direct naar inhoud van Regels

Loenen aan de Vecht

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.1904.BPLoenenadVechtLNN-VG01

Artikel 5 Buitenplaats

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Buitenplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden die samenhangen met de buitenplaats;

  2. behoud, versterking, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden die samenhangen met de buitenplaats, in samenhang met de waterhuishouding en/of de cultuurhistorische waarden van de Vecht en haar oevers;

  3. het bestaande aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

  4. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

  5. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

  6. voorzieningen behorende bij de onder c tot en met e genoemde doeleinden, zoals een botenhuis, speelhuis, atelier, galerie, garage, schuur, theekoepel, theehuis of dierenverblijf;

  7. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de woning(en);

  8. tuinen en overtuinen, parkbossen en natuurterreinen;

  9. extensief recreatief medegebruik;

 

met daarbij horende:

  1. (ontsluitings)wegen en paden;

  2. parkeervoorzieningen;

  3. groenvoorzieningen;

  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  5. overige functioneel met de bestemming 'Buitenplaats' verbonden voorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bouwregels:

  1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan.

  3. Toevoeging van nieuwe woningen is niet toegestaan.

 

5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  1. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met inachtneming van de volgende bouwregel:

  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ is ten hoogste de aangegeven maximale goot-/boeiboordhoogte en maximale bouwhoogte toegestaan. Indien de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ niet is opgenomen, bedraagt de goothoogte ten hoogste 3 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m.

  1. In afwijking van het bepaalde onder a mogen dierenverblijven, die als gebouw moeten worden aangemerkt, ook buiten de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte per tuin ten hoogste 2 m2 bedraagt;

  2. de bouwhoogte ten hoogste 1,5 m bedraagt;

  3. gebouwd achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.

  1. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  1. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd aan een hoofdgebouw.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 36 m2 per hoofdgebouw.

  3. De goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerd met 0,30 m.

  4. Aangebouwde bijbehorend bouwwerken zijn niet toegestaan vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw.

  5. De horizontale diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de nog niet uitgebouwde achtergevel van het hoofdgebouw, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels:

  1. Voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die de buitengrens van de buitenplaats vormen, gelden de volgende bouwregels:

  1. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m.

  2. In afwijking van het bepaalde onder 1 bedraagt de bouwhoogte op de gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen ten hoogste 1 m.

  3. In aanvulling op het bepaalde onder 1 en 2 mogen bestaande delen van erf- en terreinafscheidingen die hoger zijn, zoals hekken en toegangspoorten, worden gehandhaafd en ter plaatse herbouwd, waarbij de bestaande afmetingen als maximum gelden.

  1. Het plaatsen van erf- en terreinafscheidingen die niet de buitengrens van de buitenplaats vormen, maar binnen het begrensde terrein van de buitenplaats staan, is niet toegestaan.

  2. Voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, zoals pergola's, gelden de volgende bouwregels:

  1. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m.

  2. In afwijking van het bepaalde onder 1 bedraagt de bouwhoogte op de gronden die binnen een afstand van 10 meter van de voor de Vecht geldende bestemming 'Water' liggen ten hoogste 1 m.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder c voor het splitsen van een hoofdgebouw in één of meer (zorg)woningen, mits:

  1. dit noodzakelijk is voor het behoud van het gebouw;

  2. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats niet worden aangetast;

  6. ten aanzien van de bovengenoemde aspecten dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden ten behoeve van opslag van materialen en goederen.

 

5.4.2 Aan huis verbonden beroepen/bedrijven

Gebruik van ruimten in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt als gebruik in overeenstemming met de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het vloeroppervlak in gebruik voor een beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 33% bedragen van het gezamenlijke vloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 80 m².

  2. Het gebruik mag geen grote verkeersaantrekkende werking hebben en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer, waaronder parkeren.

  3. Er mag geen horeca, geen seksinrichting, geen koeriers of (personen)vervoers-bedrijf, geen kinderdagverblijf en geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van functionele ondergeschikte en niet zelfstandige detailhandel.

  4. Het beroep of de activiteit dient alleen door de bewoner(s) te worden uitgeoefend. Op het betreffende adres is het te werk stellen van personeel dat niet woonachtig is op het betreffende adres en geen onderdeel uitmaakt van het huishouden, niet toegestaan.

  5. Het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

  6. De ruimtelijke uitstraling moet passend zijn binnen de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Kleinschalige verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van kleinschalige verblijfsrecreatie, uitsluitend in de vorm van een bed and breakfast met bijbehorende voorzieningen, mits:

  1. maximaal 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, ten tijde van het aanvragen van de omgevingsvergunning, met een maximum van 80 m², hiervoor wordt gebruikt;

  2. voldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;

  5. de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats niet worden aangetast;

  6. ten aanzien van de bovengenoemde aspecten dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige.

 

5.5.2 Mantelzorg

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken als extra wooneenheid ten behoeve van mantelzorg mits:

  1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie.
    Indien er sprake is van een ouder - kind relatie,waarbij de ouder(s) 65 jaar of ouder is (zijn), is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;

  2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar is en blijft voor hulpdiensten;

  3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  4. de oppervlakte welke wordt gebruikt als extra wooneenheid voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 80 m².

  1. Het bevoegd gezag kan de onder a bedoelde omgevingsvergunning intrekken na beëindiging van de mantelzorg.

  2. Na het intrekken van de omgevingsvergunning, zoals bedoeld onder b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of diens rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als dan strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.

 

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.6.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen groter dan 20 m2;

  2. het vellen en/of rooien van hagen dan wel het verrichten van handelingen die de dood van of ernstige schade aan de hagen veroorzaken;

  3. het aanleggen van een landschappelijke inrichting in afwijking van de op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige stijlaanleg en landschappelijke structuren behorende bij de buitenplaats.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  1. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

 

5.6.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de buitenplaats en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

5.7.1 Sloopwerkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

5.7.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  1. sloopwerkzaamheden die:

  1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;

  2. het normale onderhoud betreffen;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen of slopen of een aanschrijving van het bevoegd gezag;

  1. bouwwerken die tengevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.

 

5.7.3 Toelaatbaarheid

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 wordt slechts verleend indien:

  1. geen onevenredige schade aan de cultuurhistorische, (historisch-) stedenbouwkundige en (historisch-)architectonische waarden van de buitenplaats plaatsvindt;

  2. voor het slopen geen vergunning is vereist of al een vergunning is verleend ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening;

  1. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als sprake is van groot maatschappelijk belang en er redelijkerwijs geen alternatieven zijn voor de voorgestelde ingreep of als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

  2. Indien het bevoegd gezag voornemens is om de vergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.

 

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

 

5.8.1 Kantoor en/of dienstverlening naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de buitenplaats Beek en Hoff het bestemmingsplan wijzigen en voor de gronden ter plaats van de aanduiding 'kantoor' en/of 'dienstverlening' de functie wonen toestaan, mits:

  1. er geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats. Hiervoor dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige;

  2. de mogelijkheid voor nieuwe woningen past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;

  3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, zonder dat dit afbreuk doet aan de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats;

  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies
    en waarden;

  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden;

  6. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

  7. de wijzigingsbevoegdheid slechts kan worden toegepast als de gehele buitenplaats de functie wonen krijgt.

 

5.8.2 Verplaatsing, samenvoeging of uitbreiding bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk of de nieuwbouw/uitbreiding van één of meer vrijstaande bijbehorende bouwwerken, mits:

  1. in geval van verplaatsing van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk de aanduiding 'bijgebouwen' van de huidige locatie wordt verwijderd en binnen de grenzen van de buitenplaats wordt teruggeplaatst;

  2. in geval van nieuwbouw/uitbreiding van één of meer vrijstaande bijbehorende bouwwerken de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen een buitenplaats niet meer bedraagt dan 150 m2. Indien in de bestaande situatie sprake is een grotere gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, geldt deze oppervlakte als maximale oppervlakte.

  3. in geval van verplaatsing of uitbreiding van een bestaand vrijstaand bijbehorend bouwwerk de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte van het bestaande bijbehorend bouwwerk;

  4. in geval van nieuwbouw de goot- en bouwhoogte maximaal 3 respectievelijk 6 meter bedraagt;

  5. er geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke of monumentale waarden van de buitenplaats. Hiervoor dient advies te worden gevraagd aan een terzake deskundige;

  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en
    gebruikers van omliggende gronden.