direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum 's-Heerenberg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgshbcntcentrshb-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Centrum 's-Heerenberg e.o. met identificatienummer NL.IMRO.1955.bpsgshbcntcentrshb-va01 van de gemeente Montferland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 beroep aan huis

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken daarvan, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook. Hieronder wordt wel verstaan een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang;

1.7 bed and breakfast

Een bed and breakfast is een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed and breakfast is gevestigd in een woning of bijbehorende bouwwerk zonder zelfstandige kookgelegenheid en wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning;

1.8 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de woning en de bijbehorende bouwwerken, mits de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en mits sprake is van een ruimtelijke uitwerking en uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is, hieronder wordt mede verstaan een bed and breakfast;

1.9 archeologisch monument

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 dan wel gemeentelijke verordening is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bestemmingsvlak aangeeft (uitgezonderd het bouwvlak), dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepen aan huis daaronder niet begrepen;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing die op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning ;
  • b. ten aanzien van gebruik; het gebruik van grond en opstallen zoals op het moment van inwerkingtreding van het plan rechtens bestaat,
1.17 bestemming

de doeleinden waarvoor bepaalde gronden kunnen worden gebruikt;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 cultuur en ontspanning

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op vrijetijdsbesteding, creatieve uitingsvormen, spel en vermaak;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt tevens verstaan verkoop via internet, waarbij sprake is van publieksgerichte activiteiten in de vorm van een showroom en/of een afhaalpunt voor consumenten;

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 evenement

een meerdaags jaarlijks terugkerend en verplaatsbare georganiseerde gebeurtenis die meestal publiek is, maar ook besloten kan zijn;

1.32 galerie

een ruimte waar tentoonstellingen en workshops van beeldende kunst worden georganiseerd met de bedoeling deze werken te verkopen;

1.33 garagebox

een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 hoofdgebouw

een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 horeca

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van bed & breakfast, nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

1.37 kantoor

een gebouw, dan wel een ruimte die blijkens zijn indeling en inrichting, dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.38 kelder

onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van de scheidingsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. Hieronder wordt in ieder geval begrepen; kinderopvang en zorg;

1.40 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.41 ondergeschikte functie

de functie die ondersteunend is aan de primaire functie overeenkomstig de planologische bestemming van het hoofdgebouw. Bij een woning zal dat in het merendeel van de gevallen gaan om een garage/berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte;

1.42 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden

1.43 overkapping

een bouwwerk dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.44 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld, hierbij dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke hoogte van het bouwperceel;
  • c. indien in of op het water gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.45 primaire functie

de functie conform de planologische bestemming van het hoofdgebouw, bijvoorbeeld de woning;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.47 seksbedrijf

een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:

  • a. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elke geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
1.48 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.49 staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.50 verdieping

een bouwlaag van een gebouw gelegen boven de bouwlaag op de begane grond;

1.51 vloeroppervlak

de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.52 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.53 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.54 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.55 woning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van (het huishouden) van één persoon;

1.56 woonzorgcomplex

een instelling ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen;

1.57 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.58 zorgwoning

een woning, functioneel ingericht op het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak al dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen en kantoren.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dakkapellen uitgezonderd;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwondedelen;

2.6 de diepte van een gebouw

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, luchtbehandelingskasten, schoorstenen, liftschachten, installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en de aangegeven maximale bouwhoogten, niet meer dan 1,5 m bedraagt.

2.9 startpunt meting

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het (hobbymatig) houden van dieren en telen van gewassen;
  • b. de instandhouding en versterking van de beslotenheid van het landschap en de aanwezige houtopstanden;
  • c. behoud en versterking van de kernkwaliteiten van het waardevol landschap;
  • d. extensieve dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen voor zover de agrarische bedrijvigheid niet wordt belemmerd;
  • e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen.
3.2 Bouwregels

Op de gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken, zoals melk- en voederplaatsen en afrasteringen worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte van afrasteringen maximaal 1,5 meter mogen bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. een staanplaats voor kampeermiddelen;
  • b. opslag-, stort-, of bergplaats.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. tevens een garagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte en bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten;
  • d. inhoud van de bedrijfswoning maximaal 500 m3.
4.2.2

Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken

  • a. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie met een verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
    • 3. de breedte mag niet meer bedragen dan 33% van de breedte van de voorgevel;
  • b. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zonder verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het voorerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het voorerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte mag maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen.
    • 3. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 0,25 meter te bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen aan de zijgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, mits:
    • 1. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 2. mits de diepte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 meter of maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. mits de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • d. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de achtergevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, mits
    • 1. de totale diepte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerk(en) maximaal het bouwvlak plus 3 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • e. onverminderd het vorenstaande mag het bouwperceel, op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn, voor ten hoogste 50% worden bebouwd en mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik en/of overige bouwwerken:
      • op een perceel met een oppervlakte van tot en met 400 m² niet meer dan 75 m² bedragen;
      • op een perceel met een oppervlakte van meer dan 400 m² niet meer dan 100 m² bedragen;
      • voor bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik mag de goothoogte niet meer dan 4 meter bedragen en mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.
4.2.3

Overige bouwwerken

  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat:   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen:   1 m  
overige bouwwerken:   4,5 m  
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening  aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  • b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • c. wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

met daarbij behorende:

  • d. overige bouwwerken;
  • e. erven;
  • f. terreinen.
5.2 Bouwregels

Op de voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de inhoud van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50 m³.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. paden, kunstwerken, staties, water(partijen) en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en verhardingen.

6.2 Bouwregels
6.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

6.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 4,5 meter.

Artikel 7 Centrum - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat op de locaties met de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
  • b. wonen tevens op de begane grond uitsluitend ter plaats van de aanduiding 'wonen';
  • c. detailhandel uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat tevens de bestaande detailhandel op de verdieping is toegestaan;
  • d. dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • e. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. een bowlingcentrum uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bowlingbaan';
  • g. zorgwoningen uitsluitend op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • h. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • i. bij wonen behorende toegangen en bergingen;

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 Bouwregels
7.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte en bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten;
7.2.2

Overige bouwwerken:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten- entree' zijn geen entrees naar een ondergrondse- of bovengrondse parkeergarage (op maaiveld) toegestaan.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder g voor het toestaan van andere woningen dan zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', mits voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 8 Centrum - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat tevens de bestaande woningen op de begane grond zijn toegestaan;
  • b. detailhandel uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat tevens de bestaande detailhandel op de verdieping is toegestaan;
  • c. horeca uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • e. bij wonen behorende toegangen en bergingen;
  • f. parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
8.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 9 Centrum - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met dien verstande dat op de locaties met de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoren uitsluitend op de begane grond met dien verstande dat tevens de bestaande kantoren op de verdieping zijn toegestaan;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • g. zorgwoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • h. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels
9.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt in ieder geval 60%, of, in voorkomend geval, ten hoogste zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien die meer bedraagt dan 60%;
  • c. voor zover gebouwd binnen het bouwvlak, bedragen de goothoogte respectievelijk bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte, indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten;
  • d. voor zover gebouwd buiten het bouwvlak bedraagt de maximum goothoogte 4 m en bouwhoogte 5 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' bedraagt de minimale doorgangshoogte 2,5 m;
9.2.2

Overige bouwwerken:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten- entree' zijn geen entrees naar een ondergrondse- of bovengrondse parkeergarage, dan wel parkeervoorzieningen op maaiveld toegestaan.
9.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 onder g voor het toestaan van andere woningen dan zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', mits voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 10 Centrum - 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. horeca uitsluitend op de begane grond;
  • c. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. dienstverlening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels
10.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. het maximum bebouwingspercentage bedraagt in ieder geval 60%, of, in voorkomend geval, ten hoogste zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven, dan wel het bestaande bebouwingspercentage indien die meer bedraagt dan 60%;
  • c. voor zover gebouwd binnen het bouwvlak, bedragen de goothoogte respectievelijk bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte, indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten;
  • d. voor zover gebouwd buiten het bouwvlak bedraagt de maximum goothoogte 4 m en bouwhoogte 5 m.
10.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel uitsluitend op de begane grond, met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

11.2 Bouwregels
11.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte en bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
11.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 12 Gemengd - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. horeca;
  • e. cultuur en ontspanning;
  • f. wonen uitsluitend daar waar in de bestaande situatie gewoond wordt; 

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels
12.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
12.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. overige bouwwerken 3 m.

Artikel 13 Gemengd - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • c. wonen; 
  • d. opslag van goederen, uitsluitend op de eerste verdieping;

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels
13.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen en buiten het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage bedraagt 60%, of, in voorkomend geval, ten hoogste zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' danwel 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. voor zover gebouwd binnen het bouwvlak, bedragen de goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte, indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten;
  • d. voor zover gebouwd buiten het bouwvlak bedraagt de maximum goothoogte 4 m en bouwhoogte 5 m;
13.2.2

Overige bouwwerken

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
  max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  

Artikel 14 Gemengd - 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de hierna aangegeven doeleinden, op de daarbij aangegeven plaatsen:
doeleinden   in en onder de eerste bouwlaag   boven de eerste bouwlaag  
kantoren   ja   nee  
dienstverlening   ja   nee  
horeca   ja 1)   ja 1)  
maatschappelijke voorzieningen   ja   nee  
detailhandel   ja   nee  
bedrijven, die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1   ja   nee  
fitnesscentra, badhuizen, sauna-baden, kinderopvang, sportscholen, gymnastiekzalen, buurt- en clubhuizen   ja 2)   nee  
atelierruimte   ja   ja 2)  
bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en praktijk-, kantoor- en opslagruimten   ja   nee  
wonen   ja   ja  
bij wonen behorende toegangen en bergingen   ja   ja  
 
1) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.  
2) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 01'.  

  • b. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';
  • c. bij een en ander behorende binnenplaatsen, tuinen en groenvoorzieningen,
  • d. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 14.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen, en
  • b. overige bouwwerken, zoals luifels, uitstalkasten, opgangen, hefplateaus, reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.
14.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 14.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van een gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
licht- en andere masten en beeldende kunstwerken   10 m  
luifels   4 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw  
2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige andere bouwwerken   3 m  
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 14.3.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een monumentale boom:

  • a. oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;
  • b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
14.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 14.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het plan.
14.3.3 Beoordelingscriteria

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 14.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de monumentale boom niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. parken en plantsoenen;
  • c. een nutsvoorziening, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. paden, kunstwerken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende overige bouwwerken, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

15.2 Bouwregels
15.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', waarvan de oppervlakte het hele aanduidingsvlak mag beslaan en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

15.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speeltoestellen 5 m;
  • c. overige bouwwerken 3 m.

Artikel 16 Groen - Stadswal

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Stadswal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. stadswal;
  • b. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden;
  • c. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • d. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • e. parken en plantsoenen;
  • f. paden, kunstwerken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende overige bouwwerken, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

16.2 Bouwregels
16.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

16.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speeltoestellen 5 m;
  • c. overige bouwwerken 3 m.

Deze bouwwerken mogen slechts worden opgericht indien het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verleggen of dempen van sloten, het afdammen van sloten, het wijzigen van een slootprofiel, alsmede het aanleggen van een drainage;
  • c. het ontginnen, egaliseren, afgraven, aanvullen of ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
16.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 16.3.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een vergunning in dit kader is verleend;
  • c. voor het aanleggen van oeverbeschoeiingen.
16.3.3 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de onder 16.3.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de noodzaak van de werken en werkzaamheden kan worden aangetoond;
  • b. door de werken en werkzaamheden en de daarvan voorzienbare gevolgen het behoud en herstel van de cultuurhistorische warden niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. wonen uitsluitend op de verdieping; 
  • c. bij wonen behorende toegangen en bergingen;

met bijbehorende overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

17.2 Bouwregels
17.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
17.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • b. speeltoestellen 5 m;
  • c. overige bouwwerken 2 m.

Artikel 18 Kantoor

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; 

met bijbehorende bouwwerken, overige bouwwerken, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

18.2 Bouwregels
18.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
18.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • b. speeltoestellen 5 m;
  • c. overige bouwwerken 2 m.

Artikel 19 Maatschappelijk

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen met dien verstande dat religieuze instellingen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'religie';
  • b. een parochie ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';

met bijbehorende overige bouwwerken, wegen en paden, verkeers- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

19.2 Bouwregels
19.2.1

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' danwel 'maximum bouwhoogte (m)'aangegeven goothoogte en bouwhoogte;
  • c. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.
19.2.2

Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen aan de zijgevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, mits:
    • 1. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 2. mits de diepte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 meter of maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. mits de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken met primaire functie mogen aan de achtergevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, mits
    • 1. de totale diepte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerk(en) maximaal het bouwvlak plus 3 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • c. onverminderd het vorenstaande mag het bouwperceel, op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn, voor ten hoogste 50% worden bebouwd en mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik en/of overige bouwwerken:
    • 1. op een perceel met een oppervlakte van tot en met 400 m² niet meer dan 75 m² bedragen;
    • 2. op een perceel met een oppervlakte van meer dan 400 m² niet meer dan 100 m² bedragen;
    • 3. voor bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik mag de goothoogte niet meer dan 4 meter bedragen en mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.
19.2.3

De bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • b. speeltoestellen 5 m;
  • c. grafzerken en omheiningen ten behoeve van de begraafplaats 2,5 m;
  • d. overige bouwwerken 3 m.

Artikel 20 Tuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. verhardingen ten behoeve van de westelijk gelegen weg met daarbij behorende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkeer'.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 20.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. erkers en ingangspartijen aan een woning;
  • b. bij de bestemming behorende overige bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde carports en overkappingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' daarbij behorende overige bouwwerken, zoals lichtmasten en verkeersborden.
20.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in sublid 20.2.1, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie met een verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 33% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. er kan worden afgeweken van de geldende maximum goothoogte, doch niet van de in het bestemmingsplan maximum toegestane hoogte;
  • b. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zonder verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd, mits voldaan wordt een de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het voorerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het voorerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte mag maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
    • 3. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 0,25 meter te bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de zijgevel van een woning worden gebouwd, mits:
    • 1. de maximale goot- en nokhoogte respectievelijk 4 en 5 m bedragen;
    • 2. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 3. de diepte ten opzichte van de zijgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het zijerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het zijerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte maximaal 60% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
  • d. voor zover de gronden als bedoeld in sublid 20.1, bij een woning behoren, mag het bouwperceel voor ten hoogste 50% worden bebouwd;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrrooilijn, op of rond een terrein waarop een gebouw staat   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, pleinen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf, waaronder terrassen;
  • b. markten;
  • c. parkeer-, groen-, water- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. een kapel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' - kapel';
  • f. abri's;
  • g. kunstwerken, waaronder begrepen ook oorlogsmonumenten;

met overige bouwwerken waaronder ook begrepen zitelementen, podiums en bankjes.

21.2 Bouwregels
21.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen ten behoeve van een kapel als gebouwd element in de openbare ruimte mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer' - kapel', waarvan de oppervlakte het hele aanduidingsvlak mag beslaan en de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.

21.2.2

De bouwhoogte van overige bouwwerken, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer en kunstwerken bedraagt maximaal 6 m. De maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 10 m.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden, en
  • b. waterhuishouding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor:
    • 1. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone voor de ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen andere natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden buiten het plangebied;
    • 2. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.
22.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 22.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, stuwen, en bruggen.
De bouwhoogte van de andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 23 Wonen - 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. beroep aan huis;
  • c. kantoor aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • d. tuinen en erven.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 23.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.

23.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 23.2.1 gelden de volgende bepalingen:

woningen

  • a. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevels in of ten hoogste 3 m achter de bouwgrens, die is gekeerd naar de weg, waaraan het betreffende gebouw is gelegen;
  • b. indien de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen dient de voorgevel van een woning in of maximaal 2 m achter deze aanduiding te worden gebouwd;
  • c. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstanden dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer woningen zijn toegestaan dan in dat vlak aangegeven;
  • d. binnen bouwvlakken mogen vrijstaande, twee-aan-een gebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde, niet-gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens, zonder bijbehorende bouwwerken, bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 2,5 m;
    • 2. twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde minimaal 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aaneengebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2,5 m;
    • 4. indien de bestaande afstand minder bedraagt dan hiervoor aangegeven, dan is dat de te hanteren minimale afstand;
  • f. de diepte van woningen, zonder bijbehorende bouwwerken, mag niet meer bedragen dan de bij de bouwwijze aangegeven diepte:
    bouwwijze   max. diepte  
    aaneengebouwd   12 m  
    twee-aan-een   12 m  
    vrijstaand   15 m  
  • g. goothoogte respectievelijk bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • h. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.

Bijbehorende bouwwerken

  • i. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie met een verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 33% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. er kan worden afgeweken van de geldende maximum goothoogte, doch niet van de in het bestemmingsplan maximum toegestane hoogte;
  • j. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zonder verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het voorerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het voorerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte mag maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen.
    • 3. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 0,25 meter te bedragen;
  • k. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de zijgevel van een woning worden gebouwd, mits:
    • 1. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 2. mits de diepte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 meter of maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. mits de goothoogte niet meer dan 4 meter en de nokhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • l. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de achtergevel van een woning worden gebouwd , mits
    • 1. de in het bestemmingsplan toegestane diepte van het hoofdgebouw plus maximaal 3 meter niet wordt overschreden;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • m. onverminderd het vorenstaande mag het bouwperceel, op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn, voor ten hoogste 50% worden bebouwd en mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik en/of overige bouwwerken:
      • op een perceel met een oppervlakte van tot en met 400 m² niet meer dan 75 m² bedragen;
      • op een perceel met een oppervlakte van meer dan 400 m² niet meer dan 100 m² bedragen;
      • voor bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik mag de goothoogte niet meer dan 4 meter bedragen en mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen.

Overige bouwwerken

  • n. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat:   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen:   1 m  
overige bouwwerken:   4,5 m  

vloeroppervlakte beroep aan huis

  • o. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in sublid 23.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 50 m².
23.3 Afwijken van de gebruiksregels
23.3.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 23.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 23.2.2, onder o, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen kappersactiviteiten, prostitutie, horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • e. de bedrijfsuitoefening vindt plaats door één van de bewoners;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.

Artikel 24 Wonen - 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met dien verstande dat op de locaties met de aanduiding 'zorgwoning' uitsluitend zorgwoningen zijn toegestaan;
  • b. beroep aan huis;
  • c. detailhandel uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. een atelier en galerie uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • e. horeca met een maximum oppervlakte van 400 m2 uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. een maatschappelijke voorziening uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • g. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • h. kantoren uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. zorgwoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • j. tuinen en erven.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair.

24.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 24.2.1 gelden de volgende bepalingen:

Woningen

  • a. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer woningen zijn toegestaan dan in dat vlak aangegeven;
  • b. binnen bouwvlakken mogen vrijstaande, twee-aan-een gebouwde, aaneengebouwde en gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde, niet-gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend halfvrijstaande of vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens, zonder bijbehorende bouwwerken, bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen aan twee zijden minimaal 2,5 m;
    • 2. twee-aaneengebouwde woningen aan één zijde minimaal 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aaneengebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 2,5 m;
    • 4. indien de bestaande afstand minder bedraagt dan hiervoor aangegeven, dan is dat de te hanteren minimale afstand;
  • d. goothoogte respectievelijk bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  • e. indien geen maximale goot- en bouwhoogte staan aangegeven, gelden de bestaande maten.

Bijbehorende bouwwerken

  • f. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie met een verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 33% van de breedte van de voorgevel;
    • 3. er kan worden afgeweken van de geldende maximum goothoogte, doch niet van de in het bestemmingsplan maximum toegestane hoogte;
  • g. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie zonder verbinding naar buiten mogen aan de voorgevel van een woning worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de hoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    • 2. de diepte ten opzichte van de voorgevel mag maximaal bedragen:
      • indien het voorerf ten minste 6 meter diep is: 2,5 meter;
      • indien het voorerf minder dan 6 meter diep is, 1,5 meter;
      • de breedte mag maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
    • 3. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot het openbaar toegankelijk gebied minimaal 1 meter te bedragen;
    • 4. onverminderd het vorenstaande dient de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 0,25 meter te bedragen;
  • h. bijbehorende bouwwerken mogen aan de zijgevel van een woning worden gebouwd, mits:
    • 1. minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
    • 2. mits de diepte van het bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 meter of maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van de woning bedraagt;
    • 3. mits de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • i. bijbehorende bouwwerken met een primaire functie mogen aan de achtergevel van een woning worden gebouwd, mits
    • 1. de totale diepte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerk(en) maximaal het bouwvlak plus 3 meter bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • j. onverminderd het vorenstaande mag het bouwperceel, op minimaal 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn, voor ten hoogste 50% worden bebouwd en mag de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik en/of overige bouwwerken:
      • op een perceel met een oppervlakte van tot en met 400 m² niet meer dan 75 m² bedragen;
      • op een perceel met een oppervlakte van meer dan 400 m² niet meer dan 100 m² bedragen;
      • Voor bijbehorende bouwwerken met een functioneel ondergeschikt gebruik mag de goothoogte niet meer dan 4 meter bedragen en mag de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedragen;

Overige bouwwerken

  • k. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

max. bouwhoogte  
pergola's   3 m  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat:   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen:   1 m  
overige bouwwerken:   4,5 m  

Vloeroppervlakte beroep aan huis

  • l. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis mag, in voorkomend geval samen met de oppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis als bedoeld in sublid 24.3.1, niet meer bedragen dan 30% van de totale oppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 50 m².
24.3 Afwijken van de gebruiksregels
24.3.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 24.1, ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits:

  • a. het betreft bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis als bedoeld in sublid 24.2.2, onder l, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, en in ieder geval niet meer dan 50 m²;
  • c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt;
  • d. de bedrijfsactiviteiten geen kappersactiviteiten, prostitutie, horeca of detailhandel betreffen, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • e. de bedrijfsuitoefening vindt plaats door één van de bewoners;
  • f. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. het parkeren ten behoeve van het bedrijf zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    • 2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en
  • g. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten.
24.3.2 Zorgwoningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 24.1 onder i voor het toestaan van andere woningen dan zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', mits voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of in de directe omgeving.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem;
  • b. daar waar op een bouwperceel de gronden voor meerdere archeologische waarden zijn aangewezen gelden de regels van de hoogste waarde dan wel verwachting.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en waarbij de grondwerkzaamheden onder het maaiveld plaatsvinden dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de grond en waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar haar oordeel uit het rapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische momumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
25.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 25.2.1 onder a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m² wordt uitgebreid of de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
25.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
25.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 25.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid25.2 van toepassing is;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale, op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • h. indien de werken worden begeleid door een archeologisch deskundige;
  • i. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
25.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarden van de ronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
25.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 25.4.3, onder a., sub 2 kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te laten vervallen indien op basis van nader (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 26 Waarde - Archeologische verwachting 1

26.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  • b. daar waar op een bouwperceel de gronden voor meerdere archeologische waarden zijn aangewezen gelden de regels van de hoogste waarde dan wel verwachting.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de grond en waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
26.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 26.2.1 onder a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m² wordt uitgebreid of de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
26.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 26.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 26.2 van toepassing is;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale, op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • h. indien de werken worden begeleid door een archeologisch deskundige;
  • i. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
26.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarden van de ronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
26.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. in de situatie als bedoeld in sublid 26.4.3, onder a., sub 2 kan het gevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • d. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 te wijzigen in Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 27 Waarde - Archeologische verwachting 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
27.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder in sublid 27.2.1 onder a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m² wordt uitgebreid of de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
27.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
27.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in sublid 27.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 27.2 van toepassing is;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale, op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • h. indien de werken worden begeleid door een archeologisch deskundige;
  • i. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
27.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarden van de ronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
27.4.4 Voorwaarden aan de vergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 27.4.3, onder a., sub 2 kan het gevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 28 Waarde - Archeologische verwachting 4

28.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. de voor 'Waarde - Archeologische verwachting 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem;
  • b. daar waar op een bouwperceel de gronden voor meerdere archeologische waarden zijn aangewezen gelden de regels van de hoogste waarde dan wel verwachting.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 5000 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a. genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • c. in de situatie als bedoeld in sub b, onder 2, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die leidt tot bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
  • d. het overleggen van een rapport als bedoeld onder a. blijft achterwege indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
28.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde onder 28.2.1 onder a geldt niet indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  • b. de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.; of
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 5000 m² wordt uitgebreid of de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
28.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit (archeologisch) onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m. onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 5000 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  • c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 28.4.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. indien de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk, waarop sublid 24.2 van toepassing is;
  • c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in het kader van het normale, op grond van de bestemming toegestane gebruik;
  • d. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. indien naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • h. indien de werken worden begeleid door een archeologisch deskundige;
  • i. ingeval op grond van de Monumentenwet 1988 een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
28.4.3 Beoordelingscriteria
  • a. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar haar oordeel uit een bij de aanvraag te overleggen rapport, waarin de archeologische waarden van de ronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld, genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
28.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning

In de situatie als bedoeld in sublid 28.4.3, onder a., sub 2 kan het gevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 4 te wijzigen in Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden.

29.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.2.1 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken op de in artikel 29.1 bedoelde gronden geheel of gedeeltelijk te slopen.

29.2.2 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.2.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het geheel of gedeeltelijk slopen dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beeldbepalende cultuurhistorische waarden van het bouwwerk en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

29.2.3 Advies

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.2.1 wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van een daartoe deskundige commissie.

29.2.4 Omgevingsvergunning niet vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.2.1 is niet vereist voor:

  • a. slopen, dat behoort tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. slopen, dat wordt uitgevoerd in overeenstemming met een krachtens de Monumentenwet 1988, dan wel gemeentelijke verordening verleende vergunning;
  • c. slopen, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering was of kon worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

31.2

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

31.3

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

31.4 Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding'- monument' is het betreffende gebouw of object primair bestemd voor het behoud en/ of herstel van cultuurhistorische en/ of monumentale waarden.

Artikel 32 Algemene gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
32.2 Evenementen

Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits:

  • a. hiervoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, en;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel de Wet natuur(bescherming) of een opvolger van deze wet(ten).

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.
33.2

Een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in artikel 33.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
34.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone- wijzigingsgebied 1' in;
    • 1. een supermarkt van maximaal 1.900 m2 bvo op de begane grond;
    • 2. overige detailhandel van maximaal 1.250 m2 bvo;
    • 3. bebouwing bestaat uit maximaal 2 bouwlagen met een maximum bouwhoogte van 9 meter;
    • 4. parkeervoorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan landelijke richtlijnen en normen (CROW).
34.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone- wijzigingsgebied 2' in woningen in de klassen 'vrijstaand' of 'aaneengebouwd'.
34.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied - 3

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone- wijzigingsgebied 3' in de bestemming Centrum - 1 waarbij de maximum bouwhoogte 7 m bedraagt.
34.5 Wijziging naar 'Wonen' en 'Tuin' na bedrijfsbeëindiging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat op de gronden als bedoeld in artikel 4 (Bedrijf), artikel 11 (Detailhandel) geen bedrijf respectievelijk detailhandelsbedrijf meer is gevestigd, de bestemming van die gronden te wijzigen in de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - 2 en Tuin, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. woningen mogen uitsluitend als niet gestapelde woningen worden gebouwd, dan wel gestapeld met een beperking tot twee bouwlagen met een kap;
  • b. de woningen dienen naar aantal en soort te passen binnen het gemeentelijke woonbeleid;
  • c. artikel 20, 23 en 24 zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing;
  • d. op geen van de gevels van de woningen mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  • e. er dient rekening te worden gehouden met de realisering van 1,5 parkeerplaatsen per gerealiseerde woning, waarvan minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein dient te worden aangelegd;
  • f. de wijziging dient uitvoerbaar te zijn in verband waarmee in ieder geval het volgende dient te worden aangetoond:
    • 1. door middel van een bodemonderzoek dient te worden aangetoond, dat de bodem in milieuhygiënische zin geschikt is voor woondoeleinden;
    • 2. er mag geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden plaatsvinden;
    • 3. het plan voldoet aan eisen gesteld in verband met de luchtkwaliteit;
    • 4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de ter plaatse voorkomende ecologische waarden.

Artikel 35 Algemene procedureregels

Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  • a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  • b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  • d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken
36.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot ,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
36.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking ontheffing van het bepaalde in artikel 36.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 36.1.1 met maximaal 10%.

36.1.3

Artikel 36.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik
36.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

36.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 36.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

36.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 36.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

36.2.4

Artikel 36.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Centrum 's-Heerenberg e.o. van de gemeente Montferland.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………...

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………