Plan: | Bestemmingsplan Dorpskern Ten Boer |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0009.BP022DorpskernTenB-vg01 |
Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
In de bebouwde omgeving van de dorpskern van Ten Boer zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de VNG in "Bedrijven en milieuzonering". Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving.
Op dit moment is er één bestaand bedrijf of inrichting met een hogere categorie in de dorpskern van Ten Boer. Het betreft Kuiper Tankstation aan de Stadsweg 75. Dit bedrijf valt onder categorie 3. Op dit moment veroorzaakt het hierboven genoemde bedrijf geen overlast voor de omgeving. Bij vertrek van het bedrijf (wellicht verplaatsing naar Dijkshorn) zal hiervoor in de plaats maximaal een categorie 1- of 2- inrichting zijn toegestaan. De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.
De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering"geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 van de Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding nodig of is het doen van enkel een melding verplicht.
Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.
Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:
Spoorweglawaai en industrielawaai komen in dit plangebied niet voor. In dit plangebied is alleen wegverkeerslawaai van belang. In en langs het plangebied liggen ontsluitingswegen zoals de Rijksweg (N360) en de Gaykingastraat. Deze wegen en de overige 50 kilometerwegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder.
De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor bestaande situaties. Bij nieuwe ontwikkelingen schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.
De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in het dorp Ten Boer is het wegverkeer.
De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor het dorp Ten Boer is berekend wat de hoogste concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke weg in het dorp Ten Boer, te weten: de Rijksweg (N360). Als uit de rekenresultaten blijkt dat de Rijksweg voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen, is het aannemelijk dat de overige minder drukke wegen ook voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.
Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De berekeningen zijn alleen uitgevoerd voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide en fijn stof, omdat alleen de normen voor deze twee stoffen nog op grote schaal worden overschreden. De jaargemiddelde norm voor beide stoffen is 40 ug/m3.
De berekeningen laten de volgende resultaten zien: in het jaar 2010 ligt de concentratie van stikstofdioxide rond de 21 ug/m3 en de concentratie van fijn stof rond de 16 ug/m3. In het jaar 2020 ligt de concentratie van stikstofdioxide rond de 13 ug/m3 en de concentratie van fijn stof rond de 14 ug/m3.
De onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van dit plan.
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB, 2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen .
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.
De Milieudienst heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het plangebied te maken heeft met een aantal risicobronnen. Deze bevinden zich zowel binnen het plangebied als in de omgeving. Het betreft de volgende bronnen:
Ligging van de risicobronnen in of nabij het plangebied Ten Boer Dorpskern
Verder bevinden zich geen risicobronnen in of nabij het plangebied.
Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).
Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van één of meerdere van de genoemde risicobronnen. De Milieudienst heeft een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de hoogte van het groepsrisico past binnen het bestaande wettelijke kader. De zogenaamde oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde, wordt niet overschreden. Voor meer informatie wordt verwezen naar de risico-inventarisatie. De rapportage maakt deel uit van het bestemmingsplan. Op basis van het bestemmingsplan vindt er geen wijziging plaats t.a.v. het groepsrisico. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie die als bijlage is toegevoegd.
De regionale brandweer heeft de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in dit kader onderzocht. Gebleken is dat bij een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N360 en de N993 in het plangebied een plasbrand en een explosie mogelijk zijn.
Uit beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt dat zowel het aspect bereikbaarheid als het aspect de bluswatervoorziening voldoende is. Uit de boordeling van de zelfredzaamheid blijkt dat in de invloedsgebieden in een enkel geval sprake is van verminderd zelfredzame personen, maar dat de ontvluchtings- en signaleringsmogelijkheden voldoende zijn. Hierdoor geven de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.
De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Met deze actualisering van het bestemmingsplan Dorpskern Ten Boer wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd. De functies in dit gebied betreffen voornamelijk de functies wonen en bedrijven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er mogelijk sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.
Bronverontreiniging
Binnen het plangebied bevinden zich twee locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. Deze twee locaties zijn gesaneerd. Verder zijn er geen locaties bekend waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. In onderstaande tabel zijn de gesaneerde locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.
Locaties met een ernstige bodemverontreiniging en uitgevoerde saneringen
Locatie code | Locatie naam | Beoordeling verontreiniging | Sanering uitgevoerd* | Zorg na sanering |
AA000900106 | Stadsweg 75 | Onbekend | ja | onbekend |
AA000900106 | Hendrik Westerstraat 5 | Ernstig geen urgentie bepaald | ja | - |
Voor Stadsweg 75 is navraag gedaan bij de gegevensbeheerder, de Provincie Groningen. Uit het dossier is onvoldoende duidelijk of de sanering is afgerond. Uit overleg met de gemeente Ten Boer blijkt dat de sanering goed is uitgevoerd en dat er geen nazorg van toepassing is.
Zorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen na sanering
1. bestemmingswijzigingen melden bij bevoegd gezag Wbb
2. leeflaag in stand houden
3. verharding in stand houden
4. monitoring grondwater
5. verbod graafactiviteiten
6. grondwateronttrekkingsysteem aanwezig
7. verbod op bouwwerkzaamheden
* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.
Diffuse verontreinigingen
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Ten Boer blijkt dat in de bodem ter plaatse van het plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van lood, zink, PAK-10 en EOX.
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de "Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem" in acht genomen te worden.