21.1
Bestemmingsomschrijving
a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de
uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige
activiteiten aan huis,
met de daarbij behorende:
2. erven;
3. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
4. parkeervoorzieningen;
5. groenvoorzieningen en water;
6 overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden
voorzieningen.
b. Ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn de gronden
tevens bestemd voor gestapelde woningen.
c. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de
gronden tevens bestemd voor nutsvoorzieningen.
a. Op de in lid 21.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden
gebouwd, met dien verstande, dat:
b. ten aanzien van hoofdgebouwen:
1. deze uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven
bouwvlakken;
2. per bouwperceel is maximaal één
woning toegestaan, tenzij de gronden ter plaatse conform de nadere
aanduiding 'gestapeld' tevens zijn bestemd voor gestapelde woningen;
3. op het kadastrale perceel 'Kadastrale gemeente
Maarsseveen, Sectie A, Perceel 4726 en 4268' mag de bouwhoogte niet
meer bedragen dan 6 m;
4. de kapvorm niet mag worden gewijzigd met uitzondering van
het aanbrengen van dakkapellen;
5. de goothoogte en bouwhoogte van bestaande
woningen/hoofdgebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze
woningen/hoofdgebouwen) niet meer bedraagt dan de maatvoering zoals
deze bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan;
c. ten aanzien van erfbebouwing
1. bij elke woning mag erfbebouwing worden gebouwd ten
behoeve van de bestemming, waarbij:
- de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak niet meer
dan 50 m² bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing niet meer dan
50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf
bedraagt;
- de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing niet meer dan 3
m bedraagt;
- de goothoogte van de aangebouwde erfbebouwing niet meer
bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- voor zover de bestaande bouwhoogte hoger is dan 3 m: de
maximale goothoogte en bouwhoogte van bestaande erfbebouwing (waaronder
begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen) niet meer bedraagt dan
de maten van deze gebouwen zoals deze bestonden op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan;
- de diepte van aangebouwde erfbebouwing gemeten vanaf de
achtergevel niet meer dan 3 m bedraagt;
2. op het kadastrale perceel 'Kadastrale gemeente
Maarsseveen, Sectie A, Perceel 4016' mag erfbebouwing gerealiseerd
worden welke voldoet aan de volgende regels:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
- de afstand tot de zijdelingsperceelsgrens mag niet minder
bedragen dan 3 m, tenzij de zijdelingseperceelsgrens grenst aan de
bestemming 'Sport - Speelterrein';
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
d. ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer
bedraagt dan:
- 1 m op de gronden vóór de naar een
openbare weg gekeerde gevel;
- 2 m op de overige gronden;
2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen niet
meer bedraagt dan 2 m, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van pergola's niet meer dan 2.70 m bedraagt;
- de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 m bedraagt;
Regel ter uitvoering van de Wet geluidhinder:
a. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van gebouwen
met geluidgevoelige functies mag niet hoger zijn dan de daarvoor
geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere (grens)waarde.
b. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen
ten aanzien van de situering van geluidgevoelige ruimten in woningen in
verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.
21.4 Ontheffing van de
bouwregels
a. Burgermeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in:
1. lid 21.2 onder b. sub 1 voor het vergroten van een
bouwvlak van een woning mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
niet minder wordt dan 2 m of niet afneemt ten opzichte van de bestaande
situatie op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
2. lid 21.2 onder c. sub 1, voor vergroting van het
gezamenlijk grondoppervlak van erfbebouwing tot niet meer dan 80
m², mits de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing (buiten
het bouwvlak) niet meer dan 50% van de (buiten het bouwvlak gelegen)
oppervlakte van het aansluitend aan de woning/hoofdgebouw (of het
bouwvlak) gelegen erf bedraagt;
3. lid 21.2 onder c. sub 1, indien voormalige
bedrijfsbebouwing aanwezig is, tot een gezamenlijke oppervlakte van 50%
van de oppervlakte van die bebouwing, die voorkomt op de bij de
betreffende woning behorende gronden, met een maximum van 250
m², indien vaststaat dat die bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
4. lid 21.2 onder c. sub 1, ten behoeve van het vergroten
van de van de bouwhoogte van vrijstaande erfbebouwing tot niet meer dan
5 m, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3
m;
5. 21.2 onder b. sub 4 ten behoeve van het wijzigen van de
kapvorm, mits een positief advies is ontvangen van een ter zake
onafhankelijke deskundige;
6. lid 21.2 onder b. sub 5, tot een goothoogte van 6 m en
een bouwhoogte van 10 m (en een andere kapvorm), indien de bouw geen
onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit.
21.5 Specifieke
gebruiksregels
a. Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing
ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijfsmatige
activiteiten aan huis, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming
aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-verbonden
beroepen en/of bedrijfsmatige activiteiten mag niet meer dan 33%
bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van hoofdgebouwen en
erfbebouwing met een maximum van 50 m²;
2. het gebruik mag geen onevenredig nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer.
3. er mag geen horeca en geen detailhandel plaatsvinden, met
uitzondering van functionele ondergeschikte en niet zelfstandige
detailhandel;
4. het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te
worden uitgeoefend; er is niet meer dan één fte
in dienstverband extra toegestaan.
b. Gebruik van
ruimten in het hoofdgebouw en erfbebouwing ten behoeve van mantelzorg
is niet toegestaan, tenzij daarvoor ontheffing is verleend.
Vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State d.d. 21 maart 2012, zaaknummer: 201007814/1/R3
c. Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke
parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen
wordt gerealiseerd conform de parkeernormen zoals in de bijlage
'Parkeernormen' van deze regels is opgenomen. In de gevallen waarin de
tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders
de parkeernorm vast.
21.6 Ontheffing van de
gebruiksregels
a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 21.5 onder b. ten behoeve van
mantelzorg mits:
1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een
medische of sociale indicatie; indien sprake is van een ouder - kind
relatie waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische
of sociale indicatie noodzakelijk;
2. het hoofdgebouw en de erfbebouwing bereikbaar is en
blijft voor hulpdiensten;
3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het
geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische)
bedrijven;
4. de
oppervlakte welke wordt gebruikt voor mantelzorg niet meer bedraagt dan
80 m².
Vernietigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State d.d. 21 maart 2012, zaaknummer: 201007814/1/R3
b. De in lid 21.6 onder a. bedoelde ontheffing vervalt na
beëindiging van de mantelzorg.
c. Na het vervallen van de ontheffing, zoals bedoeld in lid
21.6 onder b. is degene aan wie de ontheffing was verleend of diens
rechtsopvolger en indien sprake was van afhankelijke woonruimte
verplicht de alsdan strijdige situatie (met lid 21.5 onder b.) te
zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het
bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
21.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen
ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –
wijzigingsbevoegdheid 1’ ten behoeve van het bouwen van
gestapelde woningen en de bestemming ‘Tuin’, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen
dan 11 m;
b. de woningen dienen gestapeld te worden gebouwd;
c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 49;
d. de bouwhoogte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen
dan 3 m.