Plan: | Buitengebied - Blijham, Turfweg 4 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0007.089953-ON01 |
3. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Gesloten gebied’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
het
agrarisch grondgebruik;
b.
de
uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden bedrijfsvoering;
c.
het wonen;
met daaraan ondergeschikt:
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het gesloten landschap, zoals omschreven in hoofdstuk 3.1 van de toelichting van dit bestemmingsplan;
e. wegen en paden;
f. kleinschalige duurzame energiewinning;
g. nutsvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen;
i. tuinen, erven en terreinen;
j. water;
met de daarbijbehorende:
k. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
l. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 1, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
m.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
bij een bedrijfswoning;
n.
silo’s
en bassins;
o.
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder silo’s en bassins.
3. 2.
Bouwregels
3. 2. 1. Voor het bouwen van de in
lid 3.1. sub k. en l. genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen en
bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a.
als
gebouw zullen uitsluitend worden gebouwd gebouwen ten behoeve van agrarische
bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering;
b.
een
gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c.
er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen
ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch bedrijf worden gebouwd;
d.
een
bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
e.
er
zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
f.
de
nokrichting van de gebouwen zal in overwegende mate de aanwezige opstrekkende
kavelrichting volgen en haaks staan op de Turfweg;
g.
de
afstand van gebouwen en overkappingen tot de weg zal ten minste 15,00 m
bedragen;
h.
de
goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5,50 m
bedragen;
i.
de
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 14,00 m
bedragen;
j.
de
goothoogte van bedrijfswoningen zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
k.
de
bouwhoogte van bedrijfswoningen zal ten hoogste 14,00 m bedragen;
l.
de
dakhelling van gebouwen zal ten minste 20° bedragen;
m.
de dakhelling van gebouwen zal ten hoogste 60°
bedragen.
3. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
c. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
e. de dakhelling van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 30° bedragen.
3. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
b. silo’s en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
c. er zullen geen reclamemasten worden gebouwd;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3. 3.
Ontheffing
van de bouwregels
3. 3. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a.
het
bepaalde in lid 3.2.1. sub e. en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt
gebouwd, mits:
1.
deze
ontheffing uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone
- ontheffingsgebied’;
2.
de
omvang van het bedrijf zodanig is dat sprake is van een structureel volwaardig
tweepersoonsbedrijf waarbij gelet op de aard, omvang en continuïteit op het
bedrijf permanent toezicht noodzakelijk is;
3.
de
oppervlakte van de tweede bedrijfswoning ten hoogste 150 m²
bedraagt;
4.
de
nokrichting van de gebouwen zal de aanwezige opstrekkende kavelrichting volgen
en in overwegende mate haaks staan op de Turfweg;
b.
het
bepaalde in 3.2.1. sub h. en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen
wordt verhoogd tot ten hoogste 6,50 m;
c.
het
bepaalde in 3.2.1. sub m. en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt
verhoogd tot ten hoogste 80°.
3. 3. 2. De in lid 3.3.1. sub b. en
c. genoemde ontheffingen kunnen uitsluitend worden verleend indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3. 4. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
3. 5. Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- het bepaalde in lid 3.4 sub c. en toestaan dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een minicamping, mits:
2. de minicamping landschappelijk wordt ingepast waarbij het kamperen zoveel mogelijk achter de gebouwen (woningen, boerderijen) in de directe nabijheid van de gebouwen wordt ingepast;
3. uitsluitend in de periode van 15 maart tot 1 november wordt gekampeerd;
4. het betreffende perceel goed bereikbaar is;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk karakter van het aangrenzende agrarische gebied.