20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. wonen;
-
b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
-
c. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende
Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
d.
detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
e.
zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
f. voor de woningen aan de Riekele Prinsstraat en de Johan Dijkstrastraat geldt, in afwijking van het bepaalde onder f, dat ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' de gronden zijn bestemd voor zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, ook op de bovengelegen verdiepingen;
-
g. detailhandel, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
h.
horeca-3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie '3';
-
i.
horeca - 5, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 5';
-
j.
maatschappelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
-
k.
logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
-
l. wegen en paden;
-
m. parkeervoorzieningen;
-
n. groenvoorzieningen;
-
o. speelvoorzieningen;
-
p. water;
-
q. nutsvoorzieningen;
-
r.
additionele voorzieningen.
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de woonsituatie:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;
b. het straat- en bebouwingsbeeld:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
c. de verkeersveiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;
d. de sociale veiligheid:
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
e. de milieusituatie:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
e. het bepaalde in lid 20.2.2 onder b voor het binnen een op de kaart aangegeven gevellijn bouwen;
-
f. het bepaalde in lid 20.2.2 onder c voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
-
g. het bepaalde in lid 20.2.2 onder d voor vergroting van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 4 meter;
-
h. het bepaalde in lid 20.2.2 onder e voor het plat afdekken van de woningen;
-
i. het bepaalde in lid 20.2.2 onder f voor het bouwen van vrijstaande woningen;
-
j. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
-
k. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
-
l. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
-
m. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
-
1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
-
2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
-
4. een kap is toegestaan;
-
n. het bepaalde in lid 20.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
-
o. het bepaalde in lid 20.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
-
p. het bepaalde in lid 20.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
-
1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
-
2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
-
3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
-
4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
-
5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
-
q. het bepaalde in lid 20.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied tot maximaal 70m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
-
r. het bepaalde in lid 20.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied van vrijstaande woningen tot maximaal 100m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
20.4.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 20.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
a. de woonsituatie;
-
b. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de sociale veiligheid;
-
e. de milieusituatie;
-
f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het gestelde in 20.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
-
b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
-
c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor logies met ontbijt.
-
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen;
-
e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een
aan huis verbonden beroep;
-
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 20.1 is toegestaan.
20.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:
-
a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere;
-
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Het gestelde in lid 20.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.