direct naar inhoud van Artikel 37 Algemene wijzigingsregels
Plan: Stad Appingedam, deelplan agrarische gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0003.BPAPP10AGRARICHEGE-VA01

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

 

Het bestemmingsplan kan worden gewijzigd in die zin dat:

 

a.    enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de plaat­sing van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:

1.    de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een windturbine, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;

2.    de mast radiografisch noodzakelijk is;

3.    bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of bin­nen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de hoogte van de mast ten hoogste 30 m mag bedragen;

4.    bij plaatsing binnen de grenzen van een bouwperceel of bin­nen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming ge­legen aan een weg, een viaduct of een verkeersknoop­punt, de hoogte van de mast ten hoogste 15 m mag bedragen;

5.    het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag be­dragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;

 

b.    enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer" dan wel de bestemming “Verkeer” wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:

1.    deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en pa­den;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

c.    enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeer - Fiets- en voetpaden" dan wel de bestemming “Verkeer - Fiets- en voetpaden” wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:

1.    deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

d.    enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water - 2" dan wel de bestemming “Water - 2” wordt gewijzigd in enige be­stemming, mits:


1.    deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de inciden­tele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuur­vriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a., dan wel wordt toegepast ten behoeve van het deels dan wel geheel dempen en/of graven van grachten, die deel uitmaken van een boerenerf;

2.    deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast voor de Oosterwijtwerdermaar en de Groote Heekt;

3.    het deels dan wel geheel dempen en/of graven noodzakelijk is voor een herinrichting van het boerenerf als gevolg van een uitbreiding dan wel een herbouw van bebouwing binnen een gewijzigde situering;

4.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 van overeenkomstige toepassing zijn;

 

e.    de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;

 

f.     de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 4’ wordt aangebracht, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;

 

g.    de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Bedrijf - 2’, ‘Bos’, ‘Verkeer - Fiets- en voetpaden’, ‘Water - 2’ en/of ‘Wonen - E1’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Wonen - Landgoed’, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone - wijzigingsgebied 1”;

2.    na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels zoals opgenomen in bijlage 5, van overeenkomstige toepassing zijn;

3.    aan deze wijzigingsbevoegdheid niet eerder toepassing wordt gegeven dan nadat alle gronden ten behoeve van de landgoedontwikkeling zijn verworven;

4.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

5.    er sprake is van een gebied met een omvang van minimaal 5 hectare, waarvan minimaal 2,5 hectare wordt ingericht ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;

6.    er een landschappelijk inpassingsplan door de gemeenteraad is goedgekeurd waarin met name aandacht is besteed aan de inpassing in de landschapsstructuur, de aan­wezige waarden en de identiteiten van het gebied;

7.    voldaan wordt aan de uitgangspunten met betrekking tot de ontwikkeling van een landgoedstructuur langs het Dam­sterdiep, zoals opgenomen in de “Identiteitsvisie Damsterdiep (juni 2004)”;

8.    deze wijziging niet eerder zal worden toegepast dan nadat een ontheffing van Gedeputeerde Staten is verkregen op basis van de Provinciale Omgevingsverordening;

9.    de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie;

10.  geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.