is daarom niet meer aan de orde.
e. Op grond van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.4.1, lid i en artikel 4.6, onder a, van de planregels is het mogelijk dat voorzieningen voor mest- en veevoeropslag buiten de op de verbeelding aangewezen bouwvlakken worden opgericht. Voor de gemeente Ten Boer zijn door Gedeputeerde Staten geen nadere regels als bedoeld in artikel 4.19a, lid 9, van de verordening vastgesteld, op grond waarvan aan de gemeente de bevoegdheid wordt toegekend om mest- en veevoeropslag buiten het agrarisch bouwperceel mogelijk te maken. Gelet hierop is de afwijkingsbevoegdheid in artikel 4.4.1, lid i en artikel 4.6, onder a, van de planregels in strijd met artikel 4.19a, lid 7, van de verordening. Ik verzoek u daarom deze afwijkingsbevoegdheid te schrappen.
Commentaar: wij hebben deze mogelijkheid, zij het onderworpen aan gewijzigde voorwaarden, gehandhaafd in het ontwerpbestemmingsplan. Dit is conform de inmiddels in werking getreden nieuwe omgevingsverordening. Daarin is dit soort voorzieningen buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk mits daartoe een zorgvuldige ruimtelijke afweging is gemaakt. De bepalingen hieromtrent zijn nu in de planregels overgenomen.
4. Bosaanleg
Volgens artikel 4.25, lid 1, van de verordening is de aanleg van nieuw bos buiten de op kaart 6a Landschapswaarden van de verordening aangeduide bosontwikkelingszones uitgesloten.
In artikel 4.5. onder a, van de planregels is bepaald dat het gebruik van gronden voor houtteelt in strijd met de bestemming is. Ik verzoek u aan het strijdige gebruik toe te voegen de aanleg van nieuw bos.
Commentaar: aan het verzoek wordt voldaan.
5. Kleinschalig kamperen
Op grond van artikel 4.26 van de verordening is de aanleg van een kleinschalig kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf als nevenactiviteit toegestaan. In lid 2, onder a, van artikel 4.26 van de verordening is bepaald dat het plaatsen van kampeermiddelen buiten het agrarisch bouwperceel is toegestaan. Dit geldt dus niet voor gebouwen.
Op grond van artikel 4.4.1, onder c, van de planregels is de bouw van een sanitairgebouw voor een minicamping buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk. Deze bouwmogelijkheid is in strijd met de verordening. Ik verzoek u het plan aan te passen.
Commentaar: het plan is aangepast aan genoemde bepaling in de verordening.
6. Niet-agrarisch grondgebruik
a. Op grond van artikel 4.27, lid 1, van de verordening is nieuw ruimtebeslag en nieuwvestiging voor wonen in het buitengebied niet toegestaan.
Artikel 15.7 (bestemming Wonen - 1) en artikel 16.7 (bestemming Wonen -2) van de planregels bevat een wijzigingsbevoegdheid voor het op de verbeelding aangeven van nieuwe bouwvlakken. Hierin is niet bepaald dat nieuwvestiging of nieuw ruimtebeslag voor wonen is uitgesloten. Dit is in strijd met de verordening. Ik verzoek u de betreffende planregels aan te passen.
Commentaar: de planregels zijn op dit punt aangepast.
b. Volgens artikel 4.27, lid 4, van de verordening stelt het bestemmingsplan, onverminderd het bepaalde in artikel 4.27a, lid 2, regels ter bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van vrijgekomen en vrijkomende bebouwing en mag het bestemmingsplan niet voorzien in het vergroten van gebouwen, het oprichten van nieuwe gebouwen en het geheel of nagenoeg geheel veranderen van gebouwen.
In artikel 4.1, onder yy is bepaald dat onder vrijgekomen en vrijkomende bebouwing wordt verstaan gebouwen die na 14 december 1994 blijvend zijn of worden onttrokken aan het bedrijfsmatig gebruik waarvoor deze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd.
Gebouwen binnen het plangebied - over het algemeen boerderijen - die in de afgelopen jaren zijn vrijgekomen en voor wonen of bedrijvigheid in gebruik zijn genomen, hebben in het bestemmingsplan een 'standaard' woonbestemming gekregen. In de bouwregels bij deze bestemming zijn de ruimtelijk relevante kenmerken niet beschermd en is niet uitgesloten dat gebouwen worden vergroot, nieuwe gebouwen worden opgericht en gebouwen geheel of nagenoeg geheel worden veranderd. Dit is in strijd met het bepaalde daarover in artikel 4.27. lid 4, van de verordening.
Ik verzoek u voor gebouwen die na 14 december 1994 zijn vrijgekomen en voor wonen of bedrijvigheid worden gebruik een te onderscheiden bestemming te geven en hierop bouwregels van toepassing te laten zijn waarin het bepaalde in artikel 4.27, lid 4, van de verordening in acht is genomen.
Commentaar:
In de bestemmingen Bedrijf en Wonen-2 zijn dienaangaande relevante regels opgenomen.
Artikel 4.8 van de planregels bevat twee wijzigingsbevoegdheden op grond waarvan de bestemming Agrarisch kan worden gewijzigd naar de bestemming Wonen en de bestemming Bedrijf. In artikel 4.8, lid a, onder 5 en artikel 4.8, lid b, onder 1, is bepaald dat de uitwendige hoofdvorm van een als karakteristiek aangeduid hoofdgebouw (en eventuele karakteristieke bijgebouwen) gehandhaafd blijft, behoudens geringe uitwendige aanpassingen.
De beperking, dat deze voorwaarde alleen geldt voor als karakteristiek aangeduide gebouwen, is in strijd met artikel 4.27, lid 4, van de verordening. Het bepaalde in dit artikel geldt namelijk voor alle gebouwen, ook als ze niet karakteristiek zijn. Ik verzoek u de planregels op dit punt aan te passen.
Commentaar:
De planregels zijn op dit punt aangepast.
In artikel 4.8, lid a, onder 7 en artikel 4.8, lid b, onder 8, van de planregels is bepaald dat op de gewijzigde bestemming de regels van respectievelijk de bestemming Wonen en de bestemming Bedrijf van toepassing zullen zijn, waarbij in afwijking hiervan de bestaande bebouwing gehandhaafd mag blijven. Dit betekent dat in afwijking van het vereiste in artikel 4.27, lid 4, van de verordening, de ruimtelijk relevante kenmerken niet worden beschermd en niet wordt uitgesloten dat gebouwen worden vergroot, nieuwe gebouwen worden opgericht en gebouwen geheel of nagenoeg geheel worden veranderd. Ik verzoek u deze strijdigheid met de verordening op te heffen door de planregels aan te passen conform het bepaalde in artikel 4.27, lid 4, van de verordening.
In artikel 4.27, lid 6, is bepaald dat bestaande niet-agrarische bedrijven en bestaande maatschappelijk voorzieningen niet meer mogen uitbreiden dan 20% van de oppervlakte van de bestaande bebouwing en het bestaande bouwperceel zoals dat op 17 juni 2009 aanwezig was. Deze uitbreidingsmogelijkheid is eenmalig.
Hoe is deze eis in het bestemmingsplan geborgd?
Commentaar:
De eenmaligheid is vervallen in de nieuwe verordening en dus niet meer aan de orde.
7. Cultureel erfgoed
In artikel 4.27a, lid 1, van de verordening is bepaald dat de toelichting op een bestemmingsplan een inventarisatie en beschrijving bevat van de in het plangebied aanwezige karakteristieke gebouwen.
In paragraaf 4.3 van de plantoelichting is een lijst met adressen opgenomen waar zich karakteristieke panden en/of boerenerven bevinden. De toelichting op het plan bevat geen beschrijving hiervan.
Het is niet geheel duidelijk of u met deze adressenlijst heeft beoogd om te voldoen aan artikel 4.27a, lid 1, van de verordening. Ik verzoek u dit te verduidelijken.
Commentaar: inderdaad is deze lijst bedoeld om te voldoen aan genoemd artikel.
In artikel 4.27a, lid 2, van de verordening is bepaald dat een bestemmingsplan regels stelt ter bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van karakteristieke gebouwen en een verbod stelt om deze gebouwen zonder omgevingsvergunning te slopen. Aan u wordt de bevoegdheid toegekend om een omgevingsvergunning voor slopen te verlenen indien aan de voorwaarden die zijn opgesomd in artikel 4.27a, lid 2, van de verordening wordt voldaan. Het bestemmingsplan bevat geen regels als bedoeld in artikel 4.27a. lid 2, van de verordening die zijn gericht op bescherming van de ruimtelijk relevante kenmerken van karakteristieke gebouwen. Evenmin is in de planregels een omgevingsvergunningstelsel voor slopen opgenomen zoals vereist dit artikel. Daarmee is het plan in strijd met de verordening.
Ik verzoek u het bestemmingsplan in overeenstemming met de verordening te brengen.
Commentaar: in het ontwerpbestemmingsplan is een sloopregeling opgenomen voor karakteristieke gebouwen.
8. Reliëf, inversieruggen en laagten waterloop
In de oostelijke helft van het plangebied bevinden zich wierden, inversieruggen en laagten die met een waterloop samenhangen. In respectievelijk artikel 4.40, artikel 4.41 en artikel 4.43 van de verordening zijn regels gesteld die zijn gericht op bescherming van het reliëf. Deze regels betreffen in elk geval een verbod op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden.
In het bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de dubbelbestemming "Waarde - Landschap". In de specifieke gebruiksregels van deze bestemming in artikel 22.2 van de planregels ontbreekt het bovengenoemde verbod. Ik verzoek u dit verbod alsnog in de planregels op te nemen.
Commentaar: het verbod is opgenomen.
9. Bos- en natuurgebieden buiten de Ecologische Hoofdstructuur
Aan de westzijde van het dorp Ten Boer, langs de Rijksweg, ter hoogte van het Ten Boersterbos, bevindt zich een bosperceel. Dit bos is op kaart 4 Natuur van de verordening aangeduid als 'Overig bos- en natuurgebied'. Artikel 4.48 van de verordening bevat hiervoor een beschermende regeling.
In het bestemmingsplan is aan de betreffende gronden de bestemming Agrarisch toegekend. Met het oog op het bepaalde in artikel 4.48 van de verordening, verzoek ik deze bestemming te veranderen in de bestemming Bos.
Commentaar: het betreffende perceel is eigendom van Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer geeft aan dat het perceel een agrarische functie heeft en deze kan behouden. Bos- of natuurontwikkeling is hier voor de eigenaar niet aan de orde.