direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijzigingsplan infrastructuur, landschap en tuinbouw Bommelerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wijzigingsplan infrastructuur, landschap en tuinbouw Bommelerwaard met identificatienummer NL.IMRO.9925.WPInfraenLandschap-VST1 van de provincie Gelderland;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 2 Van toepassing verklaring

De regels uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard, welke op 27 september 2017 door Provinciale Staten van de provincie Gelderland is vastgesteld, zijn van toepassing, met dien verstande dat:

  • a. artikel 3 uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wordt vervangen door Artikel 3 Agrarisch van dit wijzigingsplan;
  • b. artikel 4 uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wordt vervangen door Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw van dit wijzigingsplan;
  • c. artikel 10 uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wordt vervangen door Artikel 6 Verkeer van dit wijzigingsplan;
  • d. artikel 11 uit het Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard wordt vervangen door Artikel 7 Water van dit wijzigingsplan.
  • e. Artikel 5 Groen aan de regels van dit wijzigingsplan wordt toegevoegd
  • f. Bijlage 3 Locatie Passeerstroken aan de bijlagen bij de regels wordt toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gronden ten behoeve van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • e. gietwaterbassins ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • f. voorzieningen ten behoeve van natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • h. toegangswegen, overige paden en overig verblijfsgebied;

inclusief de daarbij behorende:

  • i. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van laden en lossen;
  • j. duurzame (energie)voorzieningen;
  • k. voorzieningen van openbaar nut;
  • l. teeltondersteunende voorzieningen zoals opgenomen in lid 3.2.3;
  • m. bermen en taluds.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

3.2.2 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. waterbassins zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing;
  • b. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 7 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen in het belang van de concentratie van bebouwing binnen het bouwvlak, de verkeersveiligheid alsmede de afhandeling van de bedrijfslogistiek op eigen erf, waaronder tevens parkeren is te verstaan.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik dan wel het laten gebruiken van de gronden als paardenbak;
  • b. het gebruik van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. het in werking hebben van een wkk-installatie op een afstand van minder dan:
    • 1. 50 m ten opzichte van de bebouwde kom;
    • 2. 30 m ten opzichte van (bedrijfs)woningen, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Fruitteeltbedrijven en boomgaarden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van nieuwe fruitteeltteeltbedrijven en boomgaarden, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de woningen van derden zodanig is dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  • b. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van een waterbassin ten behoeve van gietwater
  • b. de aanleg van een natuurlijke waterberging ten behoeve van retentiewater;
  • c. het aanleggen van (aarden) wallen met een hoogte van meer dan 1 m en het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 m;
  • d. de aanleg van in- en uitritten.
3.6.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 mag uitsluitend worden verleend indien

  • a. bij waterbassins grenzend aan de weg wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing;
  • b. bij natuurlijke waterbergingen wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van natuurlijke waterbergingen' zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing;
  • c. bij het aanleggen van aarden wallen met een hoogte van meer dan 1 m en het graven van vijvers en andere waterpartijen met een diepte van meer dan 1 m er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de waterhuishouding;
  • d. bij de aanleg van in- en uitritten:
    • 1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen;
    • 2. de in- of uitrit wordt aangesloten op een bedrijfsontsluitingsweg welke is opgenomen in Bijlage 2 Basiskaarten;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersafwikkeling, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' met dien verstande dat:
    • 1. aanduidingsvlakken die met elkaar verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie' geacht worden een aaneengesloten oppervlakte met bij elkaar behorende gebruiksmogelijkheden voor één bedrijf te vormen;
    • 2. bijbehorende voorzieningen zoals genoemd onder h tot en met q tevens buiten het aanduidingsvlak zijn toegestaan;
  • b. uitoefening van paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' met dien verstande dat bijbehorende voorzieningen zoals genoemd onder h tot en met q tevens buiten het aanduidingsvlak zijn toegestaan;
  • c. één bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. wonen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning' met dien verstande dat per aanduidingsvlak één woning is toegestaan;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. aan huis verbonden beroepen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;

inclusief de daarbij behorende:

  • h. agrarische gronden, met dien verstande dat het gebruik zich beperkt tot grasland en/of eenjarige gewassen, danwel het bestaande agrarische gebruik;
  • i. toegangswegen, overige paden en overig verblijfsgebied, niet zijnde ontsluitingswegen;
  • j. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen;
  • k. duurzame (energie)voorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. gietwaterbassins;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • o. bij het bedrijf behorende voorzieningen zoals silo's en warmteopslagtanks, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak 'glastuinbouw';
  • p. teeltondersteunende voorzieningen zoals opgenomen in lid 4.2.3 onder h;
  • q. bermen en taluds.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -paddenstoelenteelt' zijn gebouwen ten behoeve van de paddenstoelenteelt toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn bestaande gebouwen, zoals schuilgelegenheden, eveneens toegestaan;
  • d. de maatvoering van gebouwen mag de maten uit de navolgende tabel niet overschrijden:

Functie van een gebouw   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Kassen   geen beperking   9   geen beperking   geen beperking  
Gebouw ten behoeve van paddenstoelenteelt   7   12   geen beperking   geen beperking  
Bedrijfswoning   6,5   11  
geen beperking  
geen beperking  
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning en voormalige agrarische bedrijfswoning   3,5   6,5   geen beperking   100  
Voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'   6,5   11   600   geen beperking  
Voorzieningen van openbaar nut   geen beperking   4   geen beperking   25  

, met dien verstande dat aanduidingsvlakken die met elkaar verbonden zijn door middel van de aanduiding 'relatie' geacht worden een aaneengesloten oppervlakte met bij elkaar behorende bebouwing voor één bedrijf te vormen;

  • e. bedrijfswoningen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat deze tevens aansluitend aan het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' mogen worden gebouwd, mits de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 14 m bedraagt dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • f. bij herbouw van een voormalige agrarische bedrijfswoning mag het hoofdgebouw uitsluitend worden opgericht binnen 10 m van de bestaande zijgevel van het hoofdgebouw en, voor zover het bestemmingsplan grenst aan de bestemming 'Agrarisch - Tuinbouw', en de afstand van het hoofdgebouw tot de kas ten minste 14 m bedraagt;
  • g. bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen en voormalige agrarische bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden opgericht:
    • 1. op minimaal 3 m en maximaal 20 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de (voormalige agrarische) bedrijfswoning;
    • 2. binnen 10 m van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de (voormalige agrarische) bedrijfswoning;
  • h. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen onder de voorwaarde dat de bebouwing wordt geprojecteerd overeenkomstig de van deze regels deel uitmakende Bijlage 1 Landschappelijke inpassing.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van duurzame (energie)voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. waterbassins grenzend aan de weg zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing;
  • g. de volgende teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan:

Binnen het aanduidingsvlak 'glastuinbouw' / aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt   Buiten het aanduidingsvlak 'glastuinbouw' / aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt  
lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen  
lage permanente teeltondersteunende voorzieningen    
hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarde:
teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen zijn niet toegestaan  
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen    
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen in het belang van de concentratie van bebouwing binnen het bouwvlak, de verkeersveiligheid alsmede de afhandeling van de bedrijfslogistiek op eigen erf, waaronder tevens parkeren is te verstaan.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Vergroten bouwhoogte

Gedeputeerde Staten kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder e en lid 4.2 sub 4.2.3 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw of kas respectievelijk de bouwhoogte van mestvergistingsinstallaties, warmteopslagtanks en andere bouwwerken ten behoeve van een duurzame (energie)voorziening, met dien verstande dat:

  • a. dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. voorzien dient te worden in een goede landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • d. de ashoogte voor windturbines maximaal 20 m bedraagt en de maximale hoogte voor overige gebouwen en bouwwerken 15 m bedraagt.
4.4.2 Vergroten bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder e voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. voor percelen waarvan de oppervlakte gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  • b. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen.
4.4.3 Toevoegen van een agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder g, ten behoeve van het toevoegen van een eerste bedrijfswoning op de gronden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het een in werking zijnd agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfsomvang bij een grondgebonden bedrijf is ten minste volwaardig;
  • c. gedurende minimaal 1 aaneengesloten maand per jaar vinden bedrijfsactiviteiten plaats buiten de reguliere werktijden die redelijkerwijs niet ook binnen de reguliere werktijden kunnen worden uitgevoerd en/of er dient sprake te zijn van bedrijfsactiviteiten waarbij het uit het oogpunt van de bedrijfscontinuïteit noodzakelijk is om de gesteldheid van het gewas of het vee alle dagen van de week te bewaken of te controleren;
  • d. een positief advies is afgegeven door een onafhankelijke, agrarische deskundige.
4.4.4 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.3 onder h ten behoeve van de bouw en/of aanleg van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. Uitsluitend de volgende voorzieningen in aanmerking komen:
Binnen aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'   Buiten aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'  
teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met verschijningsvorm van kassen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' een maximaal oppervlak van 1.500 m2 is toegestaan   Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met de volgende beperkingen:

- max 2 ha
- containervelden max 4 ha  

  • b. de voorziening ten dienste staat van een actief bedrijf;
  • c. de betreffende gronden zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 50 m uit de bouwgrenzen (zijnde de aanduiding 'agrarisch bedrijf', de aanduiding 'glastuinbouw' respectievelijk de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt') van het betreffende bedrijf;
  • d. de voorziening noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en ter bescherming van het gewas;
  • e. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik, dan wel het laten gebruiken van gebouwen als binnenrijbaan;
  • b. het gebruik dan wel het laten gebruiken van de gronden als paardenbak;
  • c. het gebruik van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het aanduidingsvlak;
  • d. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. het gebruik dan wel het laten gebruiken van een niet aan de bedrijfswoning aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor mantelzorg;
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. het in werking hebben van een wkk-installatie op een afstand van minder dan 30 m ten opzichte van (bedrijfs)woningen, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning;
  • h. buitenopslag voor (het verlengde van) de voorgevellijn van de bedrijfswoning.
4.5.2 Aan huis verbonden beroep

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.6.1, niet meer bedragen dan 30 m² van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel.

4.5.3 Voorwaardelijke verplichting Veilingweg 12a te Velddriel

Voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, ten behoeve van het bouwen van een bedrijfsgebouw op het perceel aan Veilingweg 12a te Velddriel, zoals bedoeld in lid 4.2, dient een passeerhaven conform de afspraken die zijn opgenomen in Bijlage 3 te worden aangelegd en dient vervolgens in stand te worden gehouden.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Nevenactiviteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten bij een actief agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m² is toegestaan;
    • 2. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m² is toegestaan;
    • 3. de uitoefening van nevenactiviteiten dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning.
  • b. Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning geldt dat parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein.
4.6.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 onder e, ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen de gemeente Maasdriel;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de mantelzorgvoorziening weer verwijderd te worden.
4.6.3 Huisvesten tijdelijke arbeidskrachten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder f, voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de huisvesting mag plaatsvinden in (voormalige) bedrijfsbebouwing, bedrijfswoning of een woning aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning;
  • b. de arbeidskrachten zijn werkzaam op het bijbehorende agrarisch bedrijf;
  • c. er mogen maximaal 20 tijdelijke arbeidskrachten gehuisvest worden;
  • d. het minimale vloeroppervlak dient 12 m2 per arbeidskracht te zijn waarvan in een slaapvertrek minimaal 4 m2 per arbeidskracht aanwezig dient te zijn;
  • e. er dient een gezamenlijke buitenruimte aanwezig te zijn;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  • h. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven, woningen en andere functies);
  • i. bij de toepassing van de afwijking worden de bij of krachtens:
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde regels in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde regels in acht genomen;
    • 3. Bouwbesluit en de bouwverordening in acht genomen.
4.6.4 Wkk-installatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 ten behoeve van het in werking hebben van een wkk-installatie op kortere afstand van een woning dan aangegeven in 4.5.1 onder g, mits:

  • a. door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning, wordt voldaan aan de van toepassing zijnde geluidsnormen zoals vastgelegd in het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer';
  • b. de afstand tot de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 14 meter.
4.6.5 Fruitteeltbedrijven en boomgaarden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van fruitteeltteeltbedrijven en boomgaarden, met dien verstande dat:

  • a. de afstand tot de woningen van derden zodanig is dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd;
  • b. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van een waterbassin;
  • b. de aanleg van in- en uitritten.
4.7.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7.1 onder a mag uitsluitend worden verleend indien bij waterbassins grenzend aan de weg wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijke inpassing.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7.1 onder b:
    • 1. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen;
    • 2. de in- of uitrit wordt aangesloten op een bedrijfsontsluitingsweg welke is opgenomen in Bijlage 2 Basiskaarten;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersafwikkeling, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • b. paden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water,natuurvriendelijke oeverzones en watergangen;
  • d. overige voorzieningen van openbaar nut,

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

5.2.2 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 m voor palen en masten;
    • 2. 4 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en wandelpaden;
  • c. parkeerterreinen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;

inclusief de daarbij behorende:

  • e. voorzieningen van openbaar nut waaronder ondergrondse afvalcontainers;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • h. bermen en taluds.

Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste het bestaande aantal.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 15 m voor palen en masten;
    • 2. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, natuurvriendelijke oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van waterberging;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie,

met de bijbehorende voorzieningen zoals duikers, bruggen, bermen, beschoeiingen en paden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

7.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Wijzigingsplan infrastructuur, landschap en tuinbouw Bommelerwaard'.