Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: 1e herziening De Karavaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPherzkaravaanMKB-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "1e herziening De Karavaan " van de gemeente Stichtse Vecht;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPherzkaravaanMKB-VG01 met bijbehorende regels;
 
1.3 verbeelding:
de analoge verbeelding van het bestemmingsplan "1e herziening De Karavaan", nummer NL.IMRO.1904.BPherzkaravaanMKB-VG01 danwel de digitale verbeelding van het bestemmingsplan "1e herziening De Karavaan ", nummer NL.IMRO.1904.BPherzkaravaanMKB-VG01 ;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met dezelfde aanduiding;
 
1.7 aan huis verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Detailhandel, koeriersbedrijven en (personen)transportbedrijven zijn niet toegestaan;
 
1.8 achtererfgebied:
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van een hoofdgebouw en de lijn van het verlengde daarvan;
 
1.9 afhankelijk woonruimte (i.v.m. mantelzorg):
een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.10 afvalinzamelsysteem
geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken/voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
 
1.11 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
 
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.13 bebouwingspercentage
het percentage van de oppervlakte van het bouwperceel, binnen de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, dat mag worden bebouwd;
 
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijbehorende bouwwerken:
functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd en door de ligging, constructie en afmeting daaraan ondergeschikt op de grond staande gebouwen of andere bouwwerken zoals een aan- of uitbouw, schuren, fietsenstalling etc.;
 
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.23 buurtkamer:
een gemeenschappelijke ontmoetingsplaats waar buurtbewoners kunnen samenkomen en kleinschalige sociale activiteiten georganiseerd kunnen worden;
 
1.24 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels maar ten hoogste 1,5 meter boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst, evenwijdig aan de dakvlakken;
 
1.25 dienstverlening
een (naar openingstijden grotendeels) met een winkel vergelijkbare onderneming die is gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, zoals reisbureaus, kapsalons, banken en (para) medische dienstverlening zulks met uitzondering van horecaondernemingen en erotisch getinte horeca;
 
1.26 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
1.27 evenementen
manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en markten;
 
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.29 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
 
1.30 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.31 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde bedrijfsmatige kamerverhuur;
 
1.32 huishouding
regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;
 
1.33 (bedrijfsmatige) kamerverhuur
de verhuur van ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is voor of geschikt te maken is voor (nacht)verblijf of een zelfstandige woonruimte, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;
 
1.34 kap
een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie, ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
 
1.35 ligplaats
een plaats voor het aanleggen van vaartuigen;
 
1.36 maatschappelijk voorzieningen
educatieve, medische (niet zijnde een ziekenhuis), onderwijs-, zorg-, culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en overheidsvoorzieningen, waaronder openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel en horeca te dienste van deze voorzieningen;
 
1.37 mantelzorg
het voldoen aan een tijdelijke, maar langer dan drie maanden durende behoefte aan zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de zorgverlening gebeurt op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.38 oever
waterkant langs rivieren, meren, kanalen enz.;
 
1.39 omgevingsvergunning
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna : Wabo);
 
1.40 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo;
 
1.41 omgevingsvergunning voor het afwijken
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo;
 
1.42 omgevingsvergunning voor het bouwen
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo;
 
1.43 ondergeschikte detailhandel
detailhandel vanuit vestigingen/voorzieningen die als hoofdactiviteit geen detailhandel hebben en waarvan de detailhandelsfunctie aantoonbaar ondergeschikt en gelieerd is aan de hoofdfunctie, waarbij niet meer dan 20% van de totale omzet en/of niet meer dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak wordt gebruikt met een maximum verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
 
1.44 ondergeschikte horeca
horeca vanuit vestigingen/voorzieningen (niet zijnde horeca) waarbij deze functie aantoonbaar ondergeschikt is aan de hoofdfunctie zoals een kantine bij een sportaccommodatie;
 
1.45 overbouwing
een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het peil of gebouwd is op palen. Ter illustratie wordt verwezen naar onderstaande afbeelding (overbouwing is gearceerd aangeduid);
 
 
 
 
1.46 overkapping/luifel/carport
een voor mensen toegankelijke, overdekte en zonder wanden omsloten ruimte;
 
1.47 perceel
afgedeeld stuk land of water, kavel;
 
1.48 perceelsgrens
een grens van een perceel;
 
1.49 praktijkruimte
een ruimte ten behoeve van de beoefenaren van vrije (aan huis verbonden) beroepen zoals medische, paramedische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen;
 
1.50 steiger
een aan de oever gekoppelde, gebouwde constructie ten behoeve van het aanleggen of afmeren van een vaartuig;
 
1.51 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
  1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  2. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame (inclusief de reclame zelf);
  3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van niet meer dan 50 m³ en een hoogte van niet meer dan 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  4. afvalinzamelsystemen;
1.52 voorerfgebied
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn voor de voorgevel van een hoofdgebouw en de lijn (voorgevelrooilijn) in het verlengde daarvan;
 
1.53 voorgevel hoofdgebouw
de gevel van het hoofdgebouw die op de kortste afstand tot het openbaar gebied lig, met uitzondering van hoeksituaties waarbij de voorgevel gelijk is aan de voorgevel van de totale rij, danwel het gedeelte van het hoofdgebouw waar zich bij de oprichting van het pand de hoofdtoegang/voordeur bevindt;
 
1.54 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw;
 
1.55 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
 
1.56 zorginstelling
een organisatie die onder de Kwaliteitswet zorginstelling (KWZ) valt;
 
1.57 zorgvoorziening
een uitvalsbasis voor (medische) zorgverlening en dienstverlening op het gebied van (medische) zorg zoals zorgservicepunten, kinderopvang en naschoolse opvang, bureau voor jeugd en gezin, consultatiebureaus en verhuur van hulpmiddelen;
 
1.58 zorgwoning
een woning bestemd voor zelfstandig, danwel in groepsverband, wonen voor mensen die in lichte dan wel overwegende mate hulpbehoevend zijn;
 
1.59 zijerfgebied
de gronden die behoren bij een hoofdgebouw en gelegen zijn achter de lijn in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en vóór de lijn in het verlengde van de achtergevel van het hoofdgebouw.
 
Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
  1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens
wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het bouwwerk en haaks op de perceelsgrens;
 
2.7 het peil
de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was. Indien bebouwing in of boven water wordt gerealiseerd geldt het gemiddelde waterniveau ter plaatse als peil;
 
2.8 de insteek van watergangen
wordt gevormd door de snijlijn tussen het schuine talud van de oever en het maaiveld; 
  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, luifels, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakranden, overstekende daken en hiermee gelijk te stellen bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen;
  2. water;
  3. park en plantsoenen;
  4. speelplaats;
  5. trapveld;
  6. evenementen, niet meer dan in totaal drie per kalenderjaar waarbij elke evenement maximaal 1 dag duurt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' tevens voor een overbouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
met de daarbij behorende:
  1. groenvoorzieningen en water;
  2. voet- en fietspaden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstobjecten en straatmeubilair;
  5. afvalinzamelingsysteem; 
  6. nutsvoorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. overige functioneel met de bestemming 'Groen - 1' verbonden voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens een overbouwing.
 
3.2.2 Overbouwing
Voor het bouwen van een overbouwing gelden de volgende bepalingen:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' mag uitsluitend een overbouwing ten behoeve van de aangrenzende bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van een overbouwing bedraagt niet meer dan de hoogte van een aangrenzend gebouw in de bestemming 'Wonen'.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. De bouwhoogte van nutsvoorzieningen en gemalen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  1. Onverminderd het bepaalde in artikel artikel 9 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  2. Het bepaalde in lid artikel 3 lid 3 onder a. is niet van toepassing op:
    1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het realiseren van parkeervoorzieningen en bijbehorende verhardingen, met dien verstande dat:
    1. de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met de verkeersveiligheid;
    2. er sprake is van een ruimtelijke noodzaak in verband met parkeercongestie.
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het, in afwijking van het gestelde in artikel artikel 3 lid 1, gebruik van de gronden met de bestemming Groen - 1 als tuin behorende bij een woning.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ zonder bouwvlak, waarna de regels van de desbetreffende bestemming van toepassing zijn.
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
  1. erven;
  2. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. (openbare) speelvoorzieningen;
  4. wegen en paden;
  5. groenvoorzieningen en water;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Maatschappelijk' verbonden voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bouwregels:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. Een bouwvlak mag worden bebouwd tot het in het bouwvlak aangegeven maximum oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ’maximum oppervlakte (m²)’;
  3. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)'.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 10 m binnen een bouwvlak.
4.3 Specifieke gebruiksregels
In het plan dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen met dien verstande dat per
toegestane functie als bedoeld in artikel 4 lid 1 in ieder geval voldaan moet worden aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlagen bij de regels bijlage 1.
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3, onder de voorwaarde dat middels een parkeeronderzoek en/of parkeerbalans is aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.
 
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en pleinen, evenementen en standplaatsen
met daarbij behorende:
  1. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  2. groenvoorzieningen en water;
  3. bruggen en duikers;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. voet- en fietspaden;
  6. voorzieningen ten behoeve van evenementen;
  7. standplaatsen voor ambulante handel;
  8. speelvoorzieningen;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en gemalen
    mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van kunstwerken, zoals bruggen, tunnels en viaducten, mag niet
    meer bedragen dan 6 m;
  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  3. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen naar de bestemming ‘Wonen’ zonder bouwvlak, waarna de regels van de desbetreffende bestemming van toepassing zijn.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor gestapelde woningen, met een maximum van totaal 61 wooneenheden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is tevens een zorgvoorziening/buurtkamer tot een maximale oppervlakte van 95 m2 toegestaan;
  4. (openbare) groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en tuinen;
met de daarbij behorende:
  1. erven;
  2. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. overige functioneel met het wonen verbonden voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:
  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. Het aantal woningen, niet zijnde gestapelde woningen, mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegestane aantal;
  3. De goot- en bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
  4. De bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:
  1. De gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m² bij woningen, dit met uitzondering van woningen met de aanduiding 'gestapeld' waarbij geen bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  2. De bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mogen uitsluitend worden opgericht op het zij- en achtererf;
  3. In afwijking van sub b mogen erkers en/of tochtportalen, aansluitend aan een op het perceel gelegen (hoofd)gebouw, tevens op het voorerf worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    1. het grondoppervlak niet meer dan 8 m² bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan de hoogte van de bovenkant van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    3. de diepte niet meer dan 1,50 m bedraagt;
  4. De bijbehorende bouwwerken op het zijerf mogen op niet minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  5. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen
    dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen achtererf;
  6. De goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m;
  7. De goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  8. De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers en/of tochtportalen, gemeten vanaf de achtergevel, mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
    1. 1 m op het voorerf;
    2. 2 m op de overige gronden.
  2. De bouwhoogte van pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
  3. De bouwhoogte van overkappingen en luifels mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij in geval van een carport het voorerf voor 100% mag worden bebouwd;
  4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 6 lid 2.1 onder c voor het verhogen van de goothoogte en/of bouwhoogte zodat
    een extra bouwlaag kan worden toegevoegd onder de volgende voorwaarden:
    1. Het bestaande hoofdgebouw bestaat uit ten hoogste 1 of 1,5 bouwlaag met kap;
    2. De bouw doet geen afbreuk aan de privacy van direct naastgelegen woningen;
    3. De bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en de bestaande ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen.
  2. artikel 6 lid 2.2 onder a voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken bij woningen buiten het bouwvlak tot niet meer dan 80 m², mits
    de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer dan 50% van het achtererf bedraagt;
  3. artikel 6 lid 2.2 onder b voor bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak op het voorerf ten behoeve van een aanbouw onder de voorwaarde dat:
    1. de bouw niet ten koste gaat van een parkeerplaats op eigen erf;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt
      dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen voorerf;
    3. de diepte van de aanbouw maximaal 50% van de diepte van het voorerf bedraagt.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  1. In het plan dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen met dien verstande dat per toegestane functie als bedoeld in artikel 6 lid 1 in ieder geval voldaan moet worden aan de parkeernormen als vastgelegd in bijlagen bij de regels bijlage 1;
  2. Een woning is bedoeld voor één huishouding. Een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en aan een woonperceel de aanduiding 'zorginstelling' toe te voegen, mits:
    1. voldaan kan worden aan de parkeernormen, dit ter beoordeling aan de gemeente, waarbij parkeren op eigen erf dient te worden gefaciliteerd. Indien dit niet mogelijk is, moet een parkeerbalans uitwijzen of parkeren in de directe omgeving kan worden opgevangen;
    2. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
  1. De in het plan opgenomen regels met betrekking tot bouw- en bestemmingsgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen door:
    1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen met niet meer dan 50 cm;
    2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater,
      gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 17 cm bedraagt;
    3. reclametoestellen en draagconstructies voor reclame met niet meer dan 50 cm;
    4. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, dakranden, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    5. balkons, mits zij de voor- en of achtergevelrooilijn met niet meer dan 2 m overschrijden;
    6. ondergrondse funderingen voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
    7. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelrooilijn met meer dan 1 m overschrijden;
    8. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, voor zover deze binnen een bouwvlak worden opgericht en de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
    9. dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties voor zover deze niet hoger zijn dan 3,50 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste bouwlaag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst;
    10. bergbezinkbasins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) en afvalinzamelsystemen zowel boven- als ondergronds.
8.2 Afwijking van de regels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 m, indien het betreft:
    1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
    2. toegang van bouwwerken;
    3. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    4. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater,
      gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
    5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    6. balkons en galerijen;
    7. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
    8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
    9. kelderingangen en kelderkoekoeken.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub a onder 6 voor het overschrijden van de voorgevelrooilijn met 2,50 m ten behoeve van balkons.
8.3 Ondergronds bouwen
  1. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht; indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd;
  2. Ondergrondse bouwwerken ten behoeve van waterbergingsystemen en afvalinzamelingsystemen zijn binnen de bestemmingen Groen en Verkeer toegestaan.
  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 3 onder a ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 cm boven peil;
    2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m;
    3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
    4. ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.
8.4 Wegverkeerslawaai
De realisering van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.
 
8.5 Vervangende bouwregel
Indien op het tijdstip van de bouwaanvraag de bestaande bebouwing afwijkt van de aan de bestemming gegeven regels mag, in afwijking van deze regels, de bestaande:
  1. oppervlakte;
  2. inhoud;
  3. goothoogte;
  4. bouwhoogte;
  5. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens;
als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering op legale wijze bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet ruimtelijke ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en -voorzover van toepassing- de Woningwet tot stand is gekomen.
 
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
  1. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:
    1. seksinrichting of erotisch getinte horecabedrijven;
    2. opslag en verkoop van vuurwerk;
    3. kamerverhuur.
  2. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  3. Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen zoals in de bijlage 'Parkeernormen' van deze regels is opgenomen. In de gevallen waarin de tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
    1. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 75 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
    2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met niet meer dan 15 %;
    3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch of stedenbouwkundige betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 15% worden vergroot;
    4. de bouw van reclameobjecten met inbegrip van aankondigingsborden, reclamemasten, gevel- en lichtreclames en gebouwenaanduidingen met dien verstande dat de reclameborden geen onevenredig afbreuk doen aan de ruimtelijke situatie en de beeldkwaliteit;
    5. het oprichten van masten en installaties ten behoeve van (tele)communicatiedoeleinden tot een bouwhoogte van maximaal 40 m waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, met bestaande of nieuw op te richten bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
    6. het afwijken van parkeernormen zoals opgenomen in deze regels, indien redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de eis tot realisatie van parkeerplaatsen conform de voorgeschreven parkeernorm onder de voorwaarde dat met behulp van de parkeerbalans wordt aangetoond dat de parkeerbehoefte van gezamenlijke functies in de omgeving te allen tijde kan worden afgewikkeld op de reeds aanwezige of geplande beschikbare parkeergelegenheid;
    7. het gebruik van gebouwen voor tijdelijke kamerverhuur, onder de volgende voorwaarden:
      • Er sprake is van langdurige leegstand (langer dan 3 maanden);
      • Het gebruik voor kamerverhuur geen ontwrichting van de ruimtelijke omgeving en daardoor overlast tot gevolg heeft;
      • Het gebruik mag geen onevenredig nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren.
  2. Afwijking als bedoeld onder a. wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  3. De afwijkingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende afwijking of ontheffing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 1 onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onder a met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 1e herziening De Karavaan.