direct naar inhoud van Artikel 33 Algemene aanduidingsregels
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

Artikel 33 Algemene aanduidingsregels

33.1 milieuzone - geluidsgevoelige functie
33.1.1 Bouwen en gebruik

De als 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de geluidszonering van een afvalwaterzuiveringsinstallatie. Binnen deze zone (110 m vanaf de afvalwaterzuiveringsinstallatie) mogen geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht.

33.1.2 Verhouding milieuzone en bestemming

Daar waar de aanduiding 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' samenvalt met een (dubbel)bestemming, zijn de regels behorende bij de hier bedoelde aanduiding, primair van toepassing. Bebouwing ten behoeve van de betreffende (dubbel)bestemming(en) is uitsluitend toegestaan, voor zover het gaat om vervangende bebouwing, in een bestaande situatie.

33.2 milieuzone - geurzone
33.2.1 Bouwen en gebruik

De als 'milieuzone - geurzone' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de geurzonering van een afvalwaterzuiveringsinstallatie. Binnen deze zone (200 m vanaf de afvalwaterzuiveringsinstallatie) mogen geen (bedrijfs)woningen en bedrijven worden opgericht.

33.2.2 Verhouding milieuzone en bestemming

Daar waar de aanduiding 'milieuzone - geurzone' samenvalt met een (dubbel)bestemming, zijn de regels behorende bij de hier bedoelde aanduiding, primair van toepassing. Bebouwing ten behoeve van de betreffende (dubbel)bestemming(en) is uitsluitend toegestaan, voor zover het gaat om vervangende bebouwing, in een bestaande situatie.

33.3 paardenbeleid agrarische gebieden

De als 'paardenbeleid agrarische gebieden' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor deeltijd paardenpensions als ondergeschikte deeltijdactiviteit bij volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.

33.4 paardenbeleid randgebieden

De als 'paardenbeleid randgebieden' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. deeltijd paardenpensions als ondergeschikte deeltijdactiviteit bij volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3;
  • b. de vestiging van (nieuwe) paardenhouderijen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 lid 3.7.13 en artikel 5 lid 5.6.1 en lid 5.6.5.

33.5 vrijwaringszone - molenbiotoop
33.5.1 Bouwen en gebruik

De als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de windvang van en het zicht op molens. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' rondom molens mogen de bouwhoogte van bouwwerken en de hoogte van beplanting:

  • a. binnen de zone van 100 m vanaf de betreffende molen, niet meer bedragen dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen;
  • b. binnen de zone tussen 100 m en 400 m vanaf de betreffende molen, niet meer bedragen dan:
  • 1/100 van de afstand tussen de betreffende bebouwing dan wel beplanting en de betreffende molen, plus;
  • de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de betreffende molen.

33.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 33.5.1 is niet van toepassing op bestaande situaties waarin de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bestaande bebouwing en/of beplanting, mits de vrije windvang en/of het zicht op de betreffende molen niet verder wordt beperkt.

33.5.3 Verhouding vrijwaringszone en molenbiotoop

Daar waar de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' samenvalt met een (dubbel)bestemming, zijn de regels behorende bij de hier bedoelde aanduiding, behoudens het bepaalde in lid 33.5.2, primair van toepassing. Bebouwing ten behoeve van de betreffende (dubbel)bestemming(en) is uitsluitend toegestaan, indien aan het bepaalde in lid 33.5.1 wordt voldaan.

33.5.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, aanvullend op het bepaalde in lid 33.5.1, bevoegd ter plaatse van de aanduiding ''vrijwaringszone - molenbiotoop nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van bebouwing op een bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte en/of nokrichting van de bebouwing;
  • c. de situering en dichtheid van beplanting op een (bouw)perceel;
  • d. de afstand van de bebouwing en/of beplanting tot de molen, met dien verstande dat de afstand van de dichtsbijzijnde bebouwing tot de molen ten minste 125 m dient te bedragen.

In het kader van de belangenafweging kunnen burgemeester en wethouders een wind(vang)onderzoek verlangen van degene die binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' wenst te bouwen en/of beplanting wenst te plaatsen.

33.5.5 Afwijken van bouw- en gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 33.5.1, ten behoeve van het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldende bestemming(en) en bijbehorende regels, met een grotere bouwhoogte dan overeenkomstig het bepaalde in lid 33.5.1 is toegestaan.

33.5.6 Toelaatbaarheid afwijking

Burgemeester en wethouders maken uitsluitend gebruik van de in lid 33.5.5 genoemde afwijkingsmogelijkheid, indien en voor zover:

  • a. de windvang van en het zicht op de molen, door de hogere bebouwing niet onevenredig worden aangetast;
  • b. burgemeester en wethouders, alvorens de betreffende omgevingsvergunning te verlenen, schriftelijk advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van cultuurhistorisch erfgoed, zoals de provinciale molenbiotoopdeskundige(n), en deze deze deskundige een positief advies heeft uitgebracht.

In het kader van de belangenafweging kunnen burgemeester en wethouders een wind(vang)onderzoek verlangen van degene die binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' wenst te bouwen en/of beplanting wenst te plaatsen. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden ten aanzien van de situering en/of hoogte van de betreffende bebouwing en/of beplanting worden verbonden.

33.6 vrijwaringszone - straalpad
33.6.1 Bouwen en gebruik

De als 'vrijwaringszone - straalpad' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor een straalpad en de bescherming daarvan. Onverminderd het bepaalde in de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de bestemming, waarmee de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' samenvalt, mag de bouwhoogte van bouwwerken op de gronden binnen het straalpad in ieder geval niet meer bedragen dan 55 m.

33.6.2 Verhouding vrijwaringszone en bestemming

Daar waar de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' samenvalt met een (dubbel)bestemming, zijn de regels behorende bij de hier bedoelde aanduiding, primair van toepassing. Bebouwing ten behoeve van de betreffende (dubbel)bestemming(en) is uitsluitend toegestaan, indien aan het bepaalde in lid 33.6.1 wordt voldaan.