Plan: | Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01 |
16. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
ontsluitingswegen
en -straten;
b.
fiets-
en voetpaden;
c.
sloten,
bermen en beplanting;
d.
parkeervoorzieningen
en carpoolplaatsen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de
afwikkeling van het verkeer, alsmede de instandhouding van de natuurlijke en
landschappelijke waarden van wegbeplanting;
en mede bestemd voor:
e.
het
tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op
geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone -
industrie”;
f. het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de spoorweg, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - spoor”;
met daaraan ondergeschikt:
g.
geluidswerende
voorzieningen;
h.
nutsvoorzieningen;
i.
tuinen,
erven en terreinen.
16. 2.
Bouwregels
16. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 16.1.
mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
andere
bouwwerken, zoals wachtruimtes voor openbaar vervoer, stallingsruimten voor
(brom)fietsen, palen, masten, kunstobjecten en kunstwerken.
16. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 16.2.1.
genoemde andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
a.
de
bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 10 m bedragen;
b.
de
bouwhoogte van reclamemasten zal ten hoogste 6 m bedragen;
c.
de
bouwhoogte van kunstwerken zal ten hoogste 15 m bedragen;
d.
de
bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve
van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m
bedragen.
16. 3.
Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval
gerekend:
-
het
inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van de aangegeven
dwarsprofielen.
16. 4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
16. 4. 1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het
verwijderen van bomen en opgaande beplanting met een aaneengesloten lengte
groter dan 100 m.
16. 4. 2. Het bepaalde in lid 16.4.1. is niet van
toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a.
het
normale onderhoud betreffen;
b.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
16. 4. 3. De omgevingsvergunning zal slechts worden
verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en
landschappelijke waarden van de aanwezige wegbeplanting.
16. 5.
Wijzigingsbevoegdheid
16. 5. 1. Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die
zin dat:
a.
een
ander dwarsprofiel wordt aangegeven of een dwarsprofiel wordt verwijderd,
mits:
-
de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
de
bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Bedrijf - Nutsvoorzieningen’ voor
de bouw van transformatorhuisjes en gasdruk- en regelstations, mits:
1.
de
regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
2.
de
oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
3.
de
bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5 m zal bedragen;
c. de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” wordt aangegeven waarin een grotere bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt toegestaan, mits:
1.
de
bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
2.
deze
wijziging voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast.
16. 5. 2. Er
kan toepassing worden gegeven aan de in lid 16.5.1. bedoelde
wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan de bestaande natuurlijke en landschappelijke waarden van de wegbeplanting,
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.