direct naar inhoud van Artikel 20 Recreatie
Plan: Bestemmingsplan Bellingwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0007.030403-VG01

Artikel 20 Recreatie

 

20. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    standplaatsen voor kampeermiddelen;

b.    gebouwen ten behoeve van een kampeerboerderij;

c.    stacaravans;

d.    gebouwen, voor zover ten dienste van een kampeerterrein, ten be­hoeve van:

1.    een kantine;

2.    sanitaire voorzieningen;

3.    onderhoud en beheer;

ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gebouw’;

waarbij een goede landschappelijke inpassing van het kampeerterrein wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

e.    dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

f.     sport- en speelterreinen;

g.    (ontsluitings)wegen en paden;

h.    groenvoorzieningen;

i.      parkeervoorzieningen;

j.      nutsvoorzieningen;

k.    water;

l.      verhardingen;

m.   erven en terreinen;

n.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20. 2.    Bouwregels

20. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 20.1. sub b. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen.

20. 2. 2. Voor het plaatsen stacaravans gelden de volgende regels:

a.    het aantal stacaravans zal ten hoogste 25 bedragen;

b.    de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 40 m² bedragen;

c.    de bouwhoogte van een stacaravan zal ten hoogste 4,00 m bedragen.

20. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 20.1. sub d. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gebouw’;

b.    de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.

20. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

20. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveilig­heid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden na­dere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

20. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 20.2.3. sub a. en toestaan dat indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als ‘specifieke bouwaanduiding - gebouw’, gebouwen worden gebouwd, mits:

1.    de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen;

2.    de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 4,00 m zal bedra­gen;

3.    de afstand van een gebouw ten opzichte van woningen ten min­ste 50,00 m zal bedragen.

20. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden als standplaats voor meer dan 25 kam­peermiddelen;

b.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, zodanig dat de oppervlakte per standplaats minder bedraagt dan 100 m²;

c.    het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen voor de periode 1 november tot 15 maart;

d.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefe­ning van zelfstandige detailhandel;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabe­drijf;

f.     het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van perma­nente bewoning.

20. 6.    Aanlegvergunning

20. 6. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergun­ning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de vol­gende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.    het verwijderen van opgaande beplanting.

b.    het aanleggen en/of verharden van paden;

c.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

d.    het graven en/of dempen van watergangen en waterpartijen.

20. 6. 2. Het in lid 20.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c.    noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.

20. 6. 3. De in lid 20.6.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.