direct naar inhoud van Artikel 19 Verkeer
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.lg2011-0010

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. op- en afritten;
  • c. voet-, fiets-, ruiterpaden en menroutes;
  • d. viaducten, ecoducten en bruggen;

met de daarbij behorende:

  • e. bebouwing;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. straatmeubilair en voorzieningen voor het openbaarvervoer;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. aarden wallen;
  • l. bermen en bermsloten;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. waterlopen.

19.1.2 Dubbelbestemmingen

Voor zover de in lid 19.1.1 genoemde gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemming(en) 'Leiding - Gas', 'Leiding - Riool', 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie lage verwachting', 'Waarde- Ecologie' en/of 'Waterstaat - Waterkering', is het bepaalde in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming(en), primair van toepassing.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van het bepaalde in lid 19.2.2 uitsluitend bouwwerken ten dienste van en/of noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed dient te worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied;
  • b. burgemeester en wethouders over de landschappelijke inpassing van bebouwing advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

19.2.2 Inrichting bestemmingsvlak en maatvoering bebouwing

Voor de plaatsing van bouwwerken als bedoeld in lid 19.2.1 in het bestemmingsvlak gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening of het openbaar vervoer mag niet meer bedragen dan 5 m²;
  • b. geluidwerende voorzieningen zijn toegestaan, voor zover deze bestaand zijn en de bestaande lengte en hoogte mogen niet worden vergroot;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken   max. goothoogte (m)   max. bouwhoogte (m)  
Gebouwen/luifels   -   4  
Viaducten, bruggen en daarmee vergelijkbare kunstwerken   -   10  
Voorzieningen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer   -   20  
Geluidwerende voorzieningen   -   bestaand  
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer   -   4  
Gebouwde nutsvoorziening   -   5  
Erf- of perceelafscheidingen   -   1  
Licht- en vlaggenmasten   -   12  
Technische installaties en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   -   3  

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aanvullend op het bepaalde in lid 19.2 nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van bouwwerken, in verband met:

  • a. een goede ruimtelijke dan wel landschappelijke inpassing van bebouwing in het gebied;
  • b. het behoud, herstel dan wel de versterking van de karakteristieken dan wel waarden van het gebied;
  • c. de situering, gebruiksmogelijkheden en/of de (beperking van) bezonning van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. geluidaspecten, milieuaspecten, verkeersveiligheid en/of andere veiligheidsaspecten.

Het een ander met inachtneming van hetgeen in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is beschreven.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Verlenging geluidwerende voorziening

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder b. ten behoeve van de verlenging van de bestaande geluidwerende voorziening tussen de Rijksweg A4 en de Meeslouwerweg, ter hoogte van het perceel Kniplaan 4, uitsluitend in de noord-oostelijke hoek Rijksweg A4/Kniplaan, indien zulks gewenst is ter verbetering van het verblijfsklimaat ter plaatse.

19.4.2 Toelaatbaarheid afwijking

Burgemeester en wethouders maken uitsluitend gebruik van de in lid 19.4.1 genoemde afwijkingsmogelijkheid, indien en voor zover:

  • a. de bouwhoogte van de betreffende voorziening bij de verlenging niet wordt vergroot;
  • b. door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en/of waarden van de gronden waar de voorziening is gesitueerd danwel aan grenst;
  • c. door de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan an de belangen van aangrenzende gronden danwel functies;
  • d. de voorziening landschappelijk goed wordt ingepast, met inachtneming van hetgeen in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is beschreven, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.

19.4.3 Erf- en perceelafscheidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder c. ten behoeve van erf- en/of perceelafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.

19.4.4 Toelaatbaarheid afwijking

Burgemeester en wethouders maken uitsluitend gebruik van de in lid 19.4.3 genoemde afwijkingsmogelijkheid, indien en voor zover:

  • a. vaststaat dat de afwijking of bebouwing ten dienste is van de bestemming, noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van de onderhavige gronden en geen onevenredige hinder veroorzaakt voor de omgeving;
  • b. door toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit en/of waarden van de betreffende gronden dan wel de waarden (landschappelijke en/of natuurwaarden) verbonden aan de bestemming van de gronden, die aan het bestemmingsvlak grenzen;
  • c. de afwijking of bebouwing ruimtelijk dan wel landschappelijk goed worden ingepast, met inachtneming van de in de Ruimtelijke kwaliteitsparagraaf beschreven ruimtelijke kwaliteit en karakteristiek van het gebied, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een landschapsdeskundige.