3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven behorende tot ten hoogste milieucategorie 2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek' tevens een meubelfabriek zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 310.1;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf' tevens een bouwbedrijf zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 41,42,43.1;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf' tevens een gemeentewerf zoals in de bijgaande ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ opgenomen onder SBI-2008 nummer 381;
- ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstofffen zonder LPG' een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;
- bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
- bijbehorende bouwwerken;
- erven;
- parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
- groenvoorzieningen en water;
- nutsvoorzieningen;
- overige functioneel met bedrijven verbonden voorzieningen.
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bouwregels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
- ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage is binnen het bouwvlak ten hoogste het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bouwregels:
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
- de goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bouwregels:
- de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- de bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak en minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat bestaande bijbehorende bouwwerken op het voorerfgebied ook zijn toegestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het aansluitend aan de woning gelegen erf;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van het gedeelte van het vrijstaande behorende bouwwerk mag voor zover gelegen binnen een afstand van:
- 1 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 3 meter;
- 2 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 4 meter;
- 3 m van het naburige erf, niet meer bedragen dan 5 meter;
- 4 meter en verder van het naburige erf, niet meer bedragen dan 6 meter;
- in aanvulling van het gestelde onder artikel 3 lid 2.3 sub e mag de bouwhoogte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerk nooit meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
- de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,3 m;
- de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de nog niet uitgebouwde achtergevellijn van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
- erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de openbare weg gekeerde voorgevellijn van een vrijstaande bedrijfswoning bedragen maximaal 1 m;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van een vrijstaande bedrijfswoning en rondom bedrijfsgronden bedragen maximaal 2 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen maximaal 5 m binnen een bouwvlak en maximaal 3 m buiten een bouwvlak;
- ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' is een overkapping toegestaan met een bouwhoogte van 6 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwhoogtes van bijbehorende bouwwerken, zoals bepaald in
artikel 3 lid 2.3 sub e, onder voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
- uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet onevenredig wordt belast;
- de onder a. gestelde onderzoeksverpliching is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
- bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- vuurwerkbedrijven;
- inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
- detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
- zelfstandige kantoren;
- buitenopslag, anders dan onderdeel uitmakend van de bedrijfsactiviteiten of dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Buitenopslag
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4 sub g teneinde buitenopslag mogelijk te maken, mits er sprake is van een uit visueel oogpunt en vanuit een oogpunt van brandveiligheid aanvaardbare opslag, gelet op:
- de situering van de buitenopslag;
- de hoogte en de oppervlakte van de buitenopslag;
- de aard van de goederen of stoffen die worden opgeslagen;
- de blijvende bereikbaarheid van het bouwperceel voor de brandweer.
3.5.2 Andere bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 1 sub a teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn genoemd in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ en die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in
artikel 3 lid 1 sub a bedoelde bedrijven;
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in de bijlage bij deze regels opgenomen ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.