Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Stationsweg - Noord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPStationswgNrdMRS-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 
In deze regels wordt verstaan onder: 
  1. het plan:
    Bestemmingsplan “Stationsweg - Noord”, van de gemeente Stichtse Vecht.

  2. bestemmingsplan:
    de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1904.BPStationswgNrdMRS-VG01 met bijbehorende regels;

  3. aanduiding:
    een geometrisch bepaald(e) vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

  4. aanduidingsgrens:
    de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

  5. archeologische waarde:
    de aan een gebeid toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

  6. bebouwing:
    één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  7. beroep/bedrijf aan huis:
    een dienstverlenend beroep/bedrijf of het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, horeca, kinderdagverblijven, seksinrichtingen, prostitutie, koeriersbedrijven en (personen)transport vallen hier niet onder;

  8. bestaand:
    1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
    1. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
       
  9. bestemmingsgrens:
    de grens van het bestemmingsvlak;

  10. bestemmingsvlak:
    een geometrisch bepaald vlak met éénzelfde bestemming;

  11. bijbehorend bouwwerk
    Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

  12. bouwen:
    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;

  13. bouwgrens:
    de grens van een bouwvlak;

  14. bouwperceel:
    een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  15. bouwvlak:
    een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

  16. bouwwerk:
    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct  of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  17. dak:
    iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

  18. detailhandel:
    het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  19. erf:
    een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij eengebouw, en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

  20. gebouw:
    elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  21. hoofdgebouw:
    een gebouw, dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

  22. huishouden:
    persoon of groep personen die een huishouding voert, niet zijnde bedrijfsmatige kamerverhuur;

  23. huishouding:
    regeling van het huishouden, familieleven, huisgezin;

  24. mantelzorg:
    het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;

  25. overkapping:
    elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
    niet voorzien van een omheining;

  26. peil:
    1. voor een bouwwerk, waarvan de toegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van het gebouw;
    3. indien in of op het water wordt gebouwd de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld;

  27. seksinrichting:
    een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  28. uitbouw:
    een gebouw, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

  29. woning:
    een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

Artikel 2 Wijze van meten

 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 
  1. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 

     
  2. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 

     
  3. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 

     
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

     
  5. de oppervlakte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Bedrijf- nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een trafogebouw voor  de telecommunicatie; 

    met de daarbij behorende:

  2. erven;
  3. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  4. groenvoorzieningen en water;
  5. overige functioneel met de bestemming 'Bedrijf-nutsvoorziening' verbonden voorzieningen;

3.2 Bouwregels

  1. Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat: 
  2. ten aanzien van gebouwen:
    1. deze uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak;
    2. een bouwvlak maximaal mag worden bebouwd;
    3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 6 m; 
  3. ten aanzien van bij behorende bouwwerken:
    1. buiten het bouwvlak geen gebouwen zijn toegestaan. 
  4. ten aanzien van bouwwerken geen gebouwen zijnde:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedraagt dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan:
      1. 10 m binnen een bouwvlak;
      2. 2.50 m buiten een bouwvlak;

3.3 Specifieke gebruiksregels

 
Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen Wonen, zoals vermeld in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Stichtse Vecht 2013, bijlage 3A. In de gevallen waarin de tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.

Artikel 4 Groen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen,

    met de daarbij behorende:

  2. groenvoorzieningen en water;
  3. speelvoorzieningen;
  4. kunstobjecten en straatmeubilair;
  5. nutsvoorzieningen;
  6.  waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. waterstaatkundige werken in de vorm van een overkluisde watergang of duiker, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding ‘specifieke vorm van waterstaat - waterstaatkundig werk’(sws-ww).
  8. voet- en fietspaden;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Groen - 1' verbonden voorzieningen;

4.2 Bouwregels

 
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande, dat:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedraagt dan 5 m;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 15 m;
  3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer bedraagt dan 6 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.1 van deze regels is het in ieder geval verboden de gronden te gebruiken voor:
    1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
    2. het opslaan van gerede en ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
    3. het opslaan c.q. stallen van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
    4. het opslaan of opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
  2. Het bepaalde in lid 4.3 onder a. is niet van toepassing op:
    1. het opslaan van stoffen die noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden en de daarbij behorende voorzieningen;
    2. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de bestemming en aanduidingen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 ten behoeve van het aanleggen van een parkeervoorzieningen, met dien verstande dat de parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn in verband met parkeercongestie en er vanuit verkeersveiligheid geen belemmeringen zijn.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen,

    met de daarbij behorende:

  2. groenvoorzieningen en water;
  3. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. overige functioneel met de bestemming 'Tuin' verbonden voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij de volgende bouwregels gelden:
  1. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken aan de voor- of zijkant van een hoofdgebouw geldt:
    1. dat de bouw van een bijbehorend bouwwerk niet ten koste mag gaan van parkeerplaatsen op eigen erf;
    2. de breedte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de desbetreffende voor- of zijkant van het hoofdgebouw;
    3. de oppervlakte van het bijbehorende erf niet meer mag bedragen dan 6 m2;
    4. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw plus 0,30 m;
    5. de horizontale diepte van een bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels
  1. erf- en terreinafscheidingen vóór de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw maximaal 1 m;
  2. erf- en terreinafscheidingen achter de naar het openbaar gebied gekeerde voorkant van het hoofdgebouw maximaal 2 m, waarbij in geval van hoekwoningen de verkeerssituatie niet mag worden belemmerd;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola’s, bouwhoogte maximaal 2,5 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen Wonen, zoals vermeld   in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Stichtse Vecht 2013, bijlage 3A. In de gevallen waarin de tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders   de parkeernorm vast. 
  2. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie en pleinen, evenementen en standplaatsen;

    met de daarbij behorende:

  2. parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  3. groenvoorzieningen en water;
  4. bruggen en duikers;
  5. waterstaatkundige werken in de vorm van een overkluisde watergang of duiker, uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding ‘specifieke vorm van waterstaat - waterstaatkundig werk’(sws-ww).
  6. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. voet- en fietspaden;
  8. speelvoorzieningen;
  9. overige functioneel met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' verbonden voorzieningen.

6.2 Bouwregels

 
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt dan 15;
  3. de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer bedraagt dan 6 m;
  4. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen en gemalen niet meer bedraagt dan 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

 
Er dient te worden voorzien in de noodzakelijke parkeervoorzieningen, waarbij ten minste het aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd conform de parkeernormen Wonen, zoals vermeld in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Stichtse Vecht 2013, bijlage 3A.
In de gevallen waarin de tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
  2. de waterhuishouding;
  3. beschoeiing;

    met de daarbij behorende:

  4. duikers, coupures, dammen en overige kunstwerken;
  5. groenvoorzieningen;

7.2 Bouwregels

 
Op de in lid 7.1. bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde (waaronder begrepen kunstwerken) ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.                   

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen dan wel bedrijfsmatige activiteiten aan huis,

    met de daarbij behorende:

  2. erven;
  3. toegangspaden tot gebouwen en in- en uitritten;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen en water;
  6. overige functioneel met de bestemming 'Wonen' verbonden voorzieningen.

8.2 Bouwregels

 
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:
8.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  2. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  3. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste respectievelijk 7,00 m en 12,00 m bedragen;
8.2.2 Bijbehorende bouwwerken:
  1. de gezamenlijke oppervlakte buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m² ;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van het aansluitend aan de woning gelegen erf;
  3. de goot- en bouwhoogte van de aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m;
  4. de bouwhoogte van het vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt voorzover gelegen binnen een afstand van:
    1. 1 m van het naburige erf: niet meer dan 3 meter;
    2. 2 m van het naburige erf: niet meer dan 4 meter;
    3. 3 m van het naburige erf: niet meer dan 5 meter;
    4. 4 m en verder van het naburige erf: niet meer dan 6 meter;    
  5. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken altijd minder moet bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  6. de diepte van aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanaf de grens van het bouwvlak of de nog niet uitgebreide originele achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 3 m;
  7. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken in de vorm van een overkapping bedraagt ten hoogste 3 m;
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste:
    1. 1 m op de gronden vóór de naar een openbare weg gekeerde gevel;
    2. 2 m op de overige gronden waarbij in geval van hoekwoningen de verkeerssituatie niet mag worden belemmerd;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

8.3 Nadere eisen

 
Regel ter uitvoering van de Wet geluidhinder: 
  1. De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van gebouwen met geluidgevoelige functies mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de verleende hogere (grens)waarde.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van geluidgevoelige ruimten in woningen in verband met de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.

8.4 Afwijken van de bouwregels

 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 
  1. lid 8.2.1 sub a. voor het vergroten van een bouwvlak van een woning mits deafstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder wordt dan 2 m;
  2. lid 8.2.2 sub b. voor vergroting van het gezamenlijk grondoppervlak van bijbehorende bouwwerken tot niet meer dan 80 m², mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50% van de (buiten het bouwvlak gelegen) oppervlakte van het aansluitend aan de woning/hoofdgebouw binnen de bestemming ‘Wonen’ gelegen erf bedraagt;
  3. lid 8.2.2 sub c. ten behoeve van het doortrekken of aanbrengen van een kap over de aangebouwde bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
    1. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    2. de onder 1. gestelde onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan;
    3. de bouw doet geen onevenredige afbreuk aan de ter plaatse aanwezige beeldkwaliteit en ritmiek van de rij woningen en een positief welstandsadvies is ontvangen;
  4. lid 8.2.2 sub e. voor het realiseren van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk met een grotere diepte gemeten vanaf grens van het bouwvlak of de nog niet uitgebreide originele achtergevel, onder de volgende voorwaarden:
    1. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet dieper zijn dan de nog niet uitgebreide achtergevel breed is;
    2. het aangebouwde bijbehorende bouwwerk mag niet breder zijn dan 50% van de oorspronkelijke achtergevel met een maximum van 3 meter;
    3. de goot- en bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk bedragen ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerder met 0,30 m;
    4. uit een bezonningsstudie blijkt dat het naburige erf niet wordt belast;
    5. de onder 4. gesteld onderzoeksverplichting is niet van toepassing als de eigenaar van het naburige erf akkoord geeft op het bouwplan.

8.5 Specifieke gebruiksregels

 
 
8.5.1 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven
Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt als een gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vloeroppervlak in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m2;
  2. het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren;
  3. er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoersbedrijf, geen kinderdagverblijf en geen detailhandel plaatsvinden. met uitzondering van functioneel ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel;
  4. ten aanzien van internethandel is alleen internethandel zonder showroom of afhaalfunctie toegestaan;
  5. het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; op het adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan;
  6. het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende   gronden en bouwwerken en mag de belangen van derden niet schaden;
  7. de ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de functie van het hoofdgebouw en het woongebied, waarbij tevens geldt dat alleen lichte bedrijvigheid is toegestaan als bedoeld in   de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering onder de Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging.
8.5.2 Parkeren
  1. parkeren op eigen erf dient in stand te blijven;
  2. in het geval er door een ontwikkeling sprake is van een toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van het voorgaande gebruik of de voorgaande bebouwing, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om deze toename van de parkeerbehoefte op te vangen, een en ander conform de parkeernormen Wonen, zoals vermeld in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan Stichtse Vecht 2013, bijlage 3A;
  3. in de gevallen waarin de onder lid 8.5.2 sub b. genoemde tabel niet voorziet, stelt het college van burgemeester en wethouders de parkeernorm vast.
8.5.3 Mantelzorg
Het in gebruik nemen van (een deel van) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is niet toegestaan.  
8.5.4 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval betrokken het gebruik van de gronden en bouwwerken voor: 
  1. seksinrichting, prostitutie of erotisch getinte (horeca)bedrijven;
  2. opslag en verkoop van vuurwerk;
  3. commerciële kamerbewoning/-verhuur.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.5.3 ten behoeve van mantelzorg mits: 
  1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie;
  2. indien sprake is van een ouder - kind relatie waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
  3. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar zijn en blijven voor hulpdiensten;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
  5. de oppervlakte welke wordt gebruikt als extra wooneenheid voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 120 m2;
  6. het bevoegd gezag kan de onder lid  8.6 bedoelde omgevingsvergunning  intrekken na beëindiging van de mantelzorg;
  7. na intrekking van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder f, is degene aan wie de             omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor waterkering en de bijbehorende beschermingszone.

9.2 Bouwregels

 
Op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen worden gebouwd, indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  3. ten behoeve van deze andere onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd conform het bepaalde bij de betreffende bestemmingsbepalingen;
  4. burgemeester en wethouders ter beoordeling van het bepaalde onder b. goedkeuring vragen aan de beheerder van de waterkering.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  4. het omzetten van grasland in bouwland;
  5. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard;
  7. verlagen van het waterpeil;
  8. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  9. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  10. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  11. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  12. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  13. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  14. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
9.3.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in artikel 9.3.1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden:
  1. behoren tot het normale onderhoud en beheer gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar,
  1. indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering;
  2. de beheerder van de waterkering schriftelijke goedkeuring heeft verleend.

Artikel 10 Waterstaat - Waterlopen

10.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor ‘Waterstaat - Waterlopen’ aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer en doorstroming van water.

10.2 Bouwregels

 
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m bedraagt.

10.3 Afwijken van de bouwregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien:
  1. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad;
  2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken beheerder van de leiding;
  3. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterlopen’, de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
  3. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
  5. het rooien van hoogopgaande en/of diepgewortelde beplanting en bomen;
  6. permanent opslaan van goederen.
10.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod als bedoeld in artikel 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. die normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  2. waarvoor op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige functie van de gronden.
  2. Burgmeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 na schriftelijk advies van de leidingbeheerder.

3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen

  1. De in het plan opgenomen regels ten aanzien van bouwgrenzen, zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
    1. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer dan 17 cm bedraagt;
    3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    4. balkons, mits zij de voorgevelrooilijn met niet meer dan 50 cm overschrijden;
    5. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
    6. Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht en mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 m overschrijden; 
  2. Het verbod tot overschrijding van de maximale bouwhoogte van aan- en uitbouwen bij woningen, inclusief bedrijfswoningen, is niet van toepassing op overschrijdingen die ontstaan door de plaatsing van balustrades ten dienste van dakterrassen onder voorwaarde dat:
    1. het dakterras niet meer dan 1.50 m uit de achtergevel van de woning is gelegen;
    2. de bouwhoogte van de balustrade rondom het terras niet meer dan 1.20 m.

12.2 Afwijking van de bouwregels


Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:        
  • het straat- en bebouwingsbeeld;        
  • de milieusituatie;        
  • een goede waterhuishouding;        
  • de verkeersveiligheid;        
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;        
  • de woonsituatie.
bij een omgevingsvergunning afwijken van: 
  1. het bepaalde in lid 12.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,50 m, indien het betreft:
    1. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen;
    2. toegangen van bouwwerken;
    3. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen;
    4. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
    5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    6. balkons en galerijen;
    7. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;
    8. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen;
    9. kelderingangen en kelderkoekoeken.

12.3 Ondergronds bouwen

  1. Ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende gronden, waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht; indien onder de bestemming is aangegeven dat ondergronds bouwen niet is toegestaan, mag niet ondergronds worden gebouwd.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.3 onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de hoogte van kelders bedraagt maximaal 10 cm beneden peil;
    2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
    4. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 m buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd, tellen mee in de oppervlakteregeling voor bijgebouwen.

12.4 Wegverkeerslawaai

De realisering van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor:
  1. seksinrichting of erotisch getinte horecabedrijven;
  2. opslag en verkoop van vuurwerk.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

 

14.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan: 
  1. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdruk-regelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de inhoud niet meer dan 75 m3 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 3 m en 4,5 m;
  2. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages; 
  3. overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.

14.2 Afwijken van de algemene bouwregels

 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel  12.1 ten behoeve van het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met maximaal 1,5 m, indien het betreft:
  1. toegangen van bouwwerken;
  2. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen;
  3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  4. balkons en galerijen;
  5. kelderingangen en kelderkoekoeken.
Voor balkons geldt dat de voorgevelrooilijn met maximaal 2,5 m mag worden overschreden.

14.3 Toelaatbaarheid

 
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4 Cumulatie

 
De afwijkingsbevoegdheden mogen niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerdere verleende afwijkingen.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het oprichten van niet voor bewoning bestemde bebouwing ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse inhoud van maximaal 150 m3 en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 3 m en 4,5 m en voor zover niet mogelijk op basis van artikel 14.1 sub a.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of   in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
     
  3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan  op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 

Artikel 17 Slotregel

 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
Regels van het Bestemmingsplan “Stationsweg - Noord” , gemeente Stichtse Vecht.