Plan: | Dijkverbetering Hagestein - Opheusden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0000.IMip12DijkverbHOP-3000 |
Het beveiligingsniveau tegen overstroming is wettelijk vastgelegd. Voor de dijkringen waar dit inpassingsplan betrekking op heeft geldt het volgende.
Binnen het plangebied voldoet zo'n 30 kilometer dijk niet aan deze veiligheidsnormen. Uitgangspunt bij deze beoordeling zijn nieuwe maatgevende waterstanden uit de PKB. Deze zijn hoger dan de waterstanden die zijn gehanteerd bij de vorige dijkverbetering. De dijk op het dijktraject Hagestein – Opheusden blijkt niet op alle plekken voldoende hoog en/of sterk te zijn. Hierdoor is de dijk op één of op een combinatie van verschillende faalmechanismen afgekeurd. Een faalmechanisme is het mechanisme waardoor een dijk kan bezwijken. Het betreft hoogte, binnenwaartse stabiliteit, buitenwaartse stabiliteit en piping. De faalmechanismen zijn hierna kort toegelicht.
Hoogte
Op sommige plekken is de dijk niet hoog genoeg om de veiligheid van de dijk bij hoogwater te garanderen. Er is dan sprake van het faalmechanisme hoogte. Het faalmechanisme kan zich op twee manieren manifesteren:
Uiteindelijk kan de dijk bezwijken vanwege de grote hoeveelheid water die binnendijks terecht komt en het binnentalud aantast.
Binnenwaartse en buitenwaartse stabiliteit
Bij het faalmechanisme macrostabiliteit bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en afschuift. Het kan gaan om binnenwaartse stabiliteit (aan de landzijde) of buitenwaartse stabiliteit (aan de rivierzijde). De macrostabiliteit van de dijk wordt bepaald door de vorm van het dijklichaam (geometrie) en de ondergrond.
Piping
Bij het faalmechanisme piping bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wegspoelt. Piping kan ontstaan bij (langdurig) hoge waterstanden. Als gevolg van het waterstandsverschil kan een kwelstroom ontstaan onder de dijk door. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende laag openbarsten. Vervolgens kunnen holle ruimtes ('pipes') ontstaan wanneer het water zanddeeltjes meevoert. Via de 'pipes' kan een open verbinding ontstaan tussen de rivier en het binnendijkse gebied, waarna de pipes snel in grootte toenemen. Op een gegeven moment kunnen de 'pipes' instorten en kan de dijk inzakken, waardoor het water over de kruin naar het binnendijkse gebied kan stromen.
De drie deeltrajecten kennen de volgende veiligheidsproblemen in de huidige situatie:
Veiligheidsprobleem | |||||||||
Deeltraject | Hoogte | stabiliteit binnenwaarts | stabiliteit buitenwaarts | piping | |||||
Hagestein-Fort Everdingen | x | x | x | ||||||
Fort Everdingen-Ravenswaaij | x | x | x | x | |||||
Rijswijk-Opheusden | x | x | x | x |
In de dijkverbeteringsplannen (deel 2) wordt per deeltraject gedetailleerd ingegaan op de locaties waar de faalmechanismen zijn aangetroffen.