direct naar inhoud van Regels
Plan: Tuinbouw Bommelerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPBommelerwaard-VST2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard met identificatienummer NL.IMRO.9925.IPBommelerwaard-VST2 van de provincie Gelderland;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan het buitengebied gerelateerde bedrijven
  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten en/of het leveren van goederen aan agrarische bedrijven, zoals het bewerken, vervoeren of verhandelen van agrarische producten en bedrijven die zich richten op een combinatie van agrarische- en zorgfuncties;
  • bedrijven gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven, die door hun aard of activiteiten functioneel zijn verbonden aan het buitengebied, bijvoorbeeld vanwege het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden;
1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit in de woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend. Detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel en internetwinkel, behoort niet tot een aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit;

1.7 aan huis verbonden beroep:

het in een woning en/of de daarbij bijbehorende gebouwen beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, zulks met behoud van de woonfunctie als hoofdfunctie van de betreffende woning;

1.8 achtergevel:

de van de openbare weg en/of fiets- en voetpad afgekeerde gevel van een gebouw;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen;

1.10 agrogerelateerde bedrijvigheid

bedrijven die hoofdzakelijk zijn gericht op het leveren van diensten en goederen aan de land- en tuinbouwsector;

1.11 bebouwde kom:

deel van een gemeente dat door het bevoegd gezag is aangewezen als bebouwde kom ex artikel 27 Wegenwet;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de verblijfsrecreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, die bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 bestaand:
  • ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • ten aanzien van gebruik:
    het legale gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 dak:

een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dijkwoning:

woning gelegen op een dijktalud;

1.28 duurzame energievoorziening:

een voorziening voor het opwekken van energie uit duurzame energiebronnen, zoals windkracht, waterkracht, zonlicht en biomassa. Onder een duurzame energievoorziening wordt onder meer verstaan windturbines en -wokkels, zonnecollectoren en -panelen;

1.29 eenmalig:

binnen de looptijd van het plan zoals bedoeld in artikel 3.1, tweede lid Wro, in één of

meerdere fasen;

1.30 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen. Onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.31 extensieve recreatiepunten:

voorzieningen of bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van extensieve dagrecreatie, zoals het gebruik van bedrijfsruimten voor natuureducatie, visvijver, fietsen- en kanoverhuur, boerengolf en het proeven van streekproducten op de boerderij;

1.32 extensieve verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie gericht op verblijf buiten de eigen woning, waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt in een recreatief nachtverblijf en waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn kampeerboerderijen, pensions en bed and breakfast;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van een glasopstand van minimaal 2.500 m²;

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de grond in de directe omgeving van het bedrijf en waarover het bedrijf beschikt bij de bedrijfsvoering;

1.36 herstructureringsopgave tuinbouw Bommelerwaard

voor zover het betreft gebieden die krachtens dit plan als 'overige zone - intensiveringsgebied', dan wel 'overige zone - reserveconcentratiegebied' zijn aangewezen:

  • het bieden van economische toekomstmogelijkheden aan de glastuinbouw en de paddenstoelenteelt in de vorm van volwaardige bedrijfsvestigingen, dan wel volwaardige glastuinbouwontwikkelingen;
  • het versterken van de leefbaarheid;
  • het versterken van de bestaande ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten;

1.37 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.38 horeca

horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • 1. categorie 1:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs;
  • 2. categorie 2:
    vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak logies en/of maaltijden worden aangeboden en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • 3. categorie 3:
    vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar mogelijk kleinere etenswaren worden verstrekt, zoals broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafés;
1.39 huishouden:

een zelfstandig(e), dan wel samenwonend(e), persoon of groep van personen waarbij sprake is van onderlinge sociale verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.40 internetwinkel

winkel waarbij goederen via het internet te koop worden aangeboden, met dien verstande dat er geen uitstalling ten behoeve van de verkoop plaatsvindt en er geen showroom en/of verkoopruimte aanwezig is;

1.41 kampeermiddel:
  • 1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • 2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voorzover de onder 1 en 2 bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.42 kap:

een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;

1.43 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken en telen van gewassen;

1.44 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door één of meer personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.45 mestfermentatie:

omzetting van organisch materiaal door gisting anders dan voor energieopwekking;

1.46 nevenactiviteit:

een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling van het inkomen van de agrariër, waarbij de activiteit in ruimtelijk, functioneel en economisch opzicht ondergeschikt blijft aan het aanwezige agrarische bedrijf;

1.47 ondergeschikte detailhandel:

op de eindgebruiker gerichte verkoop, welke bedrijfsactiviteit ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.48 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.49 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.50 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde van één bouwlaag dat dient ter overdekking en dat met maximaal twee wanden, al dan niet behorende tot de eigen constructie, is omgeven;

1.51 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.52 paddenstoelenteelt:

paddenstoelenteelt zonder mestfermentatie;

1.53 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en die betreedbaar en afsluitbaar is;

1.54 parkeervoorziening:

stallingsgelegenheid voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van garages;

1.55 peil:
  • voor gebouwen grenzend aan een weg, de kruin van de weg ter plaatse van het gebouw;
  • voor dijkwoningen: de bestaande gemiddelde hoogte van het maaiveld op het punt waar deze grenst aan de gevel die is gericht naar de weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.56 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.57 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.59 silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere (bulk)stoffen;

1.60 teeltondersteunende voorzieningen:

gebouwde of aangelegde voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

welke als volgt kunnen worden onderscheiden:

  • lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Waaronder in ieder geval folies en lage tunnels zijn begrepen;
  • lage permanente teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot en met 1,5 meter hoogte ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Waaronder in ieder geval containerteelt is begrepen;
  • hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een tijdelijke teeltbehoefte met een maximum van 6 maanden. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: wandel- en regenkappen, menstoegankelijke tunnels en hagelnetten;
  • hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen:
    teeltondersteunende voorzieningen tot een hoogte van maximaal 6 meter ter voldoening aan een jaarrond behoefte. Hieronder zijn in ieder geval begrepen: ondersteunende kassen, stellingen;
  • overige teeltondersteunende voorzieningen:
    voorzieningen tot een hoogte van 6 meter als vraatnetten en boomteelthekken bestaande uit een permanente constructie waar tijdelijk netten overheen geplaatst kunnen worden;
1.61 tijdelijke arbeidskracht

een arbeidskracht die maximaal 5 maanden aaneengesloten werkzaam is op een bedrijf;

1.62 verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.63 vloeroppervlak:

de gecumuleerde oppervlakte, buitenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen;

1.64 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat een arbeidsinzet en -behoefte heeft van tenminste één mensjaar;

1.65 volwaardige bedrijfsvestiging

een glastuinbouwbedrijf met een minimaal kasoppervlak van 2 hectare, waarvan de breedte ten minste 100 m bedraagt, dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf met een minimale kavelgrootte van 1 hectare;

1.66 volwaardige glastuinbouwontwikkeling

een glastuinbouwbedrijf met een kasoppervlak minder dan 2 ha en dat een arbeidsinzet en -behoefte heeft van tenminste één mensjaar;

1.67 voorgevel

de naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door bevoegd gezag aan te wijzen gevel;

1.68 voorgevelrooilijn
  • a. de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde aanduidingsgrens of bouwgrens, met dien verstande dat indien een aanduiding of perceel gekeerd is naar meerdere wegen of openbare ruimtes, de aanduidingsgrens of bouwgrens van toepassing is die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt; danwel
  • b. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo gelijkmatig mogelijk beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; danwel
  • c. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a of b bedoeld aanwezig: een lijn evenwijdig aan de as van de weg waarvan de afstand tot de weg ten minste de afstand bedraagt zoals opgenomen in profiel C-C' van de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Landschappelijke inpassing;
1.69 voormalige agrarische bedrijfswoning

een woning als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.70 voorzieningen van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.71 vrijstaand:

bouwwijze waarbij de hoofdmassa van een woning niet begrensd is door scheidingsmuren van andere hoofdmassa's;

1.72 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie, en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten;

1.73 wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan;

1.74 wkk-installatie:

warmtekrachtkoppelingsinstallatie bestaande uit een generator die het mogelijk maakt de bij de opwekking van elektriciteit vrijgekomen warmte te benutten;

1.75 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.76 wooneenheid:

een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting

van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 lengte, breedte en diepte bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • c. uitoefening van een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt';
  • d. tuincentrum/kwekerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • e. wonen in het kader van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf danwel een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. wonen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf danwel een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning';
  • g. nevenactiviteiten in de vorm van aan het buitengebied gerelateerde bedrijven;
  • h. kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden zijn gelegen in de gemeente Maasdriel;
    • 2. sprake is van een actief volwaardig agrarisch bedrijf;
    • 3. kampeermiddelen uitsluitend geplaatst mogen worden in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • 4. maximaal tien mobiele kampeermiddelen met een niet-permanent karakter zijn toegestaan;
    • 5. de kampeermiddelen uitsluitend mogen worden geplaatst binnen het bouwvlak of direct daaraan grenzend;
    • 6. de kampeermiddelen op minimaal 10 m van de weg geplaatst moeten worden,
  • i. aan huis verbonden beroepen;
  • j. extensieve dagrecreatie;
  • k. voet- en fietspaden;
  • l. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;

inclusief de daarbij behorende:

  • m. agrarische gronden;
  • n. toegangswegen, overige paden en overig verblijfsgebied;
  • o. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van laden en lossen;
  • p. duurzame (energie)voorzieningen;
  • q. voorzieningen van openbaar nut;
  • r. gietwaterbassins ten behoeve van bedrijven zoals genoemd in lid 3.1 onder b, met dien verstande dat bestaande waterbassins eveneens zijn toegestaan;
  • s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
  • t. een uitbreiding van maximaal 20% van de bedrijfsmatige activiteiten als genoemd onder b alsmede opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'glastuinbouw' met dien verstande dat opslag niet is toegestaan vóór (het verlengde van) de voorgevel van bedrijfsgebouwen.
  • u. bij het bedrijf behorende voorzieningen zoals silo's en warmteopslagtanks, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak glastuinbouw;
  • v. teeltondersteunende voorzieningen zoals opgenomen in lid 3.2.3;

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en gebouwen zoals bedoeld in sub b en c, mogen uitsluitend achter de bedrijfswoning, indien een bedrijfswoning aanwezig is, en binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat bestaande bedrijfsgebouwen gesitueerd voor of naast de bedrijfswoning, dan wel gesitueerd buiten het bouwvlak, zijn toegestaan;
  • b. kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de totale oppervlakte van de kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen eenmalig met ten hoogste 20% van het aanduidingsvlak mag worden vergroot, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak;
    • 2. de afstand tot een woning op een aangrenzend perceel na de uitbreiding meer bedraagt dan 14 m;
    • 3. voor het perceel aan de Paradijsweg/Walderweg (zonder huisnummer) in afwijking van het bepaalde in sub b onder 1, geldt dat uitbreiding van kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen niet is toegestaan buiten het aanduidingsvlak;
  • c. gebouwen ten behoeve van de paddenstoelenteelt zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt';
  • d. de maatvoering van gebouwen mag de maten uit de navolgende tabel niet overschrijden:


Functie van een gebouw  
Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte
in m²  
Agrarisch bedrijfsgebouw   Gemeente Zaltbommel: 6
Gemeente Maasdriel: 6,5  
12      
Kassen     9      
Gebouw ten behoeve van paddenstoelenteelt   6,5   12      
Bedrijfswoning   6,5   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9   Gemeente Maasdriel: 750    
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en voormalige agrarische bedrijfswoningen   3,5   6,5     100  
voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning'   6,5   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9   Gemeente Zaltbommel: 750
Gemeente Maasdriel: 600  
 
tuincentrum/kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum'   6,5   12     1300  
Voorzieningen van openbaar nut     4     25  

  • e. in afwijking van het bepaalde onder d, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • f. bedrijfswoningen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat deze tevens direct aansluitend aan het aanduidingsvlak mogen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de voorwaarde dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 14 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, dan wel bij een glastuinbouwbedrijf binnen of direct aansluitend aan de aanduiding 'glastuinbouw' of bij een paddenstoelenteeltbedrijf binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' gelden de volgende regels:
    • 1. lage tijdelijke, lage permanente en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van duurzame (energie)voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 m bedragen in de gemeente Zaltbommel en niet meer dan 20 m in de gemeente Maasdriel;
    • 5. de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestopslagen mag niet meer dan 3 m bedragen in de gemeente Zaltbommel en niet meer dan 6 m in de gemeente Maasdriel;
    • 6. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
    • 7. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak dan wel aanduidingsvlak gelden de volgende regels:
    • 1. waterbassins zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing;
    • 2. lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 4. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 7 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen in het belang van de afhandeling van de bedrijfslogistiek op eigen erf, waaronder tevens parkeren is te verstaan.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Overschrijding van bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak waarbij de oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 20 % van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het bouwvlak gelegen gebouwen zijn niet in gebruik voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten;
  • b. de totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt na de uitbreiding niet meer dan 1,5 ha;
  • c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond door een onafhankelijke agrarische deskundige en de oppervlakte van het bestaande bouwvlak bedraagt ten minste 0,5 ha;
  • d. de omliggende waarden en functies worden niet in onevenredige mate aangetast respectievelijk belemmerd.
3.4.2 Vergroten bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.2 onder d voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. voor percelen waarvan de oppervlakte gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  • b. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen.
3.4.3 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van melkstallen, materialenbergingen en schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het is redelijkerwijs niet mogelijk deze voorzieningen binnen het bouwvlak op te richten;
  • b. er moet sprake zijn van een agrarisch bedrijf met een bouwvlak met een oppervlakte van minimaal 0,5 ha;
  • c. deze voorziening is noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bebouwde oppervlakte voor deze voorzieningen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 75 m2 in de gemeente Maasdriel en 25 m2 in de gemeente Zaltbommel;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting van de landschappelijke of cultuurhistorische waarden plaats;
  • g. er mag geen aantasting van de waterhuishoudkundige situatie optreden met betrekking tot de waterkwantiteit en -kwaliteit.
3.4.4 Toevoegen van een agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.2 onder f, ten behoeve van het toevoegen van een eerste bedrijfswoning op de gronden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan;

  • a. er dient te zijn aangetoond dat het een in werking zijnd agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfsomvang bij een grondgebonden bedrijf dient in Zaltbommel minimaal gelijk te zijn aan één maal een volwaardig agrarisch bedrijf en in Maasdriel minimaal aan 1,5 maal een volwaardig agrarisch bedrijf; de bedrijfsomvang bij een glastuinbouwbedrijf dient minimaal gelijk te zijn aan twee maal een volwaardige glastuinbouwontwikkeling; de bedrijfsomvang bij een paddenstoelenteeltbedrijf dient minimaal gelijk te zijn aan twee maal een volwaardige bedrijfsvestiging;

Tevens dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • gedurende minimaal 1 aaneengesloten maand per jaar vinden bedrijfsactiviteiten plaats buiten de reguliere werktijden die redelijkerwijs niet ook binnen de reguliere werktijden kunnen worden uitgevoerd en/of er dient sprake te zijn van bedrijfsactiviteiten waarbij het uit het oogpunt van de bedrijfscontinuïteit noodzakelijk is om de gesteldheid van het gewas of het vee alle dagen van de week te bewaken of te controleren;
  • een positief advies is afgegeven door een onafhankelijke, agrarische deskundige.

3.4.5 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.3 ten behoeve van de bouw of aanleg van teeltondersteunende voorzieningen met dien verstande dat:

  • a. Uitsluitend de volgende voorzieningen in aanmerking komen:

Binnen het bouwvlak/aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'   Buiten het bouwvlak/aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'  
Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
- maximaal 2 ha;
- containervelden maximaal 4 ha  
Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen   Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:
- wandelkappen maximaal 2 ha en uitsluitend ten behoeve van grondgebonden teelten;
- teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen zijn niet toegestaan.  

  • b. de voorziening ten dienste staat van een actief fruitteelt- of tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
  • c. de betreffende gronden zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 50 m uit de bouwgrenzen (zijnde het bouwvlak, de aanduiding 'glastuinbouw' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' van het betreffende bedrijf);
  • d. de voorziening noodzakelijk is voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  • e. het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden aangetast respectievelijk belemmerd.

3.4.6 Mestopslag en silo's
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a ten behoeve van het direct aansluitend aan het bouwvlak bouwen van:
    • 1. ten hoogste 1 bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1.000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
    • 2. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m.

  • b. Voor de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, geldt dat:
    • 1. de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
    • 2. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies;
    • 3. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik dan wel het laten gebruiken van gebouwen als binnenrijbaan;
  • b. het gebruik dan wel het laten gebruiken van de gronden buiten het bouwvlak én niet direct aansluitend aan de aanduiding 'glastuinbouw' of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' als paardenbak;
  • c. het gebruik van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak;
  • d. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een bedrijfswoning, voormalige (agrarische) bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. het gebruik dan wel het laten gebruiken van een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor mantelzorg;
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. het in werking hebben van een wkk-installatie op een afstand van minder dan:
    • 1. 50 m ten opzichte van de bebouwde kom;
    • 2. 30 m ten opzichte van (bedrijfs)woningen, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning.
3.5.2 Aan huis verbonden beroep

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 3.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.6.1, niet meer bedragen dan 30 m2 van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken op het betreffende bouwperceel.

3.5.3 Nevenactiviteiten

Per agrarisch bedrijf mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen, met een maximum van 350 m² binnen de gemeente Zaltbommel en een maximum van 250 m2 binnen de gemeente Maasdriel, worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten zoals bedoeld in lid 3.1 onder g.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder d, teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • c. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • e. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • f. het gezamenlijke gebruiksoppervlak ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep, als bedoeld in sublid 3.5.2, mag maximaal 30 m² bedragen.
3.6.2 Wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder e, ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een bedrijfswoning, op de gronden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' met dien verstande dat:

  • a. het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
  • c. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.6.3 Overige nevenactiviteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub g en h en 3.5.3 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten bij een actief agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. kleinschalig kamperen in de gemeente Zaltbommel is toegestaan tot maximaal 15 mobiele kampeermiddelen op het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, en onder de voorwaarde dat zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. kleinschalig kamperen in de gemeente Maasdriel is toegestaan tot maximaal 25 mobiele kampeermiddelen op het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
    • 3. extensieve verblijfsrecreatie binnen gebouwen is toegestaan, zoals kampeerboerderij en bed & breakfast;
    • 4. horeca van categorie 3 ten dienste van extensieve dagrecreatie is toegestaan, zoals een theetuin;
    • 5. extensieve recreatiepunten zijn toegestaan;
    • 6. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m² is toegestaan;
    • 7. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m² is toegestaan;
    • 8. zorg, zoals een zorgboerderij en kinderdagopvang is toegestaan;
    • 9. stalling van caravans, boten e.d. is toegestaan.

  • b. Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende regels:
    • 1. voor zover de nevenactiviteiten binnen gebouwen plaatsvinden, mag niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt;
    • 2. bij de afweging worden in ieder geval de milieuhygiënische belangen betrokken;
    • 3. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
3.6.4 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1 onder e, ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen de gemeente Maasdriel;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de mantelzorgvoorziening weer verwijderd te worden.
3.6.5 Huisvesten tijdelijke arbeidskrachten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder f, het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de huisvesting mag plaatsvinden in voormalige bedrijfsbebouwing of een (voormalige agrarische) bedrijfswoning;
  • b. de arbeidskrachten zijn werkzaam op het bijbehorende agrarisch bedrijf;
  • c. er mogen maximaal 20 tijdelijke arbeidskrachten gehuisvest worden;
  • d. het minimale vloeroppervlak dient 12 m2 per arbeidskracht te zijn waarvan in een slaapvertrek minimaal 4 m2 per arbeidskracht aanwezig dient te zijn;
  • e. er dient een gezamenlijke buitenruimte aanwezig te zijn;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  • h. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven, woningen en andere functies);
  • i. bij de toepassing van de afwijking worden de bij of krachtens:
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde regels in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde regels in acht genomen;
    • 3. Bouwbesluit en de bouwverordening in acht genomen;
    • 4. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde regels in acht genomen.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • de aanleg van een waterbassin ten behoeve van gietwater
  • de aanleg van een natuurlijke waterberging ten behoeve van retentiewater
3.7.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 mag uitsluitend worden verleend indien

  • bij waterbassins grenzend aan de weg wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing 
  • bij natuurlijke waterbergingen wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van natuurlijke waterbergingen' zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing 
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Algemene afwegingscriteria

Voor elke wijziging krachtens dit artikel geldt dat in de afweging de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden de volgende criteria in acht genomen:

  • a. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie);
  • b. de infrastructuur moet berekend zijn op het verkeersaanbod, met inbegrip van de vergroting van de verkeersaantrekkende werking die van de wijziging uitgaat;
  • c. de bedrijfslogistiek, waaronder laad- en losactiviteiten en parkeren zijn te verstaan, moet geheel op eigen erf worden afgewikkeld, dan wel plaatsvinden;
  • d. de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen en over het spoor en met betrekking tot gasleidingen dienen in acht te worden genomen;
  • e. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens,
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde regels in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde regels in acht genomen;
    • 3. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde regels in acht genomen.

3.8.2 Vergroten aanduiding 'glastuinbouw'

Gedeputeerde Staten kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het vergroten van de aanduiding 'glastuinbouw', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het betreft gronden aansluitend aan de aanduiding 'glastuinbouw' zoals aanwezig op de adressen genoemd in de onderstaande tabel 'Solitaire glastuinbouwbedrijven';
  • de uitbreiding, inclusief de in artikel 3.2.2 sub b voorgeschreven en toegestane eenmalige uitbreiding van 20%, bedraagt maximaal het oppervlakte zoals in onderstaande tabel per adres is opgenomen;
  • het gestelde in dit artikel wordt van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • voldaan wordt aan de eisen van landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing.

Tabel Solitaire glastuinbouwbedrijven  
Adres   Maximaal toegestane uitbreiding kassen en/of bijbehorende bedrijfsgebouwen  
Harenseweg 22, Hedel   4,6 ha  
Paradijsweg 3, Kerkwijk   1,7 ha  
Nieuwe Tijningen 88-90, Zaltbommel   2 ha  
Appelweg 7, Brakel   2 ha  
Groenesteeg 6-8, Brakel   3 ha  
Maarten van Rossumweg 29b   2,5 ha, onder voorwaarde dat de kassen en overige bedrijfsbebouwing aan de Dorpsweg 5 worden gesloopt  


3.8.3 Verschuiven en/of vergroten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak tot een oppervlakte na vergroting van maximaal 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:

  • a. het gestelde in dit artikel van overeenkomstige toepassing wordt verklaard;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond;
  • c. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
  • d. als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen;
  • e. omliggende functies door de wijziging niet onevenredig worden belemmerd en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • f. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld.

Artikel 4 Agrarisch - Tuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Tuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  • b. uitoefening van een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens agrogerelateerde bedrijvigheid is toegestaan;
  • c. grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • d. wonen in het kader van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf danwel een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ;
    • 1. wonen, al dan niet in het kader van de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, danwel een glastuinbouwbedrijf dan wel een paddenstoelenteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning';
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. aan huis verbonden beroep;
  • g. bed & breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • h. een schakelstation ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • i. gasdrukmeet- en regelstations ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - nutsvoorziening 1';
  • j. stro-opslag, anders dan ten behoeve van de bedrijfsuitoefening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.
  • k. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;

inclusief de daarbij behorende:

  • l. agrarische gronden, met dien verstande dat het gebruik zich beperkt tot grasland danwel het bestaande agrarische gebruik;
  • m. toegangswegen, overige paden en overig verblijfsgebied, niet zijnde ontsluitingswegen;
  • n. parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het laden en lossen;
  • o. duurzame (energie)voorzieningen;
  • p. voorzieningen van openbaar nut;
  • q. gietwaterbassins;
  • r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • s. een uitbreiding van maximaal 10% van de bedrijfsmatige activiteiten als genoemd onder a en b alsmede opslag ten behoeve van de bedrijfsuitoefening aansluitend aan de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'glastuinbouw' of 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' met dien verstande dat opslag niet is toegestaan vóór (het verlengde van) de voorgevel van bedrijfsgebouwen;
  • t. bij het bedrijf behorende voorzieningen zoals silo's en warmteopslagtanks, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak glastuinbouw;
  • u. teeltondersteunende voorzieningen zoals opgenomen in artikel 4.2.3 onder h;

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. kassen en bijbehorende bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan, met dien verstande dat de oppervlakte van kassen en/of bedrijfsgebouwen eenmalig met ten hoogste 10% van het aanduidingsvlak mag worden vergroot direct aansluitend aan het aanduidingsvlak 'glastuinbouw', waarbij de afstand tot een woning op het aangrenzende perceel na de uitbreiding minimaal 14 m dient te bedragen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch -paddenstoelenteelt' zijn gebouwen ten behoeve van de paddenstoelenteelt toegestaan met dien verstande dat de oppervlakte van de gebouwen eenmalig met ten hoogste 10% van het betreffende aanduidingsvlak mag worden vergroot direct aansluitend aan dat aanduidingsvlak, waarbij de afstand tot een woning op het aangrenzende perceel na de uitbreiding minimaal 14 m dient te bedragen en welke uitbreidingsmogelijkheid op gelijke wijze van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • c. gebouwen voor een grondgebonden agrarisch bedrijf mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' worden gebouwd, met dien verstande dat de bestaande oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf met maximaal 10% van het aanduidingsvlak mag worden vergroot direct aansluitend aan het aanduidingsvlak, waarbij de afstand tot een woning op het aangrenzende perceel na de uitbreiding minimaal 14 m dient te bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c zijn bestaande gebouwen, zoals schuilgelegenheden, eveneens toegestaan;
  • e. de maatvoering van gebouwen mag de maten uit de navolgende tabel niet overschrijden:

Functie van een gebouw   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte in m²  
Kassen     9      
Agrarisch bedrijfsgebouw   Gemeente Zaltbommel: 6 Gemeente Maasdriel 6,5   12      
Gebouw ten behoeve van paddenstoelenteelt   7   12      
Bedrijfswoning   6,5   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9  
   
 
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning en voormalige agrarische bedrijfswoningen   3,5   6,5     100  
Voormalige agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige agrarische bedrijfswoning'   6,5   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9   600    
Voorzieningen van openbaar nut     4     25  
Schakelstation ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening'     6     360  

  • f. in afwijking van het bepaalde onder e, zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de bestaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • g. bedrijfswoningen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd, met dien verstande dat deze tevens aansluitend aan het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' mogen worden gebouwd, mits de afstand van bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 14 m bedraagt, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • h. bij herbouw van een voormalige agrarische bedrijfswoning mag het hoofdgebouw uitsluitend worden opgericht binnen 10 m van de bestaande zijgevel van het hoofdgebouw en, voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch - Tuinbouw, en de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 14 m bedraagt;
  • i. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen onder de voorwaarde dat de bebouwing wordt geprojecteerd overeenkomstig de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Landschappelijke inpassing.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' worden bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het aanduidingsvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van duurzame (energie)voorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • g. waterbassins grenzend aan de weg zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing;
  • h. de volgende teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan:

Binnen het aanduidingsvlak glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'   Buiten het aanduidingsvlak
'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'  
Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   Lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen  
Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen    
Overige teeltondersteunende voorzieningen   Overige teeltondersteunende voorzieningen  
Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen   Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden:

teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen zijn niet toegestaan.

 
Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen   een containerveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld'
 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaatsing van gebouwen in het belang van de afhandeling van de bedrijfslogistiek op eigen erf, waaronder tevens parkeren is te verstaan.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Vergroten bouwhoogte

Gedeputeerde Staten kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder e en lid 4.2 sub 4.2.3 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van een agrarisch bedrijfsgebouw of kas respectievelijk de bouwhoogte van mestvergistingsinstallaties, warmteopslagtanks en andere bouwwerken ten behoeve van een duurzame (energie)voorziening, met dien verstande dat:

  • a. dit in verband met de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. voorzien dient te worden in een goede landschappelijke inpassing;
  • c. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  • d. de ashoogte voor windturbines maximaal 20 m bedraagt en de maximale hoogte voor overige gebouwen en bouwwerken 15 m bedraagt.
4.4.2 Vergroten bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder e voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij voormalige agrarische bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  • a. voor percelen waarvan de oppervlakte gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  • b. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen.
4.4.3 Toevoegen van een agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.2 onder g, ten behoeve van het toevoegen van een eerste bedrijfswoning op de gronden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aangetoond is dat het een in werking zijnd agrarisch bedrijf betreft;
  • b. de bedrijfsomvang bij een grondgebonden bedrijf is ten minste volwaardig;
  • c. gedurende minimaal 1 aaneengesloten maand per jaar vinden bedrijfsactiviteiten plaats buiten de reguliere werktijden die redelijkerwijs niet ook binnen de reguliere werktijden kunnen worden uitgevoerd en/of er dient sprake te zijn van bedrijfsactiviteiten waarbij het uit het oogpunt van de bedrijfscontinuïteit noodzakelijk is om de gesteldheid van het gewas of het vee alle dagen van de week te bewaken of te controleren;
  • d. een positief advies is afgegeven door een onafhankelijke, agrarische deskundige.

4.4.4 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub 4.2.3 onder h ten behoeve van de bouw en/of aanleg van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:

  • a. Uitsluitend de volgende voorzieningen in aanmerking komen:
Binnen aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'   Buiten aanduidingsvlak 'glastuinbouw'/ aanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt'  
teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met verschijningsvorm van kassen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' een maximaal oppervlak van 1.500 m2 is toegestaan   Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met de volgende beperkingen:

- max 2 ha
- containervelden max 4 ha  

  • b. de voorziening ten dienste staat van een actief bedrijf;
  • c. de betreffende gronden zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 50 m uit de bouwgrenzen (zijnde de aanduiding 'agrarisch bedrijf', de aanduiding 'glastuinbouw' respectievelijk de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt') van het betreffende bedrijf;
  • d. de voorziening noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en ter bescherming van het gewas;
  • e. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik, dan wel het laten gebruiken van gebouwen als binnenrijbaan;
  • b. het gebruik dan wel het laten gebruiken van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak;
  • c. het gebruik van hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het aanduidingsvlak;
  • d. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. het gebruik dan wel het laten gebruiken van een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor mantelzorg;
  • f. het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten;
  • g. het in werking hebben van een wkk-installatie op een afstand van minder dan:
    • 1. 50 m ten opzichte van de bebouwde kom;
    • 2. 30 m ten opzichte van (bedrijfs)woningen, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning.
4.5.2 Aan huis verbonden beroep

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 4.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.6.1, niet meer bedragen dan 30 m² van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen op het betreffende bouwperceel.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Nevenactiviteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten bij een actief agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m² is toegestaan;
    • 2. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m² is toegestaan;
    • 3. de uitoefening van nevenactiviteiten dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning.

  • b. Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning geldt dat parkeren plaats dient te vinden op eigen terrein.
4.6.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 onder e, ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen de gemeente Maasdriel;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • d. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de mantelzorgvoorziening weer verwijderd te worden.
4.6.3 Huisvesten tijdelijke arbeidskrachten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder f, voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de huisvesting mag plaatsvinden in voormalige bedrijfsbebouwing, bedrijfswoning of een woning aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning'' ;
  • b. de arbeidskrachten zijn werkzaam op het bijbehorende agrarisch bedrijf;
  • c. er mogen maximaal 20 tijdelijke arbeidskrachten gehuisvest worden;
  • d. het minimale vloeroppervlak dient 12 m2 per arbeidskracht te zijn waarvan in een slaapvertrek minimaal 4 m2 per arbeidskracht aanwezig dient te zijn;
  • e. er dient een gezamenlijke buitenruimte aanwezig te zijn;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein;
  • h. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (ecologie, Natura2000-gebied, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies (agrarische bedrijven, woningen en andere functies);
  • i. bij de toepassing van de afwijking worden de bij of krachtens:
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde regels in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde regels in acht genomen;
    • 3. Bouwbesluit en de bouwverordening in acht genomen.
4.6.4 Wkk-installatie

Gedeputeerde Staten kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.1 ten behoeve van het in werking hebben van een wkk-installatie op kortere afstand van een woning dan aangegeven in 4.5.1 onder g, mits:

  • door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning, wordt voldaan aan de van toepassing zijnde geluidsnormen zoals vastgelegd in het 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer';
  • de afstand tot de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning, niet zijnde de tot het bouwperceel behorende bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 14 meter.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. de aanleg van een waterbassin.
4.7.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7.1 mag uitsluitend worden verleend indien bij waterbassins grenzend aan de weg wordt voldaan aan het bepaalde in de 'Richtlijnen ten aanzien van waterbassins aan voorzijde erf' zoals opgenomen in Bijlage 2 Landschappelijke inpassing.

4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Verplaatsen bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een bedrijfswoning op de gronden die niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en aansluitend aan het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' zijn gelegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de afstand van bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 14 m;
  • 2. de afstand van bedrijfswoningen tot de voorste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • 3. de afstand van de achtergevel van de bedrijfswoning tot de weg mag niet meer bedragen dan de bestaande afstand van bedrijfswoningen in de directe omgeving;
  • 4. de bouw van de bedrijfswoning leidt niet tot een beperking van de herstructureringsmogelijkheden van de glastuinbouw;
  • 5. het initiatief voldoet aan de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Landschappelijke inpassing;
  • 6. in het wijzigingsplan dient de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden opgenomen ter plaatse van de nieuwe locatie. Ter plaatse van de oude locatie dient de aanduiding 'bedrijfswoning' te worden verwijderd;
  • 7. over voorwaarde 4 wordt advies gevraagd aan de gemeenten en het waterschap;
  • 8. een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van een bedrijfswoning wordt verleend onder de voorwaarde dat, voorafgaand aan de bouw, de bestaande bedrijfswoning wordt gesloopt.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van aan het buitengebied gerelateerde bedrijven met dien verstande dat deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - intensiveringsgebied' en 'overige zone - reserveconcentratiegebied', met uitzondering van de bedrijven zoals genoemd in de tabel onder b aan de Van Wissekerkeweg 6 te Poederoijen en de Uilkerweg 10 a te Zuilichem;
  • b. uitoefening van een bestaand bedrijf zoals opgenomen per adres in onderstaande tabel:

Adres   Bedrijfsactiviteit   Bestaande oppervlakte inclusief bedrijfswoning in m2  
Liesveldsesteeg 2, Brakel   Hoveniersbedrijf/bloemisterij   geen oppervlaktebeperking  
Liesveldsesteeg 6, Brakel   Waterzuiveringsbedrijf   181  
Maasdijk 58a en 60, Poederoijen   Grondverzet- en aannemingsbedrijf   2.296  
Hoogveldweg 8, Kerkwijk   Transportbedrijf   568  
Hoogveldweg 11, Kerkwijk   Transportbedrijf   984  
Provincialeweg 126, Velddriel   Garagebedrijf   1823  
Wertsteeg 31, Kerkdriel   Installatiebedrijf   575  
Kievitsham 76, Hoenzadriel   Installatiebedrijf   350  
Provincialeweg 31-31a Velddriel   Handel in kunstmeststoffen en gewasbeschermingsmiddelen   2068  
Veersteeg 2, Kerkdriel   Groothandel   924  
H.C. de Jonghweg 19, Rossum   Loonwerkbedrijf   1176  
Ammerzodenseweg 27, Hedel   Bouwbedrijf   2159  
Ammerzodenseweg 13a, Hedel   Supermarkt   1689  
Burgemeester van Randwijckstraat 88, Rossum   Groothandel in bloemen   5195  
Leutsestraat 8, Gameren   Agrarisch transportbedrijf   1438  
Kievitsham 48, Kerkdriel   inpandige opslag   953  
Van Wissekerkeweg 6, Poederoijen   n.v.t.   240  
Uilkerweg 10 a, Zuilichem   n.v.t.   246  

  • c. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. voet- en fietspaden;

inclusief de daarbij behorende:

  • e. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maatvoering van gebouwen mag de maten uit de navolgende tabel niet overschrijden:

Functie van een gebouw   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³   Oppervlakte
in m²  
Bedrijfsgebouw     12
 
  Bestaand (zoals opgenomen in lid 5.1 onder b) + 10%  
Bedrijfswoning   6,5   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9   Gemeente Maasdriel: 600
Gemeente Zaltbommel ter plaatste van de aanduiding 'overige zone intensiveringsgebied': 600

 
 
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning   3,5   6,5     100  

  • c. in aanvulling op en in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor de bebouwing ten behoeve van perceel Provincialeweg 31a dat deze binnen het gehele bouwvlak is toegestaan, mits de bebouwing landschappelijk wordt ingepast zoals opgenomen in Bijlage 3 Landschappelijke inrichting Provincialeweg 31a en met dien verstande dat deze verplichting niet geldt voor de bedrijfsuitbreiding die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan is vergund, maar nog niet gerealiseerd

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor andere bouwwerken.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub 5.2.2 onder b voor het éénmalig uitbreiden van het maximale oppervlak aan gebouwen, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bedrijf niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' of 'overige zone - reserveconcentratiegebied';
  • b. de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte van aan het buitengebied gerelateerde bedrijven niet meer bedraagt dan 40% van het bestaande oppervlakte met een maximum uitbreiding van 500 m2, met dien verstande dat deze uitbreiding uitsluitend is toegestaan indien de noodzaak van de uitbreiding voor een doelmatige bedrijfsvoering voldoende is aangetoond;
  • c. voor de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte van overige bedrijven worden de volgende regels gehanteerd:
    • 1. indien de bestaande bebouwde oppervlakte minder bedraagt dan 500 m2, mag de uitbreiding niet meer bedragen dan 40% van de bestaande bebouwde oppervlakte;
    • 2. indien de bestaande bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan 500 m2, mag de uitbreiding van de bebouwde oppervlakte niet meer bedragen dan 30% van de eerste 500 m2 en 10% van het resterende bebouwde oppervlak;

met dien verstande dat de uitbreiding uitsluitend is toegestaan indien de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering van de uitbreiding voldoende is aangetoond;

  • d. omliggende functies niet in onevenredige mate worden aangetast dan wel worden belemmerd.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan, van bedrijven die op grond van het bepaalde in lid 5.1 niet zijn toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de vestiging van een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het bedrijf niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' respectievelijk 'overige zone - reserveconcentratiegebied' en het bedrijf naar aard en omgevingsinvloeden gelijk te stellen is met een aan het buitengebied gerelateerd bedrijf.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kerk en religieuze activiteiten;

inclusief de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 m voor palen en masten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuurgebieden, ten behoeve van de bescherming van natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. agrarisch medegebruik;

inclusief de daarbij behorende:

  • d. plassen, moerassen, ruigten, rietopstanden, graslanden en bossen;
  • e. fiets-, wandel- en ruiterpaden;
  • f. uitkijk-, schuil- en informatievoorzieningen;
  • g. kunstzinnige objecten;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

7.2.2 Gebouwen

Uitsluitend gebouwen ten behoeve van de bestemming zijn toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte en oppervlakte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m, 5 m en 50 m².

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 m voor palen en masten;
    • 2. 6 m voor uitkijkvoorzieningen;
    • 3. 4 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2;
  • c. het planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
7.3.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.3.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 is vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 8 Recreatie - Volkstuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen en daarbij behorende voorzieningen;

inclusief de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • d. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per volkstuin is één gebouw toegestaan waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte respectievelijk maximaal 5 m2 en 2,5 m mogen bedragen;
  • b. in aanvulling hierop is binnen het bestemmingsvlak één gebouw toegestaan waarvan de oppervlakte en de bouwhoogte respectievelijk maximaal 50 m2 en 5 m mogen bedragen.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 6 m voor vlaggenmasten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 2,5 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en wandelpaden;
  • c. parkeerterreinen;

inclusief de daarbij behorende:

  • d. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
  • e. voorzieningen van openbaar nut waaronder ondergrondse afvalcontainers;
  • f. kunstwerken;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • h. bermen en taluds.

Het aantal rijstroken bedraagt ten hoogste het bestaande aantal.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

9.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 15 m voor palen en masten;
    • 2. 3 m voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, natuurvriendelijke oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;
  • b. voorzieningen ten behoeve van waterberging;
  • c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
  • d. extensieve dagrecreatie,

met de bijbehorende voorzieningen zoals duikers, bruggen, bermen, beschoeiingen en paden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels.

10.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen e.d.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, zoals woningen in de vorm van een hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is één hoofdgebouw toegestaan met dien verstande dat per hoofdgebouw maximaal 1 woning is toegestaan; voor zover een bouwvlak is aangegeven dient het hoofdgebouw in het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - hoofdgebouw' mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de weg mag niet meer bedragen dan de bestaande afstand; indien geen woning aanwezig is dient de woning te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • d. bij herbouw van het hoofdgebouw mag dit uitsluitend worden opgericht binnen 10 m van de bestaande zijgevel van het hoofdgebouw en, voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch - Tuinbouw, de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens ten minste 14 m bedraagt;
  • e. de maatvoering van gebouwen mag de maten uit de navolgende tabel niet overschrijden:

Functie van een gebouw   Goothoogte in m   Bouwhoogte in m   Inhoud in m³  
Hoofdgebouw   6,5 m, dan wel de goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven goothoogte   Gemeente Zaltbommel: 11 Gemeente Maasdriel: 9,
dan wel de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte  
Gemeente Maasdriel: 600 m³;
Gemeente Zaltbommel: 750 m³, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding
'overige zone - intensiveringsgebied' en 'overige zone - reserveconcentratiegebied', dan geldt een maximale inhoudsmaat van 600 m³

 

  • f. in de gemeente Maasdriel dienen hoofdgebouwen te worden gebouwd met een kap;
  • g. het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de herbouw van een woning op het adres Veersteeg 12 onder de voorwaarde dat de achterliggende kas en de bijbehorende bouwwerken, voor zover het oppervlak meer bedraagt dan is toegestaan op basis van artikel 11.2.3 sub c, worden gesloopt.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht op minimaal 3 m en maximaal 20 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend worden opgericht binnen 10 m van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag maximaal 100 m² bedragen, met een maximum van 50% van het bouwperceel achter (het verlengde van) de voorgevel;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken de goothoogte tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m;
  • f. voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden in Zaltbommel voorts de volgende regels:
    • 1. de maximale diepte aan de achterzijde van het hoofdgebouw mag maximaal 5,5 m bedragen;
    • 2. de maximale breedte aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. het plaatsen van hekwerken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken is toegestaan, indien en voor zover het hekwerk als een afscheiding geldt voor een dakterras en indien het hekwerk niet hoger is dan 1 m;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • h. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m bij vrijstaande woningen;
  • i. in aanvulling en afwijking van het bepaalde onder a, b, c, en f geldt voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en, indien sprake is van een bouwvlak, tevens binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is, ter plaatse van de Hoogveldweg 21 te Bruchem, achter (het verlengde van) de voorgevel een erfafscheiding van 3 m toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. zwembaden moeten worden gebouwd achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 1,2 m mag bedragen;
  • f. de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Surplusregeling

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 11.2.3 sub c voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de locatie niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' of 'overige zone - reserveconcentratiegebied';
  • b. er sprake is van voorafgaande sloop van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen;
  • c. maximaal 60% van de oppervlakte van de te slopen gebouwen wordt terug gebouwd als bijbehorend bouwwerk;
  • d. in afwijking van lid c bij kassen maximaal 20% van het te slopen oppervlak wordt teruggebouwd als bijbehorend bouwwerk;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen na realisatie niet meer bedraagt dan 200 m².
11.3.2 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 onder 11.2.2 sub d ten behoeve van het vergroten van de inhoud van woningen, met dien verstande dat:

  • a. de locatie niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' of 'overige zone - reserveconcentratiegebied';
  • b. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen en/of kassen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  • c. de vergroting van de woningen niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de navolgende tabellen, tot een maximum inhoud van de woning van 1.200 m3;

Gesloopte oppervlakte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen   Extra uitbreiding van de woning in m3  
0 -750 m2   0,5 m3 per gesloopte m2  
> 750 m2   0,35 m3 per gesloopte m2 boven de 750 m2  

Gesloopte oppervlakte kassen   Extra uitbreiding woning in m3  
0 - 1.000 m2   0,2 m3 per gesloopte m2  
> 1.000 m2   0,05 m3 per gesloopte m2  
11.3.3 Vergroting bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 sub c voor vergroting van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat:

  • a. voor percelen waarvan de oppervlakte gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn, meer dan 250 m² bedraagt, de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte van het perceel gerekend vanaf 250 m², met een gezamenlijk maximum van 200 m² aan bijbehorende bouwwerken;
  • b. voor percelen waarvan de oppervlakte, gerekend vanaf 3 m achter de voorgevelrooilijn meer dan 1.500 m² bedraagt, de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 250 m² mag bedragen.

11.3.4 Vergroting afstanden bijbehorende bouwwerken tot hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.3 sub a en b voor het vergroten van de afstanden van bijbehorende bouwwerken ten opzichte van het hoofdgebouw, mits:

  • a. het vanwege de begrenzing van het perceel niet mogelijk is te voldoen aan het gestelde in lid 11.2.3 sub a en b en met dien verstande dat:
    • 1. bijbehorende bouwwerken maximaal 25 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
    • 2. bijbehorende bouwwerken en overkappingen uitsluitend mogen worden opgericht binnen 15 m van (het verlengde van) de bestaande zijgevel van de woning;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik dan wel het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (zelfstandige) bewoning;
  • b. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • c. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor recreatieve nevenactiviteiten;
  • d. het gebruik dan wel het laten gebruiken van ruimten binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor mantelzorg;
  • e. het gebruik dan wel het laten gebruiken van de in deze bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting.
11.4.2 Aan huis verbonden beroep

De gezamenlijke vloeroppervlakte per bouwperceel ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 11.1 bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 11.5.1, niet meer bedragen dan 30 m2.

11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • c. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter en de doelstellingen van het betreffende gebied;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
  • e. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
  • f. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf en aan huis verbonden beroep als bedoeld in sublid 11.4.2 mag maximaal 30 m² bedragen.
11.5.2 Recreatieve nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 onder c teneinde binnen een woning en/of bijbehorende bouwwerken recreatieve nevenactiviteiten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed & breakfast), theetuinen, exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de woning is niet gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' of 'overige zone - reserveconcentratiegebied';
  • b. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden te blijven;
  • c. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de bestaande gebouwen;
  • d. de vloeroppervlakte van bestaande bebouwing die wordt aangewend voor de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • e. indien het betreft logies, zijn maximaal 5 appartementen toegestaan;
  • f. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
11.5.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4.1 onder d ten behoeve van de realisering van een mantelzorgvoorziening in een niet aan het hoofdgebouw aangebouwd bijbehorend bouwwerk danwel een tijdelijke woonunit, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de locatie is gelegen binnen de gemeente Maasdriel;
  • b. de behoefte aan mantelzorg is aangetoond;
  • c. de mantelzorgvoorziening is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;
  • d. de waarden en belangen van derden mogen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • e. er mag geen zelfstandige woning ontstaan, na beëindiging van de mantelzorgsituatie dient de tijdelijke woonunit, dan wel mantelzorgvoorziening weer verwijderd te worden.

Artikel 12 Leiding - Gas

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) gasleiding.

12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  • d. het aanleggen van landschapselementen;
  • e. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
12.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee wordt gehoord de leidingbeheerder.

12.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 12.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van een (ondergrondse) rioolleiding.

13.2 Bouwregels

Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolleiding en/of een gevaarlijke situatie ontstaat, in verband waarmee gehoord wordt de leidingbeheerder.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
  • d. het aanleggen van landschapselementen;
  • e. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
  • f. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • g. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.

13.4.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee wordt gehoord de leidingbeheerder.

13.4.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 is vereist voor:

  • a. werken en werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 30 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • c. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
14.2.2 Uitzondering

Het in lid 14.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat:

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 30 m2 betreft.
14.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 14.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord ;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 30 m² of meer bedraagt.

14.4.2 Uitzonderingen
  • 1. Het in lid 14.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • 2. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
14.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

14.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
14.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • c. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
15.2.2 Uitzondering

Het in lid 15.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat::

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 100 m2 betreft.
15.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 15.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
15.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het in lid 15.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • b. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
15.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 15.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

15.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 15.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
15.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Voor het oprichten van bouwwerken binnen bouwvlakken in de bestemmingen 'agrarisch', 'agrarisch-tuinbouw', 'bedrijf', 'maatschappelijk' 'wonen' en de aanduidingsvlakken 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' geldt geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Indien het bouwvlak overeenkomt met het bestemmingsvlak, geldt voor het gehele bestemmingsvlak geen onderzoeksplicht.
  • c. Geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • d. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
16.2.2 Uitzondering

Het in lid 16.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat::

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 2.500 m2 betreft.
16.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 16.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 16.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
16.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het in lid 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • b. het uitvoeren van werken (geen bouwwerken zijnde) en werkzaamheden binnen bouwvlakken in de bestemmingen 'agrarisch', 'agrarisch-tuinbouw', 'bedrijf', 'maatschappelijk' 'wonen' en de aanduidingsvlakken 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' hiervoor geldt geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Indien het bouwvlak overeenkomt met het bestemmingsvlak, geldt voor het gehele bestemmingsvlak geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden;
  • c. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
16.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

16.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 16.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 4

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk
  • a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 150 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • b. Voor het oprichten van bouwwerken binnen bouwvlakken in de bestemmingen 'agrarisch', 'agrarisch-tuinbouw', 'bedrijf', 'maatschappelijk' 'wonen' en de aanduidingsvlakken 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' geldt geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Indien het bouwvlak overeenkomt met het bestemmingsvlak, geldt voor het gehele bestemmingsvlak geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden.
  • c. Geen onderzoeksplicht geldt in het geval van vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • d. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
17.2.2 Uitzondering

Het in lid 17.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat::

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 150 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 150 cm niet meer dan 2.500 m2 betreft.
17.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 17.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 17.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 17.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 150 centimeter;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 150 cm wordt verstoord;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 150 cm wordt verstoord;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 150 cm wordt verstoord;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 150 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
17.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het in lid 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 3. het uitvoeren van werken (geen bouwwerken zijnde) en werkzaamheden binnen bouwvlakken betreft in de bestemmingen 'agrarisch', 'agrarisch-tuinbouw', 'bedrijf', 'maatschappelijk' 'wonen' en de aanduidingsvlakken 'bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige agrarische bedrijfswoning' hiervoor geldt geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden. Indien het bouwvlak overeenkomt met het bestemmingsvlak, geldt voor het gehele bestemmingsvlak geen onderzoeksplicht naar archeologische waarden.
  • b. Voor zover op basis van ander documentatiemateriaal onmiskenbaar vaststaat dat archeologische waarden niet zijn te verwachten (bijvoorbeeld als al onderzoek heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat er geen archeologische waarden aanwezig waren of dat toereikende maatregelen genomen konden worden om aanwezige waarden in de bodem te behouden), kan met instemming van het bevoegd gezag (veelal de gemeente) onderzoek achterwege blijven en bestaan vanuit de archeologie geen belemmeringen.
17.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

17.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 17.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
17.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 5

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

18.2.2 Uitzondering

Het in lid 18.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat:

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 500 m2 betreft.
18.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 18.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 18.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers, waterbassins en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 500 m² of meer bedraagt.
18.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 18.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
18.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

18.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 18.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
18.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 6

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

19.2.2 Uitzondering

Het in lid 19.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat:

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 250 m2 betreft.
19.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 19.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 19.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 19.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers, waterbassins en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 250 m² of meer bedraagt.
19.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
19.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

19.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 19.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
19.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
19.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 7

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

20.2.2 Uitzondering

Het in lid 20.2.1 genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat:

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 1.000 m2 betreft.
20.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 20.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 20.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 20.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers, waterbassins en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer bedraagt.
20.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
20.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 20.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

20.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 20.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
20.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 8

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld én waarin in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

21.2.2 Uitzondering

Het in lid 21.2.1genoemde rapport hoeft niet overlegd te worden indien de genoemde omgevingsvergunning de bouw van een kas betreft en de initiatiefnemer kan aantonen dat:

  • de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm minder dan 10% van de oppervlakte van de te realiseren kas bedraagt;
  • en voorts de daadwerkelijke bodemingreep dieper dan 30 cm niet meer dan 5.000 m2 betreft.
21.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 21.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.2.4 Bouwverbod

Indien uit het in lid 21.2.1genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 21.2.3 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan kan de vergunning worden geweigerd.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers, waterbassins en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • i. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt en de bodem op een grotere diepte dan 30 cm wordt verstoord;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter; waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 5.000 m² of meer bedraagt.
21.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
21.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor een werk, niet zijnde een bouwwerk, of werkzaamheden op grond van bestemmingsplan, inpassingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit kan slechts worden verleend, indien door de in lid 21.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

21.4.4 Voorwaarden

Voor zover de in lid 21.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
21.4.5 Onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
21.4.6 Beoordelingscriteria

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 8' geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en de bescherming van de waterkering.

22.2 Bouwregels

Op de in lid 22.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkering, waaronder merktekens en keermuren met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van bouwwerken, in geval dit noodzakelijk is in verband met de aanleg of het functioneren van de waterkering.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 ten behoeve van op grond van de andere daar voorkomende bestemmingen toegestane bebouwing, mits het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • f. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
22.5.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.5.1 moet worden geweigerd:

  • a. indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het beheer en het functioneren van de waterkering, tenzij daaraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. indien is gebleken dat de in lid 22.5.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, zullen leiden tot een inbreuk op het beheer en het functioneren van de waterkering.
22.5.3 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.5.1 is vereist voor:

  • a. werken en/of werkzaamheden, behorend bij de aanleg van de nieuwe waterkering;
  • b. werken en/of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • c. werken en/of werkzaamheden welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

24.1 Bouwen langs water
  • a. Onverminderd het overige in deze regels met betrekking tot het bouwen, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in de bestemming 'Water' geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Tuinbouw', 'Bedrijf' en Wonen' alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m. Met dien verstande dat met betrekking tot de toegestane bebouwing een afstand van minimaal 4 m uit de insteek dient te worden aangehouden.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de waterbeheerder, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bebouwing welke is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming tot maximaal de helft minder dan de voorgeschreven afstand.

  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verwijsborden en seinpalen ten behoeve van waterbeheer met een maximale bouwhoogte van 10 m.
24.2 Overschrijden bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen, liftopbouwen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, erkers mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 1,5 m overschrijden;
  • b. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • c. goten en ondergrondse leidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen.
24.3 Bestaande afstanden en maten
  • a. Indien afstanden tot, bouwhoogten, goothoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

  • b. In die gevallen dat afstanden tot, bouwhoogten, goothoogten, dakhellingen, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en b uitsluitend van toepassing indien het bouwen geschiedt op dezelfde plaats.
24.4 Verbod

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of, voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

24.5 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen, niet zijnde kassen, ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil;
  • c. onder buitendijks gelegen gebouwen mag niet onder peil worden gebouwd;
  • d. onder plaatsgebonden kampeermiddelen (inclusief de daarbij behorende bergingen) mag niet onder peil worden gebouwd.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

25.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een gebruik strijdig met het inpassingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren of voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
25.2 Vormen van verboden gebruik (bebouwd)

Als een gebruik strijdig met het inpassingsplan wordt in ieder geval beschouwd het gebruik dan wel het laten gebruiken:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de functie die is toegelaten op het perceel;
    • 2. agrarische producten, afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor (permanente) bewoning;
  • c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

26.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

26.1.1 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
    • 1. de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle functie ter plaatse niet meer aanwezig is;
    • 2. de omvang en situering van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wordt gewijzigd, mits:
      • de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
      • de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen toepassing geven aan de onder a bedoelde wijzigingsbevoegdheden, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

26.2 Veiligheidszone - meet- en regelstation

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - meet- en regelstation' zijn uitsluitend bestaande kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

26.3 Vrijwaringszone - dijk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering.

26.3.1 Bouwregels

Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd.

26.3.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 26.3.1, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende dijkbeheerder.

26.4 Wetgevingzone - planherziening

Voor de gronden die zijn aangeduid met 'wetgevingzone - planherziening' is de beperking van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan niet van kracht.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van andere regels binnen dit plan afwijking is toegestaan, met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
    • 1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer zal bedragen dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 4 m;
    • 2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
    • 3. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages voor goothoogte, bouwhoogte, inhoud en afstanden tot een bouwperceelsgrens, met niet meer dan 10%;
    • 4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
    • 5. het overschrijden van de maximale oppervlakte of de bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwonderdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, toegangen, en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
    • 6. de landschappelijke richtlijnen krachtens Bijlage 2, mits in ruimtelijk opzicht aantoonbaar niet kan worden voldaan aan de eisen van landschappelijke inpassing en onder de voorwaarde dat, middels een deugdelijk inrichtingsplan, is aangetoond dat de gewenste landschappelijke kwaliteit op een andere wijze kan worden behaald.

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

28.1 Algemene afwegingscriteria

Voor elke wijziging krachtens dit artikel, maar met uitzondering van lid 28.5, geldt dat in de afweging de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen worden betrokken. Met het oog daarop worden de volgende criteria in acht genomen:

  • a. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden (natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) en functies;
  • b. de infrastructuur moet berekend zijn op het verkeersaanbod met inbegrip van de vergroting van de verkeersaantrekkende werking die van de wijziging uitgaat;
  • c. de bedrijfslogistiek, waaronder laad- en losactiviteiten en parkeren zijn te verstaan, moet geheel op eigen erf worden afgewikkeld, dan wel plaatsvinden;
  • d. de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen en over het spoor en met betrekking tot gasleidingen dienen in acht te worden genomen;
  • e. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens,
    • 1. de Wet geluidhinder gestelde regels in acht genomen;
    • 2. de Wet milieubeheer gestelde regels in acht genomen;
    • 3. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde regels in acht genomen.
28.2 Intensiveringsgebied
28.2.1 Nieuwvestiging en/of uitbreiding van glastuinbouw of paddenstoelenteelt

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren of uitbreiden van één of meer glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbedrijven met bijbehorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied', mits de wijziging bijdraagt aan de herstructureringsopgave tuinbouw Bommelerwaard en onder de voorwaarde dat:

  • a. het initiatief rechtstreeks is te herleiden tot een glastuinbouwbedrijf uit de Bommelerwaard;
  • b. het belang van een logische en efficiënte verkaveling van het beschikbare areaal voor glastuinbouw en paddenstoelenteeltbedrijven in acht wordt genomen;
  • c. de eisen met betrekking tot de waterhuishouding in acht worden genomen;
  • d. het wijzigingsplan wordt opgesteld overeenkomstig:
  • e. wanneer een bedrijfswoning als gevolg van de herstructurering niet meer als zodanig wordt gebruikt, deze bedrijfswoning de herstructureringsopgave niet belemmert en de afstand tussen woning en glasopstanden minimaal 14 m bedraagt, deze bedrijfswoning kan worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarische bedrijfswoning' met als voorwaarde dat voldaan moet worden aan het gestelde ten aanzien van voormalige agrarische bedrijfswoningen in artikel 4;
  • f. omtrent het gestelde in sublid 28.2.1 onder c en d advies wordt gevraagd aan de gemeenten en het waterschap;
  • g. voor het overige het gestelde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

28.2.2 Verplaatsing of nieuwvestiging bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een woning of bedrijfswoning elders wordt gesloopt binnen de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' of, als sloop op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' aantoonbaar niet mogelijk is, elders binnen het buitengebied van de gemeenten Zaltbommel of Maasdriel, met dien verstande dat indien aan die laatste voorwaarde redelijkerwijs niet kan worden voldaan, de eis van sloop vervalt;
  • b. het bijbehorende agrarische bedrijf een omvang heeft van ten minste een volwaardige glastuinbouwontwikkeling dan wel een volwaardige bedrijfsvestiging, met dien verstande dat deze voorwaarde niet geldt voor verplaatsing van de bedrijfswoning binnen het bouwvlak of aanduidingsvlak;
  • c. bedrijfswoningen dienen te worden gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • d. het initiatief is in overeenstemming met de richtlijnen voor de landschappelijke kwaliteit, zoals aangegeven in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Landschappelijke inpassing.
28.3 reserveconcentratiegebied
28.3.1 Nieuwvestiging en/of uitbreiding van glastuinbouw of paddenstoelenteelt

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren of uitbreiden van één of meer glastuinbouw- en/of paddenstoelenteeltbedrijven met bijbehorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reserveconcentratiegebied', onder de voorwaarde dat:

  • a. het initiatief om bedrijfseconomische, ruimtelijke en/of landschappelijke redenen aantoonbaar niet realiseerbaar is op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied', met dien verstande dat deze beperking niet geldt voor uitbreiding van een bestaand glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbedrijf;
  • b. het initiatief rechtstreeks is te herleiden tot een glastuinbouwbedrijf uit de Bommelerwaard;
  • c. het belang van een logische en efficiënte verkaveling van het beschikbare areaal voor glastuinbouw en paddenstoelenteeltbedrijven in acht wordt genomen;
  • d. de eisen met betrekking tot de waterhuishouding in acht worden genomen;
  • e. de wijziging bijdraagt aan de herstructureringsopgave tuinbouw Bommelerwaard en onder de voorwaarde dat het wijzigingsplan wordt opgesteld overeenkomstig:
  • f. omtrent het gestelde in sublid 28.3.1 onder c en d advies wordt gevraagd aan de gemeenten en het waterschap;
  • g. indien niet kan worden voldaan aan de eisen van landschappelijke inpassing zoals genoemd in sublid 28.3.1 onder f sub 2, mag hiervan worden afgeweken indien aangetoond kan worden middels een onderbouwde landschappelijke inpassing dat de gewenste landschappelijke kwaliteit op een andere wijze kan worden behaald;
  • h. voor het overige het gestelde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing wordt verklaard;


28.3.2 Nieuwvestiging agrogerelateerde bedrijvigheid

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' ten behoeve van agrogerelateerde bedrijvigheid mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het initiatief draagt bij aan de duurzame ontwikkeling van het gebied;
  • b. het initiatief voldoet aan de eisen met betrekking tot de waterhuishouding,

en met dien verstande dat:

over de voorwaarden onder a. en b een advies wordt gevraagd aan de gemeenten en het waterschap.

28.3.3 Bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren van een bedrijfswoning op de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reserveconcentratiegebied', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bijbehorende agrarische bedrijf een omvang heeft van ten minste een volwaardig agrarisch bedrijf, waarover advies is ontvangen van een onafhankelijke agrarische deskundige;
  • b. het initiatief frustreert de herstructureringsopgave tuinbouw Bommelerwaard niet;
  • c. bedrijfswoningen worden niet gebouwd vóór de voorgevelrooilijn.

28.4 Functieverandering
28.4.1 Wijziging (niet) agrarisch bedrijf in een andere functie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de navolgende functies:

Bij de wijziging gelden de volgende regels:

  • het bestaande bedrijf dient geheel te worden beëindigd;
  • voorafgaand aan de wijziging dient de op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsbebouwing, inclusief bijbehorende installaties, verhardingen en wat dies meer zij, te worden gesloopt, respectievelijk verwijderd dan wel dient zekerheid voor de sloop en/of verwijdering te worden gesteld in de vorm van een bankgarantie. Uitgezonderd hiervan is de hoeveelheid bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken en de monumentale gebouwen of gebouwen die door de gemeente zijn aangemerkt als karakteristiek en/of beeldbepalend;
  • het bestaande bedrijf dient aantoonbaar vijf jaar operationeel in bedrijf te zijn geweest;
  • nieuwbouw vindt plaats binnen een maximale afstand van het hoofdgebouw van 20 m, tenzij initiatiefnemer aantoont dat dit vanuit landschappelijke en/of ruimtelijke overwegingen ongewenst is, in welk geval tevens dient te worden aangetoond dat de alternatieve locatie op basis van de genoemde overwegingen wel aanvaardbaar is;
  • de wijziging vindt niet plaats binnen gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied' en 'overige zone - reserveconcentratiegebied';
  • van de bevoegdheid wordt geen gebruik gemaakt indien de aanwezige bedrijfsbebouwing geschikt is of is te maken voor agrarisch gebruik;
  • alle vrijgekomen bebouwing zonder karakteristieke of monumentale waarde, voor zover het betreft boventallige bebouwing, welke buiten het bereik van de na wijziging maximaal toegestane oppervlakte valt, wordt afgebroken;
  • bij de maatvoering wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
  • voor de activiteit genoemd onder a:
    • 1. mag, naast de voormalige bedrijfswoning, na sloop, vervangende nieuwbouw ten behoeve van een woongebouw plaatsvinden overeenkomstig de opgenomen maatvoering in de volgende tabel:

Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen   Nieuwbouw woongebouw  
Agrarische bedrijfsgebouwen   Paddenstoelen   Kassen    
0 - 750 m²       uitbreiding woning met 0,5 m3 per gesloopte m3  
> 750 m²       uitbreiding woning met 0,5 m3 per gesloopte m3 tot 750 m² en
0,35 m3 per gesloopte m3 boven 750 m²  
    0-1.000 m²   uitbreiding woning met 0,2 m3 per gesloopte m²  
    > 1.000 m²   uitbreiding woning met 0,2 m3 per gesloopte m² tot 1.000 m² en 0,05 m3 per gesloopte m² boven 1.000 m²  
0 - 500 m²   0 - 400 m²   0 - 3.500 m²   Geen mogelijkheden  
500 - 1.000 m²   400 – 800 m²     maximaal 750 m3  
1.000 – 2.500 m²   800 – 1.600 m²   3.500 - 20.000 m²   maximaal 1.200 m3  
> 2.500 m²   > 1.600 m²   > 20.000 m²   maximaal 1.600 m3  


met dien verstande, dat de oppervlakte van een nieuw woongebouw maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de gesloopte bedrijfsgebouwen;

    • 1. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 750 m3 of meer, het aantal wooneenheden ten minste 2 te bedragen;
    • 2. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 900 m³ of meer, het aantal wooneenheden ten minste 3 te bedragen;
    • 3. dient, indien het woongebouw een inhoud heeft van 1.600 m³, het aantal wooneenheden ten minste 4 te bedragen;
    • 4. mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de opgenomen maatvoering in de volgende tabel:

woongebouw   bijbehorende bouwwerken  
woongebouw met 2 wooneenheden   80 m² (in maximaal 1 bijbehorend bouwwerk)  
woongebouw met 3 wooneenheden   120 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  
woongebouw met 4 of meer wooneenheden   150 m² (in 1 bijbehorend bouwwerk) of 140 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken)  

    • 1. mag de inhoud van een in het woongebouw opgenomen wooneenheid niet minder bedragen dan 300 m³;
    • 2. mogen om landschappelijke, stedenbouwkundige dan wel economische redenen, in plaats van een woongebouw, vrijstaande woningen worden gebouwd, met dien verstande dat in plaats van een woongebouw van maximaal 1.200 m3 1 vrijstaande woning mag worden gebouwd en in plaats van een woongebouw van maximaal 1600 m3 2 vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 3. dient het nieuwe woongebouw of woning en de bijgebouwen landschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord ingepast te worden;
    • 4. zijn na wijziging, in aanvulling op de voorwaarden zoals genoemd onder 1 t/m 7, de regels voor 'Wonen' van toepassing;
    • 5. in afwijking onder 9 mag indien alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en dit minder is dan 500 m² mag 60% van de gesloopte bebouwing teruggebouwd worden als bijgebouw tot maximaal 200 m².

  • de maximale omvang van de activiteiten genoemd onder b, c, d, e, f, g, h, i en j mag niet meer bedragen dan per bedrijf en per bestemming is aangegeven in de onderstaande tabel:

type bedrijf   Omvang hergebruik  
aan het buitengebied gerelateerde bedrijven   100%  
opslagbedrijven   100% bij paddenstoelenteelt,
500 m2 + 75% van de overtollige opstallen in overige gevallen  
ambachtelijke bedrijven en kunstnijverheid   500 m2  
extensieve verblijfsrecreatie   500 m2  
kleinschalige horeca die gerelateerd is aan de recreatieve functie van het buitengebied   250 m2  
extensieve dagrecreatie   500 m2  
zorg   500 m²  
overige bedrijven tot maximaal categorie 3.2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten   500 m²  

  • de genoemde maximale bedrijfsoppervlakte per hergebruikfunctie mag niet leiden tot een toename van de bebouwing. Het dient in alle gevallen te gaan om hergebruik van bestaande gebouwen. Nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen is niet toegestaan tenzij de bestaande bebouwing ongeschikt is voor hergebruik. Tevens mag door nieuwbouw het bouwvolume (inhoud van de gebouwen) ten opzichte van de bestaande situatie niet toenemen en dient de nieuwe gebouw landschappelijk en stedenbouwkundig verantwoord ingepast te worden;
  • in afwijking van het vorige lid, mag in geval van sloop van kassen de volgende bedrijfsbebouwing worden opgericht:

gesloopte oppervlakte   niet aan het buitengebied gerelateerde bedrijven   aan het buitengebied gebonden bedrijven  
0 - 3.500 m2 gesloopte kassen   geen mogelijkheden voor extra bedrijfsgebouw   geen mogelijkheden voor extra bedrijfsgebouw  
3.500 - 20.000 m2 gesloopte kassen   250 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden   500 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden  
> 20.000 m2 gesloopte kassen   500 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden   1.000 m2 bebouwing voor bedrijfsmatige doeleinden  

  • indien meerdere percelen bij het initiatief betrokken zijn dienen op alle percelen de bedrijfsbebouwing te worden gesloopt met een minimum van 250 m² aan bedrijfsbebouwing danwel 1.000 m² aan kassen per perceel;
  • detailhandel is slechts toegestaan voor kleinschalige verkoop van ter plaatse geproduceerde of streekeigen producten waarbij de detailhandelsfuncties ondergeschikt is;
  • functies met een onevenredige verkeersaantrekkende werking zijn niet toegestaan.

28.4.2 Wijzigen naar wonen - 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van woningbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mogen maximaal vier vrijstaande woningen worden opgericht;
  • 2. de maximale inhoud per woning bedraagt 750 m³;
  • 3. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken dient te worden aangesloten bij het bepaalde in de regels voor Wonen;
  • 4. de bebouwing wordt landschappelijk ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;
  • 5. er wordt rekening gehouden met de omliggende waarden en functies.

28.4.3 Wijzigen naar wonen - 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve van woningbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mogen maximaal 3 woongebouwen danwel vrijstaande woningen worden opgericht;
  • 2. een woongebouw mag uit maximaal 2 woningen bestaan
  • 3. de maximale inhoud van een woongebouw bedraagt 1.200 m³, de maximale inhoud per vrijstaande woning bedraagt 750 m³;
  • 4. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken dient te worden aangesloten bij het bepaalde in de regels voor Wonen;
  • 5. de bebouwing wordt landschappelijk ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;
  • 6. er wordt rekening gehouden met de omliggende waarden en functies.

28.4.4 Wijzigen naar wonen - 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 5 te wijzigen ten behoeve van woningbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mogen maximaal 3 vrijstaande woningen worden opgericht;
  • 2. de maximale inhoud per woning bedraagt 750 m³;
  • 3. de kassen aan de Spellewaardsestraat 12, Spellewaardsestraat 45/47 en Spellewaardsestraat 51 dienen te worden gesloopt;
  • 4. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken dient te worden aangesloten bij het bepaalde in de regels voor Wonen;
  • 5. de bebouwing wordt landschappelijk ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan opgesteld dient te worden;
  • 6. er wordt rekening gehouden met de omliggende waarden en functies.

28.4.5 Wijzigen naar wonen - 6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen ten behoeve van woningbouw, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er mogen maximaal 3 vrijstaande woningen worden opgericht;
  • 2. er mag maximaal één woongebouw met maximaal 3 wooneenheden worden opgericht;
  • 3. er mag maximaal één woongebouw met maximaal 4 wooneenheden worden opgericht;
  • 4. de maximale inhoud van vrijstaande woningen bedraagt 750 m3;
  • 5. de maximale inhoud van een woongebouw met 3 wooneenheden bedraagt 1.200 m3;
  • 6. de maximale inhoud van een woongebouw met 4 wooneenheden bedraagt 1.600 m3;
  • 7. in afwijking van het bepaalde in lid 2 mag één woongebouw met maximaal 3 wooneenheden worden vervangen door één vrijstaande woning;
  • 8. in afwijking van het bepaalde in lid 3 mag één woongebouw met maximaal 4 wooneenheden worden vervangen door 2 vrijstaande woningen;
  • 9. het maximaal bebouwd oppervlak aan bijbehorende bouwwerken behorend bij een woongebouw met 3 wooneenheden bedraagt 120 m² in 1 bijbehorend bouwwerk of 110 m² (verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken);
  • 10. het maximaal bebouwd oppervlak aan bijbehorende bouwwerken behorend bij een woongebouw met 4 wooneenheden bedraagt 150 m² in 1 bijbehorend bouwwerk, danwel 140 m² verdeeld over 2 bijbehorende bouwwerken;
  • 11. de bebouwing wordt landschappelijk ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan opgesteld dient te worden;
  • 12. er wordt rekening gehouden met de omliggende waarden en functies.

28.4.6 Wijzigen naar landgoed

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' in de bestemming 'Wonen' en/of 'Maatschappelijk' ten behoeve van het oprichten van een landgoed, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • 1. het te realiseren landgoed bestaat uit één hoofdgebouw;
    • 2. de inhoud van het hoofdgebouw mag maximaal 6.000 m³ bedragen;
    • 3. er zijn twee vrijstaande woningen toegestaan met een maximale oppervlakte van 750 m² per woning;
    • 4. in het hoofdgebouw zijn wooneenheden toegestaan met een minimumomvang van 300 m³ en een maximumomvang van 750 m³;
    • 5. de maximaal toegestane oppervlakte van bijgebouwen per wooneenheid bedraagt 100 m²;
    • 6. in het hoofdgebouw zijn maximaal 24 zorgeenheden toegestaan;
    • 7. in het geval een zorgvoorziening wordt gerealiseerd is per 1.000 m³ een oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen toegestaan;
    • 8. indien wordt voorzien in de bouw van wooneenheden dient de woningbehoefte te worden aangetoond;
    • 9. indien wordt voorzien in een zorgvoorziening, dient de bedrijfseconomische haalbaarheid te worden aangetoond.
    • 10. in aanvulling op sub 4 en 6 is een combinatie van wooneenheden en zorgeenheden tevens toegestaan, mits wordt voldaan aan de in dit artikel voorgeschreven voorwaarden.

Bij de wijziging gelden de volgende regels:

  • er wordt gelijktijdig met de realisatie van het landgoed een nieuw, openbaar toegankelijk natuurgebied gecreëerd van minimaal 5 ha;
  • de locatie evenals de verschijningsvorm van de bebouwing worden onderbouwd met een stedenbouwkundige en landschappelijke analyse;
  • de bebouwing wordt landschappelijk ingepast, in welk kader een inrichtings- en een beplantingsplan worden opgesteld;
  • er wordt rekening gehouden met omliggende waarden en functies;
  • er dient sprake te zijn van een architectonische eenheid.

28.4.7 Wijzigen naar wonen in extensiveringsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de incidentele bouw van woningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw van woningen noodzakelijk is voor de herstructureringsopgave tuinbouw Bommelerwaard;
  • b. de woning wordt gebouwd in de voorgevelrooilijn;
  • c. na wijziging zijn, in aanvulling op de voorwaarden zoals genoemd onder a en b, de regels voor Wonen van toepassing.

28.5 Algemene wijzigingen
28.5.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

28.5.2 Verwijderen aanduiding glastuinbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en de aanduiding glastuinbouw te verwijderen mits het glastuinbouwbedrijf ter plaatse zijn glastuinbouwactiviteiten definitief heeft beëindigd en alle overtollige bedrijfsopstallen zijn gesloopt.

28.5.3 Verleggen van wegen en watergangen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het verleggen danwel verbreden van wegen en watergangen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het verleggen danwel verbreden van wegen en watergangen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de herstructurering;
  • b. het aantal rijstroken bedraagt niet meer dan 2;
  • c. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder.
28.5.4 Wijziging naar verkeer

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van het realiseren van de benodigde ontsluitingswegen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het gebied is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied verkeer';
  • het aantal rijstroken bedraagt niet meer dan 2.

28.5.5 Wijzigen naar groen of water

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen naar groen of de bestemming 'Water'.

Artikel 29 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet eerder genomen dan het moment nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen het voorgenomen besluit bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 30 Overige regels

Voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
31.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard'.