direct naar inhoud van Bijlagen:
Plan: Programma Noordzee 2022-2027
Status: vastgesteld
Plantype: rijksstructuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMsv22PNZNWP3-3000

Bijlagen:

Bijlage 1 Programma van Maatregelen Kaderrichtlijn Mariene Strategie

De Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee 2022-2027 (deel 3), waarin het KRM-programma van maatregelen opgenomen staat, is als zelfstandig leesbare bijlage gepubliceerd bij dit Programma Noordzee.

Bijlage 2 Onderverdeling regimes opruimplicht

  Waterwet   Mijnbouwwet (nieuw)  
Pijpleiding en umbilicals (combi leiding/kabel)   Opruimen, tenzij de afweging van maatschappelijke kosten en baten, effecten op ruimtegebruik, milieueffecten en veiligheids¬aspecten van het laten liggen dan wel opruimen anders uitvalt. Dan kan de leiding blijven liggen, maar blijft er wel een inspectie- en onderhoudsplicht.   De norm is dat deze schoon en veilig worden achtergelaten, tenzij de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de eigenaar verplicht tot verwijdering. Opruiming kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als oude kabels en leidingen in de weg liggen bij ander gebruik van de zeebodem. In het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling zal worden opgenomen dat de staatssecretaris van EZK daartoe een afweging van belangen maakt aan de hand van een viertal criteria: de doelmatigheid van het gebruik van de ruimte, de gevolgen voor het milieu, de veiligheid en doelmatigheid van kosten. Van kabel- en leidingeigenaren zal worden gevraagd om bij het afmelden van een kabel of pijpleiding de benodigde informatie aan te leveren voor deze afweging. De staatssecretaris van EZK kan aldus in voorkomende gevallen de eigenaar alsnog verplichten een kabel of pijpleiding die buiten werking is gesteld, (gedeeltelijk) te verwijderen overeenkomstig een verwijderingsplan.  
Telecomkabels   Opruimplicht uit Waterwetvergunning en binnen de territoriale zee via telecomwet.    
Hoogspanningskabels   Opruimen, tenzij de afweging van maatschappelijke kosten en baten, effecten op ruimtegebruik, milieueffecten en veiligheidsaspecten van het laten liggen dan wel opruimen anders uitvalt. Dan kan de kabel blijven liggen, maar blijft er wel een inspectie- en onderhoudsplicht.    
Platforms   Er geldt altijd een opruimplicht voor een platform. Hiervoor geldt een bankgarantie.   Er geldt altijd een opruimplicht voor een platform. Deze kan uitgesteld worden indien een platform een andere functie krijgt, bijvoorbeeld als een CCS-injectieplatform.  
Overige objecten   In beginsel dienen alle installaties, constructies en objecten die worden gebruikt voor een activiteit na afloop van de vergunningstermijn te worden verwijderd. Hiervoor geldt een bankgarantie.    

Bijlage 3 Ontwerpcriterium afstand tussen scheepvaartroutes en windparken

Voor de ruimtereservering is het 'maatgevend schip' van belang. Afhankelijk van de route is het maatgevend schip 300 of 400 meter lang. De routes naar Amsterdam hebben bijvoorbeeld een maatgevend schip van 300 meter.

De grootste manoeuvre die een schip moet kunnen maken en waar dus ruimte voor moet zijn, is de zogenaamde rondtorn. Hiervoor zijn zes scheepslengtes nodig. Voor stuurboord is 0,3 NM extra uitwijkmanoeuvre nodig voordat een schip de rondtorn zal inzetten omdat het eerst zal proberen een rondtorn te vermijden. De totaal benodigde ruimte aan stuurboord is dan 0,3 NM + zes scheepslengtes. Bovendien is een veiligheidszone van 500 meter rond single objects (windturbines)

van kracht. In deze zone is op dit moment geen doorvaart mogelijk. De benodigde veilige afstanden voor scheepvaart zijn dan:

  • Bij schepen van 400m lengte: 1,87 NM aan stuurboord en 1,57 NM aan bakboord;
  • Bij schepen van 300m lengte: 1,54 NM aan stuurboord en 1,24 NM aan bakboord.

Voor de clearways, de verbindingsroutes tussen de formele routes, zijn deze afstanden in de breedte van het clearwaypad meegenomen. Voor ankergebieden en precautionary areas kunnen dezelfde veilige afstanden worden aangehouden als bij een verkeerscheidingsstelsel.

Bijlage 4 Ontwerpproces: afstand tussen mijnbouwlocaties en windparken

Het beleidsmatige uitgangspunt is dat zowel de winning van olie en gas en opslag van CO2 als productie van windenergie op de Nederlandse Noordzee kan plaatsvinden. Dit vraagt om vroegtijdig overleg wanneer deze activiteiten in ruimte en tijd in elkaars buurt komen. Het uitgangspunt is meervoudig ruimtegebruik, waarbij voornoemde activiteiten naast elkaar kunnen plaatsvinden.

De eigenschappen van een mijnbouw- of CCS-installatie (waaronder platforms), de ligging en vorm van een windpark en de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik zullen per locatie verschillen. Daarom moet per locatie en/of installatie de interactie tussen mijnbouw en/of CCS-installaties enerzijds en het betreffende windpark anderzijds, en de gevolgen daarvan voor onder andere de (helikopter)bereikbaarheid onderzocht worden. Hierover zal het ministerie van Economische Zaken en Klimaat voorafgaand aan de vaststelling van een ontwerp-kavelbesluit voor een windpark overleggen met de betrokken mijnbouw- en/of CCS-onderneming, met inachtneming van relevante aspecten vanuit vliegveiligheid en vanuit het belang van de toekomstige windparkexploitant. Andersom geldt dat mijnbouw- en/of CCS-ondernemingen bij mogelijke of voorgenomen nieuwe activiteiten en/of mogelijke of voorgenomen wijzigingen van bestaande activiteiten binnen in het Programma Noordzee aangewezen windenergiegebieden in overleg treden met het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en/of de betreffende (toekomstige) windparkexploitant.

De procedure voorafgaand aan de vaststelling van een ontwerp-kavelbesluit voor een windpark is:

  • In het ontwerpbesluit worden alle relevante belangen afgewogen.
  • Specifiek voor mijnbouw en/of CCS wordt, binnen de gebieden waar het nieuwe windpark kostenefficiënt gebouwd kan worden, gezocht naar locaties waar de ruimtelijke spanning met mijnbouw en/of CCS zo beperkt mogelijk is. Hierbij wordt rekening gehouden met de actuele status van de aanwezige prospects (zoals bekend bij EZK/TNO), bestaande mijnbouw- en CCS-installaties en aanwezige transportleidingen, alsmede geplande of redelijk te verwachten leidingentracés.
  • Indien de afstand van de locatie van de voorgenomen windkavel tot een bestaand mijnbouw- of CCS-platform kleiner is dan 5 NM of als deze kavel komt binnen de onderhoudscontour van een aanwezige transportleiding, dan zal worden afgestemd met de desbetreffende mijnbouw- of CCS-onderneming(en). Daarbij kan een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om met een aanvaardbare beperking van de (helikopter)bereikbaarheid van het mijnbouw- of CCS-platform ruimte te bieden voor de plaatsing van windturbines. Het uitgangspunt daarbij is maatwerk omdat elke situatie uniek is en met de betrokken mijnbouw- of CCS-onderneming(en) moet worden besproken.
  • Ten aanzien van de prospects zullen - op basis van alle bij het ministerie van EZK/TNO in bezit zijnde (vertrouwelijke) informatie - de locatie en voorwaarden van de voorgenomen windkavel zodanig worden vastgesteld dat toekomstige mijnbouwbelangen hierdoor zo min mogelijk worden aangetast.
  • Met individuele mijnbouwondernemingen die binnen 5 NM vanaf de locatie van de voorgenomen windkavel in het bezit zijn van een mijnbouw opsporings- of winningsvergunning, zal - mede met het oog op eventuele aanwezige prospects en werkplannen - bilateraal worden afgestemd.
  • Naast het hier beschreven 'maatwerk in ruimte' zullen tevens de mogelijkheden van 'maatwerk in tijd' worden meegenomen bij de afweging ten behoeve van een specifiek windkavel.
  • Inzet bij het vinden van de maatwerkoplossing is om gezamenlijk tot een voor alle partijen veilige en werkbare oplossing te komen. Indien in het voortraject met de betrokken mijnbouw- en/of CCS-onderneming(en) overeenstemming bereikt wordt over de maatwerkoplossing, dan zullen de desbetreffende voorschriften juridisch worden verankerd, bijvoorbeeld in het ontwerpbesluit.
  • Mocht overeenstemming in het voortraject met de betrokken mijnbouwonderneming niet mogelijk blijken, dan zal de minister voor Klimaat en Energie samen met de minister van Infrastructuur en Waterstaat (medebevoegd gezag), een ontwerpbesluit nemen over de locatie van en voorwaarden voor de specifieke windkavel. Bij dit besluit worden de belangen van enerzijds de locatie van het windpark en anderzijds de consequenties daarvan voor de betrokken mijnbouw- of CCS-onderneming afgewogen.

Bijlage 5 Checklist opruimplicht kabels en leidingen

Criterium   Checklist  
Ruimte   Ruimtebeslag incl. werk- en veiligheidszones  
  Versnippering vrije ruimte  
  Barrièrewerking  
  Hinder voor andere bestaande en toekomstige gebruiksfuncties  
Milieuconsequenties   Verstoring bodemecosysteem  
  Gevolgen waterkwaliteit  
  Vrijkomen gebiedsvreemde stoffen  
  Verstoring visfauna  
  Verstoring vogels en zeezoogdieren  
  Netto energieverbruik  
  Recycling en hergebruikmogelijkheden  
Veiligheid   In geval van opruimen:
risico's voor personeel en materieel tijdens verwijdering.  
  In geval van laten liggen:
risico's op blootspoelen, breuk, etc.;
risico's voor visserij;
risico's voor scheepvaart.  
Kosten   In geval van opruimen:
Saldo van opruim- en verwerkingskosten en evt. opbrengsten.  
  In geval van laten liggen:
schoonmaakkosten;
inspectiekosten;
aansprakelijkheidskosten;
extra kosten voor andere bestaande of toekomstige gebruiksfuncties als gevolg van veroorzaakte hinder.  

*Deze checklist geldt niet voor kabels voor windparken.