Plan: | Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01 |
9. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
b.
het wonen;
en mede bestemd voor:
c.
het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting
van geluidsgevoelige objecten vanwege de spoorweg, ter plaatse van de
aanduiding “geluidszone - spoor”;
met daaraan ondergeschikt:
d.
wegen
en paden;
e.
kleinschalige
duurzame energiewinning;
f.
nutsvoorzieningen;
g.
water;
met de daarbijbehorende:
h. tuinen, erven en terreinen.
9. 2. Bouwregels
9. 2. 1. Op of in de gronden als bedoeld in lid 9.1.
mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
gebouwen
en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen;
alsmede:
b.
bedrijfswoningen;
c.
aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
d.
andere
bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen.
9. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 9.2.1. onder a
en b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde gebruiksgerichte paardenhouderij worden gebouwd;
b.
per
bestemmingsvlak zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
c.
de
oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de
bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste
de bestaande oppervlakte zal bedragen;
d. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)” zullen de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak ten hoogste de aangegeven hoogte respectievelijk het percentage bedragen.
9. 2. 3. Voor het bouwen van de in lid 9.2.1. onder c
genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende
regels:
a.
aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 4 m achter de naar de
weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden
gebouwd;
b.
de
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 75 m² bedragen, met dien verstande dat:
1.
de
gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het erf zal bedragen;
2.
de
gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en
aangebouwde overkappingen ten hoogste de oppervlakte van de bedrijfswoning zal
bedragen;
3.
de
gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande
overkappingen ten hoogste 50 m² zal bedragen;
c.
de
goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste
3 m bedragen;
d.
de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste
5 m bedragen;
e.
in
afwijking van het bepaalde in sub d geldt dat indien een vrijstaand bijgebouw
of een vrijstaande overkapping wordt voorzien van een plat dak, de bouwhoogte
ten hoogste 3 m zal bedragen;
f.
de
afstand van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaande overkapping tot een op hetzelfde
bouwperceel gelegen bedrijfswoning zal ten minste 1 m bedragen.
9. 2. 4. Voor het bouwen van de in lid 9.2.1. onder d
genoemde andere bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2 m zal bedragen;
b.
de
bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m bedragen.
9. 3. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval
gerekend:
a. het gebruik van de gronden en gebouwen voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manege-activiteiten met de daarbijbehorende horecadoeleinden;
c.
het
gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
d. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat;
e. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, zódanig de beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, met dien verstande dat deze oppervlakte niet meer bedraagt dan 75 m²;
f.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel,
anders dan in de vorm van productiegebonden detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte
groter dan 60 m²;
g.
het
gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag en verkoop van vuurwerk;
h. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.
9. 4. Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 9.3. onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5 m en 3 m zal bedragen.
9. 5. Wijzigingsbevoegdheid
9. 5. 1. Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:
a.
in een
bouwperceel een afwijkende afstand voor het bouwen van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen tot de naar de weg gekeerde gevel van een
bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt toegestaan, mits:
1.
de
afstand tot de naar de weg gekeerde gevel van een bedrijfswoning of het
verlengde daarvan ten minste 1 m zal bedragen;
2.
geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van
het gebied;
3.
de
geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende
voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b.
in een
aanduiding een grotere bouwhoogte voor het bouwen van andere bouwwerken wordt
aangegeven, mits:
1.
de
bouwhoogte ten hoogste 10 m zal bedragen;
2.
deze
wijziging voor reclamemasten tot ten hoogste 6 m zal worden toegepast;
c. de bestemming ‘Bedrijf - Paardenhouderij’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Voormalige boerderijpanden’, mits:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
4. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm wordt gehandhaafd.
9. 5. 2. Er kan toepassing worden gegeven aan de in
lid 9.5.1. bedoelde wijzigingsbevoegdheden indien hierdoor geen onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de
woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden.