Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Westdijk 30
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1924.DSLWestdijk30-BP30
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 plan
het bestemmingsplan Westdijk 30 van de gemeente Goeree-Overflakkee.
 
1.2 verbeelding
de bij het raadsbesluit tot vaststelling van het plan behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart of digitale verbeelding.
 
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.DSLWestdijk30.BP30 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 aan- en uitbouw
een direct met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning of een daarbij behorend bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en/of het bijgebouw in overwegende mate haar functie ten behoeve van het wonen behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
 
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
 
1.9 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.11 bestaande bouwwerken
op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan bestaande bouwwerken, die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht.
 
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.14 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.18 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.21 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven.
 
1.22 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie zich onder de noklijn bevind en de voorzijde van de constructie binnen de gevel van het gebouw is gelegen.
 
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.24 erfbebouwing
uitbreiding woonruimte en/of bijgebouwen al dan niet aangebouwd.
 
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.26 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
 
1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning of in een daarbij behorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 
1.28 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
1.29 peil
  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde Hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 
1.31 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.32 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
 
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 hoogte van de eerste bouwlaag
wordt gemeten 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.
 
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande agrarische bedrijven, die reeds aanwezig waren ten tijde van het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan. Nieuwvestiging of hervestiging is niet toegestaan;
 
alsmede voor bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
 
met daaraan ondergeschikt de nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3.1.
 
Nevenfunctie
 
wonen/hobbyboer/terreinbeheer- en onderhoud
kleinschalige natuurontwikkeling
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, niet zijnde wandel-, voet- en fietspaden
verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten
 
Tabel 3.1 Nevenfuncties, bij recht toegestaan
 
3.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • wonen;
  • beroep aan huis;
  • bedrijf aan huis (waaronder bed & breakfast).
 
4.1.2 Ondergeschikte functies
  • parkeervoorzieningen;
  • paden en wegen;
  • erven en tuinen;
  • groenvoorzieningen;
  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
 
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Het bouwen van de woningen dient te geschieden conform het inrichtingsplan als aangegeven in Bijlage I bij deze planregels, waarbij ook de daarin opgenomen landschappelijke inpassing moet zijn aangelegd, en in stand dient te worden gehouden, binnen 2 jaar na het realiseren van de vijf woningen.
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd tot een maximale inhoud van 750m3 per hoofdgebouw;
  2. er is één woning per bouwvlak toegestaan;
  3. hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd:
  4. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4 meter;
  5. de voorgevel wordt evenwijdig aan de voorste grens van het bouwvlak gebouwd;
  6. de afstand van de zijgevel tot aan de zijerfgrens bedraagt ten minste 3 m;
  7. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan gebouwd;
  3. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het denkbeeldig verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte voor palen en masten bedraagt ten hoogste 7 m;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (waaronder bed & breakfast) is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 35% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing, tot een maximum van 50 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel is niet toegestaan;
  4. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afwijkingen
  1. Voor een bouwwerk dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven maximummaten, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan de in hoofdstuk 2 voorgeschreven minimummaten, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  2. ingeval van herbouw is sub a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats geschiedt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld is het Overgangsrecht bouwwerken, zoals opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
6.2 Aangrenzende terreinen
 
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
 
6.3 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
 
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
  1. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. brandweeringang;
  3. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) van gebouwen met ten hoogste 10%;
  2. afwijkingen van bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%;
  3. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt
    2. de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;
  4. beneden peil gelegen kelders met dien verstande dat de overschrijding van de grenzen van het bouwvlak ten hoogste 2 m bedraagt;
  5. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  
Artikel 10 Overige regels
 
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Westdijk 30'.
 
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Goeree-Overflakkee.
   
burgemeester,                                griffier,