direct naar inhoud van Regels
Plan: Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl
Status: onherroepelijk
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9920.IPDijkEemsDelf-OH01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het inpassingsplan 'Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl' met identificatienummer NL.IMRO.9920.IPDijkEemsDelf-OH01 van de provincie Groningen.

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 agrarisch gebruik

het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.6 agrarisch medegebruik

het medegebruik van gronden voor agrarische doeleinden, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.7 bestaand

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik: legaal aanwezig ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.13 dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl

versterking van de dijk tussen Eemshaven en Delfzijl inclusief de bijbehorende koppelprojecten, zoals deze in het inpassingsplan mogelijk worden gemaakt.

1.14 evenement

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

1.15 extensief dagrecreatief medegebruik

recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, dat enkel overdag plaatsvindt.

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.17 geluidsgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.18 gronddepot

plaats waar voorraden grond opgeslagen kunnen worden;

1.19 horecabedrijf en/of -instelling

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.20 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën, lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.21 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden en/of logies worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, snackbars en cafetaria's, hotels en pensions;

1.22 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars en discotheken;

1.23 kampeerauto

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief nachtverblijf;

1.24 kampeermiddel:

een tent, kampeerauto of toercaravan bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat gelet op zijn constructie, omvang en vorm geschikt is om te worden vervoerd;

1.25 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.26 kunstwerk:

een werk ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via* of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.27 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.28 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.

1.29 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn).

1.30 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.31 nutsvoorzieningen:

voorzieningen voor het openbaar nut, zoals elektriciteits-, gas- en drinkwatervoorziening;

1.32 ondergeschikte horeca

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie, welke binnen de bestemming is toegestaan.

1.33 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.34 palenbos

een gebied gevuld met rechtopstaande houten palen, die een ecologische functie hebben.

1.35 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. indien in het water wordt gebouwd het Normaal Amsterdams Peil.
1.36 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.37 rotor

het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine.

1.38 rotordiameter

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.

1.39 slibdepot

opslagdepot voor grond- en baggerspecie.

1.40 slibinvang

het invangen van slib uit de Eems om de vertroebeling van de Eems tegen te gaan.

1.41 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden om daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden;

1.42 tent

een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd onderkomen dat gemakkelijk is op te vouwen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.43 toercaravan

een al dan niet uitklapbare caravan geen stacaravan zijnde, bestemd voor recreatief verblijf;

1.44 toeristisch overstappunt

een knooppunt waar fiets- en wandelroutes starten, voorzien van informatiepanelen/-zuilen.

1.45 verblijfsrecreatie

recreatief nachtverblijf, waarbij hoofdverblijf elders wordt gehouden;

1.46 windturbine

een door de wind aangedreven turbine, die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 de ashoogte van een windturbine

vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein gemeten wordt vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Voor windturbines op een dijklichaam wordt het niveau van het maaiveld omringend aan dit dijklichaam aangehouden.

2.4 de wieklengte van een windturbine

de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt;
  • b. cultuurgrond;
  • c. visserij;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, bodemkundige, archeologische, landschapsecologische, hydrologische en/of natuur(wetenschappe)lijke waarden;
  • e. waterkerende en/of waterstaatkundige voorzieningen;
  • f. gronddepot;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. onderzoeksdoeleinden;
  • h. kleiwinning;
  • i. slibinvang;
  • j. slibdepot
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • m. wegen en paden;
  • n. sloten en/of andere watergangen;

met de daarbij behorende:

  • o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en schuilstallen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van schuilstallen bedraagt ten hoogste 3,00 meter
  • d. de oppervlakte van een schuilstal bedraagt ten hoogste 25 m².
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een hoogte van de gronden van meer dan 5 meter +NAP;
  • b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van een paardrijdbak.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist:

    • 1. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, niet zijnde erfbeplanting;
    • 2. het kappen en/of rooien van houtgewas;
    • 3. het verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen met een grotere breedte dan 4,00 meter;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
    • 5. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
    • 6. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
    • 7. het wijzigen van het verkavelingspatroon vanwege het graven of dempen van watergangen of anderszins werkzaamheden.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    • 1. het normale onderhoud of normale agrarische gebruik betreffen;
    • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
  • c. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de bodemkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden. Aan de omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden aan de plaats en de afmetingen van het

, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Cultuur en ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een bezoekerscentrum;
    • 2. een zee-aquarium;
    • 3. dagrecreatieve voorzieningen ter ondersteuning van de onder 1 en 2 genoemde doeleinden;

met de daarbijbehorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ten minste één gevel van een hoofdgebouw wordt in de naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits er een aantoonbare bedrijfstechnische noodzaak aanwezig is.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven, niet zijnde ondergeschikte horeca;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. waterberging;
  • d. kunstobjecten;
  • e. oevers, kaden en beschoeiingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. wegen, paden en verhardingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij bijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een horecabedrijf van categorie 1 en/of 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2'
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een voetpad;

met de daarbijbehorende:

  • d. horecaterrassen;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bedrijf bedraagt ten hoogste 1;
  • c. ten minste één gevel van een hoofdgebouw dient in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de hoogte van een gebouw of overkapping ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte.
6.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits er een aantoonbare bedrijfstechnische noodzaak aanwezig is.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in afwijking van de aangegeven categorie-aanduiding.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. water;
  • c. ecologische verbindingszones;
  • d. broedeiland;
  • e. palenbos;
  • f. waterkerende en waterstaatkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag geen bebouwing worden gebouwd.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. opsporing of winning van diepe delfstoffen door middel van opsporings- of winningsinstallaties;
  • b. het parkeren van booreilanden en andere offshore-installaties;
  • c. het winnen van oppervlaktedelfstoffen, met uitzondering van:
    • 1. het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen;
    • 2. het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.
  • d. het inpolderen, bedijken of indijken van gronden;
  • e. het aanleggen van leidingen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist:

    • 1. het af- en/of vergraven en het ophogen van gronden;
    • 2. het verstoren van de ondergrond.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
  • c. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'strand' voor dagrecreatie, in de vorm van speel- en ligweiden, sport en waterrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1' voor verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 2' voor verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 2 standplaatsen voor kampeermiddelen in de vorm van kampeerauto's en tevens voor een toeristisch overstappunt;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. wegen, paden en verhardingen;
  • f. parkeren;
  • g. behoud en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • h. horeca, ondergeschikt aan het extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • i. paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'strand' mag maximaal één gebouw worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 70 m2 en een maximale hoogte van 3 meter;
  • a. op of in de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1' en 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 2' mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1' mag een toeristisch-recreatief bouwwerk, geen gebouw zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 5,00 meter en een oppervlakte van maximaal 40 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en aard van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. dammen en/of duikers;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. water;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij bijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 3 m bedraagt.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen en aard van de bebouwing, waarbij met name rekening zal worden gehouden met:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeer- en groenvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - garagebox' voor garageboxen;

met dien verstande dat:

  • f. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken blijft gehandhaafd;
  • g. in de bestemming zijn de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijk begrepen.

met de daarbij bijbehorende:

  • h. bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. garageboxen zijn uitsluitend toegestaan op de gronden aangeduid als 'specifieke vorm van verkeer - garagebox';
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. kunstwerken;
  • d. oevers, kaden en beschoeiingen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. groenvoorzieningen;

met de daarbij bijbehorende:

  • g. kunstobjecten
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldten de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.

Artikel 12 Water - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. oevers, kaden en beschoeiingen;
  • e. kunstwerken

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kunstobjecten
  • g. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. wegen, paden en verhardingen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij bijbehorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 13 Water - Waterkering 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'strand' tevens voor dagrecreatie, in de vorm van speel- en ligweiden, sport en waterrecreatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeervoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' tevens voor extensief dagrecreatieve doeleinden in de vorm van een toeristisch overstappunt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' een bestaande bunker;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'museum' tevens voor een ondergrondse expositieruimte voor een museum;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens voor een voetpad, parkeervoorzieningen, erven en terreinen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' tevens voor een boulevard met voorzieningen gericht op recreanten;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • k. het agrarisch medegebruik;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • n. kabels en leidingen;

met de daarbij behorende:

  • o. paden;
  • p. waterstaatkundige voorzieningen;
  • q. bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' is één gebouw in de vorm van een bestaande bunker toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'museum' is één ondergronds gebouw in de vorm van een bestaande bunker toegestaan;
  • c. voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 meter;
  • b. reclamemasten zijn niet toegestaan.
13.3 Nadere eisen

Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie
  • c. en goede landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de zeedefensie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Kruinhoogte

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een hoogte van de gronden van meer dan 11 meter +NAP.
13.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de waterkering is alleen toegestaan indien de volgende landschappelijke eisen zijn gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden:

  • a. het ruimtelijke karakter van de dijk dient uniform en rustig te zijn. Dat betekent dat de nieuwe dijk voldoet aan de volgende landschappelijke eisen:
    • 1. het huidige meanderende karakter van de dijk dient behouden te blijven (geen bochtafsnijdingen); dit geldt zowel voor het dijklichaam zelf als voor de onderhoudsweg op het talud en de bermsloot aan de voet van de dijk;
    • 2. de huidige verschijningsvorm buitendijks (overwegend stenig) en de huidige verschijningsvorm binnendijks (overwegend gras) dient behouden te blijven;
    • 3. overgangen tussen dijkvakken dienen vloeiend vormgegeven te worden, zowel qua hoogte als qua breedte;
    • 4. overgangen tussen verschillende typen bekleding dienen vloeiend vormgegeven te worden;
  • b. de bunkers ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zichtbaar en toegankelijk blijven.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist:

    • 1. het ophogen en afgraven van gronden;
    • 2. het planten van bomen en struiken;
    • 3. het dempen en graven van waterlopen;
    • 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden;
    • 5. het aanleggen van kabels en leidingen.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 13.5 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

Artikel 14 Water - Waterstaat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' een bestaande bunker;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • f. het agrarisch medegebruik;
  • g. het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. kabels en leidingen;

met de daarbij behorende:

  • i. paden;
  • j. waterstaatkundige voorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' is één gebouw in de vorm van een bestaande bunker toegestaan;
  • b. voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de waterkering is alleen toegestaan indien de bunker ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' zichtbaar en toegankelijk blijft.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. openbare nutsvoorzieningen.

met de daarbij bijbehorende:

  • e. bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;
  • c. de woningen worden gestapeld gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan zoals op de verbeelding aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' bedraagt het bebouwingspercentage niet meer dan zoals op de verbeelding aangegeven.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten niet meer dan 5 m bedraagt.
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel;
    • 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 45 m2;
    • 3. het nevengebruik wordt uitgeoefend door iemand anders dan de bewoner van de woning;
    • 4. de activiteiten vergunning- of meldingplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving;
    • 5. de bedrijfsactiviteiten niet voorkomen in of gelijk zijn te stellen met categorie 1 als vermeld in de bijlage opgenomen staat van bedrijven;
    • 6. de activiteiten betrekking hebben op detailhandel of horeca;
    • 7. de beroeps- of bedrijfsmatig nevengebruik van de bebouwing nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer of onevenredige parkeerdruk veroorzaakt, ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
    • 8. reclame-uitingen worden aangebracht, met uitzondering van de op de grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vergunningsvrije vormen;
  • c. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

Artikel 16 Water - Waterkering 1 Windturbines Voorlopig

16.1 Voorlopige bestemming
16.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering 1 Windturbines Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. water;
  • c. de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van windturbines, met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van het transporteren van de opgewekte elektriciteit en ondergrondse kabels en leidingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. het agrarisch medegebruik;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. het extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • h. paden;
  • i. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - windturbine' mag een windturbine worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de maximum ashoogte 100 meter bedraagt;
    • 2. de maximum rotordiameter 100 meter bedraagt;
    • 3. de maximum wieklengte tweederde van de ashoogte bedraagt;
  • b. andere bouwwerken ten behoeve van het windturbinepark zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 4,00 meter en een oppervlakte van maximaal 30 m2 per bouwwerk;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 meter;
  • d. reclamemasten zijn niet toegestaan.
16.1.3 Nadere eisen

Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie
  • c. en goede landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de zeedefensie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.1.4 Specifieke gebruiksregel
a Kruinhoogte

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een hoogte van de gronden van meer dan 11 meter +NAP.
b Voorwaardelijke verplichting windturbine
  • a. Het is verboden in gebruik te nemen en te houden/hebben van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - windturbine' zonder dat de bestaande windturbine ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - sloopverplichting' is verwijderd, is niet toegestaan.
  • b. Het is verboden in gebruik te nemen en te houden/hebben van een windturbine ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - windturbine' zonder dat daarvoor eerst een maatregel zoals genoemd onder paragraaf 6.1 in het rapport Externe Veiligheidsanalyse windturbines aan de Oostpolderdijk (referentienummer 23238.23/15.134406 C&S/RC/RJo), zoals opgenomen in Bijlage 20, genomen is.
c Voorwaardelijke verplichting waterkering

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de waterkering is alleen toegestaan indien de volgende landschappelijke eisen zijn gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden:

  • a. het ruimtelijke karakter van de dijk dient uniform en rustig te zijn. Dat betekent dat de nieuwe dijk voldoet aan de volgende landschappelijke eisen:
    • 1. het huidige meanderende karakter van de dijk dient behouden te blijven (geen bochtafsnijdingen); dit geldt zowel voor het dijklichaam zelf als voor de onderhoudsweg op het talud en de bermsloot aan de voet van de dijk;
    • 2. de huidige verschijningsvorm buitendijks (overwegend stenig) en de huidige verschijningsvorm binnendijks (overwegend gras) dient behouden te blijven;
    • 3. overgangen tussen dijkvakken dienen vloeiend vormgegeven te worden, zowel qua hoogte als qua breedte;
    • 4. overgangen tussen verschillende typen bekleding dienen vloeiend vormgegeven te worden.
16.1.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag vereist:

  • 1. het ophogen en afgraven van gronden;
  • 2. het planten van bomen en struiken;
  • 3. het dempen en graven van waterlopen;
  • 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden.

  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 4. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.

  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

16.1.6 Geldigheidstermijn voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in lid 16.1.1 geldt 30 jaar vanaf de datum van in werking treding van het plan.

16.2 Definitieve bestemming
16.2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering 1 Windturbines Voorlopig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. agrarisch grondgebruik met uitzondering van bosbouw en houtteelt, voor zover de gronden niet zijn aangeduid als 'waterkering';
  • c. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. het agrarisch medegebruik;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. het extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • h. paden;
  • i. bouwwerken.
16.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 meter;
  • c. reclamemasten zijn niet toegestaan.
16.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een goede milieusituatie
  • c. en goede landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de zeedefensie;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.2.4 Specifieke gebruiksregel
a de kruinhoogte

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een hoogte van de gronden van meer dan 11 meter +NAP.

b Voorwaardelijke verplichting waterkering

Het gebruik van de gronden ten behoeve van de waterkering is alleen toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichtingen:

  • a. het ruimtelijke karakter van de dijk dient uniform en rustig te zijn. Dat betekent dat de nieuwe dijk voldoet aan de volgende landschappelijke eisen:
    • 1. het huidige meanderende karakter van de dijk dient behouden te blijven (geen bochtafsnijdingen); dit geldt zowel voor het dijklichaam zelf als voor de onderhoudsweg op het talud en de bermsloot aan de voet van de dijk;
    • 2. de huidige verschijningsvorm buitendijks (overwegend stenig) en de huidige verschijningsvorm binnendijks (overwegend gras) dient behouden te blijven;
    • 3. overgangen tussen dijkvakken dienen vloeiend vormgegeven te worden, zowel qua hoogte als qua breedte;
    • 4. overgangen tussen verschillende typen bekleding dienen vloeiend vormgegeven te worden.

Artikel 17 Leiding - Buisleiding

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Buisleiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse buisleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden als bedoeld in artikel 17.1 geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een ondergrondse buisleiding.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 5 meter.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse buisleiding.
17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.

17.5 Omgevingsverguning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
17.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien vooraf instemming van de betreffende leidingbeheerder is verkregen en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van ondergrondse buisleidingen.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hogedruk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

18.2 Bouwregels

Op of in de in 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

  • b. Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 18.4 onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

  • d. Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 18.4 onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding.

19.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,30 meter wordt geroerd, tenzij het betreft:

  • a. bouwwerken waarvan de bestaande oppervlakte met ten hoogste 50 m2 wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en).
20.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2, mits op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, voor zover deze werkzaamheden dieper reiken dan 30 cm:

  • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • 2. het afgraven, of egaliseren van gronden;
  • 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 4. het graven van sloten alsmede het aanleggen van een drainage;
  • 5. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • 6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, het planten, vellen, rooien of beschadigen van bomen anders dan bij wijze van verzorging van het aanwezige houtgewas;
  • 7. het maken van dammen, kaden en oeververzwaringen;
  • 8. het graven, uitdiepen, verbreden en dempen van watergangen.

  • b. Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 20.4 onder a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de archeologische waarden niet onevenredig schaden al dan niet door middel van het nemen van maatregelen.

  • d. Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 20.4 onder a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige over de vraag of de archeologische waarden door de voorgenomen werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van afbeeldingen en/of tekens voor commerciële doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden voor seksinrichtingen;
  • c. het dempen van water of watergangen zonder binnen het plangebied te voorzien in watercompensatie met minimaal hetzelfde waterbergend vermogen.

Artikel 23 Algemene aanduidingsregels

23.1 geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, slechts mag worden gebouwd indien de geluidbelasting vanwege de gaswinlocatie of het industrieterrein van de gevels van dit geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

23.2 milieuzone - archeologische begeleiding

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - archeologische begeleiding' geldt dat een op grond van de daar geldende bestemming toelaatbare bodemingreep die dieper gaat dan 0,30 meter en een groter oppervlak beslaat dan 50 m2 slechts mag worden uitgevoerd onder begeleiding van een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.

23.3 overige zone - sloopverplichting

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - sloopverplichting' geldt dat het gebruik van de bestaande windturbine met het daarbij behorende overdraaigebied is toegestaan tot het moment dat een windturbine ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - windturbine' in gebruik wordt genomen.

23.4 overige zone - windturbine

De rotorbladen van een windturbine mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbine' draaien.

23.5 overige zone - windturbine bestaand
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbine bestaand' is een windturbine toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het aantal te bouwen windturbines, ter plaatse van de aanduiding 'overig - windturbine bestaand', bedraagt ten hoogste één;
    • 2. de bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten minste 15,00 meter;
    • 3. de bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste 100,00 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbine bestaand' zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 5,00 meter bedraagt.
23.6 vrijwaringszone - dijk landelijk
23.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk landelijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen en aanduidingen, tevens aangeduid voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de aangewezen bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk landelijk' de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanduiding, met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 meter bedragen.
23.6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.6.2 in die zin dat de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat de stabiliteit van de nabijgelegen waterkering niet nadelig wordt beïnvloed en wordt voldaan aan de volgende onderverdeling binnen deze aanduidingszone:

  • a. binnen een zone van 75 meter gerekend vanaf de grens van de bestemming 'Water - Waterkering 1' alleen bebouwing van zwaar maatschappelijk belang is toegestaan waarvan aangetoond is dat deze niet elders plaats kan vinden en vooraf medewerking is verleend door het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen;
  • b. binnen een zone van 25 meter gerekend vanaf de zone genoemd onder a alleen bebouwing is toegestaan waarvan is aangetoond dat deze de stabiliteit van de waterkering niet nadelig beïnvloedt.
23.6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het ophogen en afgraven van gronden;
  • 2. het planten van bomen en struiken;
  • 3. het dempen en graven van waterlopen;
  • 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

23.7 vrijwaringszone - dijk stedelijk
23.7.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk stedelijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen en aanduidingen, tevens aangeduid voor de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen primaire waterkering met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk stedelijk' de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanduiding, met uitzondering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3 meter bedragen.
23.7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.7.2 in die zin dat de in de bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits is aangetoond dat de stabiliteit van de nabijgelegen waterkering niet nadelig wordt beïnvloed en wordt voldaan aan de volgende onderverdeling binnen deze aanduidingszone:

  • a. binnen een zone van 5 meter gerekend vanaf de grens van de bestemming 'Water - Waterkering 1' alleen bebouwing van zwaar maatschappelijk belang is toegestaan waarvan aangetoond is dat deze niet elders plaats kan vinden;
  • b. binnen een zone van 70 meter gerekend vanaf de zone genoemd onder a alleen bebouwing is toegestaan waarvan is aangetoond dat deze de bestaande of toekomstige waterkering niet nadelig beïnvloedt;
  • c. binnen een zone van 25 meter gerekend vanaf de zone genoemd onder b alleen bebouwing is toegestaan waarvan is aangetoond dat deze de stabiliteit van de waterkering niet nadelig beïnvloedt.
23.7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • 1. het ophogen en afgraven van gronden;
  • 2. het planten van bomen en struiken;
  • 3. het dempen en graven van waterlopen;
  • 4. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden.
  • b. Uitzonderingen

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • 3. verband houden met de realisering van de dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl.
  • c. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

Artikel 24 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Deze regel is niet van toepassing op de regels voor windturbines.

Artikel 25 Algemene wijzigingsregels

  • a. Het college van Gedeputeerde Staten is bevoegd het inpassingsplan te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 3 meter mag bedragen en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Beperking bevoegdheid
  • a. De gemeenteraden van de gemeenten Delfzijl en Eemsmond zijn na 10 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft, met uitzondering van de gronden met de bestemming Water - Waterkering 1 Windturbines Voorlopig', waar de gemeenteraad van de gemeente Eemsmond na 30 jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd zijn een bestemmingsplan vast te stellen.
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 26.1.a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen voor de gronden van dit plan indien daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering zoals mogelijk wordt gemaakt met dit plan.
  • c. Artikel 26.1.b geldt niet voor de gronden met de bestemming 'Water - Waterkering 1 Windturbines Voorlopig'.
26.2 Verhouding met onderliggende bestemmingsplannen

De bestemmingsplannen, beheersverordeningen en inpassingsplannen zoals deze gelden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan blijven eveneens van kracht, met dien verstande dat de in het plan opgenomen enkelbestemmingen in de plaats treden van de ter plaatse van het plangebied geldende provinciale inpassingsplannnen en gemeentelijke bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsregels

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan 'Dijkverbetering Eemshaven-Delfzijl'.

Bijlage bij regels