Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Maarssendorp Woongebied 1e technische herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPherzwoongebMDP-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
  
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPherzwoongebMDP-VG01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.2 plan
het bestemmingsplan "Maarssendorp Woongebied 1e technische herziening" van de Gemeente Stichtse Vecht 
1.3 vigerend plan
het bestemmingsplan "Maarssen-Dorp woongebied" zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Maarssen op 21 juni 2010 en zoals op onderdelen vernietigd door de Raad van State op 21 maart 2012 (zaaknummer 201007814/1/R3).
1.4 overige begrippen
voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van de vigerede bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Maarssen-Dorp woongebied', zoals bij besluit van 21 juni 2010 door de raad van de Gemeente Maarssen is vastgesteld.
 
In geval het begrip niet is opgenomen in de lijst van begrippen zal aansluiting worden gezocht bij de definitie in het wettelijk of maatschappelijk taalgebruik (woordenboek).
1.5 achtererf(gebied)
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.6 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing die aanwezig is of is vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.7 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat bestaat of is vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.8 bijbehorend bouwwerk
een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.9 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder indien deze lager zijn dan 2,1 m en niet normaal beloopbaar zijn.
1.10 mantelzorg
het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.11 zijerf
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de voorgevelrooilijn en vóór de achtergevelrooilijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
horizontale diepte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel of buitenwerkt (en/of het hart van scheidingsmuren) en haaks op de betreffende gevel;
 
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;     
  
Voor de overige wijzen van meten wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van de vigerende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Maarssen-Dorp woongebied', zoals bij besluit van 21 juni 2010 door de raad van de Gemeente Maarssen is vastgesteld.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Administratieve regel
Op deze technische herziening zijn van toepassing de regels van het vigerende plan, zulks met inachtneming van de aanpassing van die regels zoals voorzien in deze herziening.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen; 
  2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. (ontsluitings)wegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen; 
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bouwregels gelden:  
  1. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan de voor- of zijkant van een hoofdgebouw, geldt:
    1. dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk niet ten koste mag gaan van parkeerplaatsen op eigen erf;
    2. de breedte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de desbetreffende voor- of zijkant van het hoofdgebouw;
    3. de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6m²;
    4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 m;
    5. de horizontale diepte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 1,5 m; 
  2. voor herbouw of verbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maten van deze gebouwen zoals deze bestonden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw maximaal 2 m, waarbij in geval van hoekwoningen de verkeerssituatie niet mag worden belemmerd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere erfafscheiding' de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1,8 m;
  4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, bouwhoogte maximaal 2,5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. water;
    2. de waterhuishouding;
    3. een waterweg ten behoeve van scheepvaartverkeer;
    4. extensief recreatief medegebruik;
    5. versterking en ontwikkeling van natuurwaarden van de Vecht;
    6. beschoeiing; 
met de daarbij behorende:
    1. bruggen, sluizen, duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
    2. straatmeubilair;
    3. voet- en fietspaden;
    4. groenvoorzieningen;
    5. overige functioneel met de bestemming 'Water' verbonden voorzieningen, zulks met uitzondering van ligplaatsen voor schepen; 
  1. Enkel ter plaatse van de aanduiding 'ligplaatsen' zijn de gronden tevens bestemd voor ligplaatsen van partyschepen;
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een brug toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde (waaronder begrepen kunstwerken) ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van obstakelverlichting niet meer dan 12 m bedraagt;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaatsen' steigers zijn toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het aantal steigers niet meer bedraagt dan 3;
    2. de lengte van de steiger evenwijdig aan de oever niet meer dan 25 m bedraagt of in geval er voor gekozen wordt de 3 steigers aaneengesloten te bouwen de totale lengte niet meer dan 75 m mag bedragen;
    3. en de breedte loodrecht op de oever niet meer dan 1,60 m bedraagt;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 4 m bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 sub b voor het realiseren van steigers op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'ligplaatsen', met dien verstande dat:
  1. de lengte van de steiger evenwijdig aan de oever niet meer bedraagt dan 6 m;
  2. de breedte loodrecht op de oever niet meer dan 1 m bedraagt;
  3. de steiger mag met niet meer dan 2 palen in het water steunen;
  4. de steiger mag de doorvaart en het onderhoud van het water en de oevers niet belemmeren;
  5. de steiger mag geen afbreuk doen aan de aanwezige natuurwaarden;
  6. de steiger mag uitsluitend aan de zijde van de achtergevel van de woning gerealiseerd worden.
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. het bestaande aantal woningen;
    2. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
met de daarbij behorende:
    1. tuinen en erven;
    2. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
    3. parkeervoorzieningen;
    4. groenvoorzieningen en water;
    5. overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen;
  1. Ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" zijn de gronden tevens bestemd voor gestapelde woningen;
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor nutsvoorzieningen;
  3. Ter plaatse van de aanduiding “bijgebouw” zijn de gronden tevens bestemd voor een bijgebouw.
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
6.2.1 Hoofdgebouwen
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan.
  4. Als er geen aanduiding is weergegeven geldt dat de goothoogte en bouwhoogte van bestaande hoofdgebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze woningen/hoofdgebouwen) niet meer mogen bedragen dan de maatvoering zoals deze bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. Bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen uitsluitend worden opgericht op het zij- en achtererf;
  2. Bijbehorende bouwwerken op het zijerf mogen op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  3. In afwijking van het bepaalde onder artikel 6 lid 2.2 sub a en artikel 6 lid 2.2 sub b geldt voor herbouw of verbouw van bestaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevelrooilijn of op minder dan 1m achter de voorgevelrooilijn dat de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de maten van deze gebouwen zoals deze bestonden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning en binnen de bestemming Wonen gelegen erf bedraagt;
  5. De goot- en bouwhoogtevan aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedragen ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m;
  6. De goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  7. De bouwhoogte van het gedeelte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt voor zover gelegen binnen een afstand van:
    1. 1 meter van het naburige erf, ten hoogste 3 meter;
    2. 2 meter van het naburige erf, ten hoogste 4 meter;
    3. 3 meter van het naburige erf, ten hoogste 5 meter;
    4. 4 meter en verder van het naburige erf, ten hoogste 6 meter.
  8. In aanvulling op het bepaalde onder artikel 6 lid 2.2 sub f bedraagt de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken altijd minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  9. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  10. De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de grens van het bouwvlak of de nog niet uitgebreide originele achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 3 m.
  11. in afwijking van het gestelde onder artikel 6 lid 2.2 sub a tot en met artikel 6 lid 2.2 sub j mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' een bijbehorend bouwwerk worden gebouwd mits:
    1. het oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt;
    2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 5 meter bedraagt.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 2 m waarbij in geval van hoekwoningen de verkeerssituatie niet mag worden belemmerd;
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Nadere eisen
Regel ter uitvoering van de Wet geluidhinder:
  1. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van gebouwen met geluidgevoelige functies mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere (grens)waarde.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van geluidgevoelige ruimten in woningen in verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6 lid 2.1 sub a voor het vergroten van een bouwvlak van een woning mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder wordt dan 2 m;
  2. artikel 6 lid 2.1 sub c en artikel 6 lid 2.1 sub d, tot een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 10 m, indien de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
  3. artikel 6 lid 2.2 sub c voor het aanbouwen van de voor de voorgevelrooilijn of op minder dan 1m achter de voorgevelrooilijn, bestaande bijbehorende bouwwerken aan het hoofdgebouw onder de volgende voorwaarden:
    1. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    2. de onder 1 gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
    3. de goothoogte van het aangebouwd bijbehorend bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m.
    4. de kap van het hoofdgebouw mag worden doorgetrokken;
    5. de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
  4. artikel 6 lid 2.2 sub d, als er sprake is vanvoormalige (agrarische)bedrijfsbebouwing mag 50% van de oppervlakte van die bebouwing behouden blijven tot niet meer dan 250 m2; In geval er sprake is van karakteristieke of monumentale gebouwen of een monumentaal ensemble mag deze bebouwing behouden blijven;
  5. artikel 6 lid 2.2 sub d voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak tot niet meer dan 80 m², met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning en binnen de bestemming Wonen gelegen erf bedraagt;
  6. artikel 6 lid 2.2 sub e ten behoeve van het doortrekken of aanbrengen van een kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
    1. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    2. de onder 1 gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
    3. de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen.
  7. artikel 6 lid 2.2 sub g voor het verhogen van de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk binnen een afstand van 4 meter van het naburige erf tot maximaal 6 meter onder de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte altijd minder is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    2. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    3. de onder 1 gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
  8. artikel 6 lid 2.2 sub j voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een grotere diepte gemeten vanaf grens van het bouwvlak of de nog niet uitgebreide originale achtergevel, onder voorwaarde dat:
    1. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet dieper zijn dan de nog niet uitgebreide originele achtergevel breed is;
    2. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet breder zijn dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel met een maximum van 3 meter;
    3. de goot- en bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0.3 m;
    4. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    5. de onder 4 gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het vloeroppervlak in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
  2. Het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
  3. Er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoers-bedrijf, geen kinderdagverblijf en geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van functioneel ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel;
  4. Ten aanzien van internethandel is alleen internethandel zonder showroom of afhaalfunctie toegestaan;
  5. Het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan
  6. Het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en mag de belangen van derden niet schaden;
  7. De ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de functie van het hoofdgebouw en het woongebied, waarbij tevens geldt dat alleen lichte bedrijvigheid is toegestaan zoals bedoeld in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering onder de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.
6.5.2 Parkeren
  1. Parkeerplaatsen op eigen erf dienen in stand te blijven;
  2. In het geval er door een ontwikkeling sprake is van een toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing, op eigen terrein dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen, een en ander conform de parkeernormen zoals in de bijlage 'Parkeernormen' van deze regels is opgenomen;
  3. In de gevallen waarin de onder artikel 6 lid 5.2 sub b genoemde tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.
6.5.3 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval bespreken het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
  1. seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte (horeca)bedrijven;
  2. opslag en verkoop van vuurwerk;
  3. commerciële kamerbewoning/-verhuur.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 21.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van een bed and breakfast met bijbehorende voorzieningen, mits:
  1. maximaal 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, ten tijde van het aanvragen van de omgevingsvergunning, met een maximum van 50 m², hiervoor wordt gebruikt;
  2. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein en in 2e instantie in het openbaar gebied hetgeen middels een parkeerdrukmeting onderzocht moet worden;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  5. ten aanzien van de bovengenoemde aspecten advies wordt gevraagd aan een terzake deskundige.
6.6.2 Extra wooneenheid voor mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken als extra wooneenheid ten behoeve van mantelzorg mits:
  1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie.
    Indien er sprake is van een ouder - kind relatie, waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn), is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
  2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar is en blijft voor hulpdiensten;
  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. de oppervlakte welke wordt gebruikt als extra wooneenheid voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 80 m².
  5. Het bevoegd gezag kan de onder artikel 6 lid 6.2 bedoelde omgevingsvergunning intrekken na beëindiging van de mantelzorg;
  6. Na het intrekken van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder a, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone –wijzigingsbevoegdheid 1’ ten behoeve van het bouwen van gestapelde woningen en de bestemming ‘Tuin’, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 11 m;
  2. de woningen dienen gestapeld te worden gebouwd;
  3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 49;
  4. de bouwhoogte van de bijbehordende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
 
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde in artikel 7 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreden van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 7 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 7 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde in artikel 7 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Maarssendorp Woongebied 1e technische herziening"