direct naar inhoud van 4.2 Visie op het landelijk gebied
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

4.2 Visie op het landelijk gebied

De belangrijkste landschappelijke kwaliteiten zijn de openheid en de karakteristieke verkavelingpatronen. Aan de hand van de ligging van de wegen en de oriƫntatie van de verkaveling is de ontginningsgeschiedenis nog afleesbaar uit het landschap. De ontginningsgeschiedenis is bovendien te herkennen aan de bebouwingsstructuren ('linten') en de hoogteligging ten opzichte van de boezemwateren. In toenemende mate is een relatie waarneembaar tussen de waardevolle landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden enerzijds en de invloed van de stedelijke omgeving anderzijds. Deze relatie is eveneens waar te nemen in de beleidsdocumenten die voor het gebied zijn opgesteld. Hierin wordt deze relatie gestructureerd zodat de belangen elkaar kunnen gaan ondersteunen.

Een voorbeeld hiervan is het Paardenbeleid, waarin door middel van zonering ruimte wordt geboden aan verschillende belangen. Zo zal er ook een goede balans gevonden moeten worden tussen aan de ene kant een aantal 'groene en ecologische' ontwikkelingen met aan de andere kant verbetering van infrastructuur, versterken van recreatieve mogelijkheden en ruimte bieden voor landbouw als beheerder van de ruimtelijke kwaliteit. De in de regels opgenomen mogelijkheden, voorwaarden en de bij de regels behorende Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf, bieden de bandbreedte voor deze ontwikkelingen.

De landschappelijke waarden worden met name in stand gehouden door de melkveehouderijen. Zij zijn de hoeders van ons landschap. Daarnaast is het plangebied van belang voor weidevogels en wintergasten (ganzen, zwanen en eenden). Bovendien behoort het hele plangebied tot de nationale ecologische hoofdstructuur (EHS). Op provinciaal niveau is de Groenblauwe Slinger hier een uitwerking van dat over een deel van het plangebied loopt.

De architectonische kwaliteit van een groot aantal gebouwen en erven staat onder druk, als gevolg van de veranderende gebruiksfuncties van de gebouwen. Nieuwe gebouwen zijn niet altijd ingepast in de bestaande structuren en bebouwingskenmerken. De architectonische kwaliteit van de gebouwen is echter van groot belang voor de belevingswaarde van het landschap.

Dit bestemmingsplan probeert aan bovenstaande relaties sturing te geven en daarnaast uitwerkingen van beleidsvoornemens op hogere schaalniveaus niet in de weg te staan.