Plan: | Buitengebied Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1901.BuitengebiedNoord-BP80 |
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Noord als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1901.BuitengebiedNoord-BP80.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.6 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
1.7 agrarisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen algemeen erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van landbouw en tuinbouw.
1.8 agrarisch natuur- en landschapsbeheer
agrarisch beheer met inachtneming van het behouden van natuur- en landschapwaarden, zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke.
1.9 ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten
specialisatie voor agrarische bedrijven waarbij agrarische producten op een originele of traditionele manier worden bewerkt zoals imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij en dergelijke.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bed & breakfast
een kleinschalige, aan de woonfunctie of agrarische bedrijfswoning ondergeschikte verblijfsvoorziening, gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.15 bedrijfs-/ dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16 bedrijfsgebonden kantoor
een kantoor dat behoort bij en ten dienste staat van het op dezelfde locatie gevestigd bedrijf.
1.17 bestaand
1.18 beperkt kwetsbaar object
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel de Wet natuurbescherming.
1.23 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
bouwwerk.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op
de grond.
1.29 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde
verbonden bouwwerk met een dak.
1.30 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik in de loop van de geschiedenis van het bouwwerk of dat gebied.
1.32 dagrecreatie
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat.
1.33 deskundige inzake natuur en landschap
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur, landschap en planologie.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.36 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.
1.37 Erfgoedcommissie
de commissie als bedoeld in de Erfgoedverordening van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.40 hobbymatige agrarische activiteiten
het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee, niet zijnde paarden.
1.41 hoofdgebouw
één of meer gebouw(en) of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.42 horecabedrijf:
een onderneming, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken
en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.
1.43 huisvesting rustende boer:
het binnen de woning van een bedrijfsvoerder van een agrarisch bedrijf bieden van de mogelijkheid tot inwoning van het huishouden van de voormalige bedrijfsvoerder, voor zover dit betreft de (schoon)ouders van de huidige bedrijfsvoerder.
1.44 kampeerboerderij
een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.
1.45 kampeermiddel
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans, tenten of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.46 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.47 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.48 kas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander licht doorlatend materiaal en dat dient voor het telen van planten, groente en fruit.
1.49 kleinschalig beroep- en bedrijf-aan-huis
activiteiten die in een woning of bijbehorend bouwwerk door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.51 kleinschalige horecagelegenheid
theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.
1.52 kleinschalig kamperen
een kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober.
1.53 kwetsbaar object
1.54 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.55 lawaaisporten
de autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
1.56 manege
een bedrijf met een publieksgericht karakter, dat is gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur, het dresseren en trainen, alsmede het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen) en daaraan ondergeschikte detailhandel en horeca.
1.57 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond
1.58 mitigerende maatregel
een activiteit bedoeld ter compensatie van een negatief ecologisch effect op een Natura 2000-gebied zoals een kwantitatief minimaal gelijkwaardige reductie van een toename van ammoniakemissie of een kwalitatief gelijkwaardige compensatie door inrichtings- of beheermaatregelen, waarvaan het ecologisch effect deskundig is onderbouwd.
1.59 nadere eis:
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.60 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.61 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.62 nevenactiviteit
een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft.
1.63 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.64 ondergeschikte detailhandel
detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.65 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.66 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen, of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.67 peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
voor gebouwen die niet onmiddellijk aan de weg grenzen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil.
1.68 permanente bewoning
het gebruiken van een recreatieverblijf en/of kampeermiddel als hoofdverblijf. Onder hoofdverblijf wordt in dit verband verstaan: de plaats die feitelijk het centrum vormt van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene. Van een hoofdverblijf is in ieder geval sprake indien de betrokkene gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen per kalenderjaar tenminste 2/3 van die tijd het adres van het recreatieverblijf of kampeermiddel als woonadres is gebruik heeft.
1.69 plattelandswoning
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden die geen functionele binding hebben met het bijbehorend agrarisch bedrijf, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf, met dien verstande dat de woning is gelegen binnen een agrarisch bouwvlak ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf.
1.70 recreatief medegebruik
vormen van recreatie die wat betreft de intensiteit van het gebruik ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie(s) van het gebied.
1.71 recreatiewoning
een gebouw, dat bestemd is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdgebouw elders heeft, recreatief gebruikt wordt.
1.72 rustende boer
een agrarisch ondernemer die op het bedrijf woonachtig en werkzaam is geweest en die na beëindiging van zijn/haar ondernemerschap op het bedrijf wil blijven wonen, terwijl het agrarische bedrijf wordt gecontinueerd door een andere agrarisch ondernemer.
1.73 rustpunt
rustpunt langs een wandel- of fietsroute met kleinschalige voorzieningen voor een korte pauze.
1.74 sociale functie
maatschappelijke activiteiten op het agrarisch bedrijf, zoals resocialisatie, therapie kinderopvang.
1.75 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.76 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.77 stacaravan
een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd als recreatieverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.78 verblijfsrecreatie
recreatie waarbij de recreant voor bepaalde tijd, maar gedurende ten minste een nacht
gebruikmaakt van verblijfsaccommodaties, anders dan in enige vorm van hotel, pension,
passagiersschip of bij familie en kennissen.
1.79 verkoop streekeigen agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.80 voldoende parkeergelegenheid
parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.
1.81 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit voor een periode van ten minste 10 jaar redelijkerwijs is te verwachten. Het bedrijf dient te voorzien in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd. De arbeidsbehoefte en –omvang dienen ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het bedrijf.
1.82 voorgevel
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
1.83 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel.
1.84 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.85 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan een huishouden.
1.86 (woon)boerderij
Een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en bedrijfsgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
1.87 woonschip
elk vaartuig of drijvend voorwerp dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning.
1.88 zeer kwetsbare groepen
personen die door geestelijke of lichamelijke beperkingen of door zeer jonge leeftijd of door opsluiting voor langere tijd, niet in staat zijn om zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor een dreigend gevaar.
1.89 zelfstandige kantoorruimte
een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.
1.90 zomerhuis
een relatief klein huis naast of achter een (voormalige) boerderij dat de aanduiding van de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' heeft of is beschreven in vastgesteld beleid met betrekking tot cultuurhistorisch waardevolle panden en een ensemble vormt met de (voormalige) boerderij.
1.91 zorgboerderij
de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte van de betreffende gevel, wordt de goothoogte, druiplijnhoogte of boeiboordhoogte van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, dakkapellen en dakopbouwen.
2.6 inhoud van een overkapping, carport of daarmee gelijk te stellen gebouw of bouwwerk
vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de
draagconstructie.
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580 (Nederlandse Norm voor ruimtelijke data).
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
bedrijfswoningen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken | 3,5 m | 10 m | |
vrijstaande bijbehorende bouwwerken, behorende bij de bedrijfswoning | 75 m² | 3 m | 5 m |
bedrijfsgebouwen, niet zijde kassen | 4,5 m | 10 m | |
hooiberg | 12 m | ||
mest- en voedersilo's | 7 m | ||
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
erf- en terreinafscheidingen: - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
||
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 om de bestaande bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij te vergroten, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kuilvoerplaten en sleufsilo's toe te staan buiten het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 om buiten het bouwvlak de bouw van een schuilgelegenheid voor vee toe te staan, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 om de nieuwbouw van één bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken de woning te vergroten tot maximaal 1.000 m³, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van de herbouw van bedrijfswoningen op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Het bevoegde gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 om gronden en bouwwerken zodanig te gebruiken dat dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie van het betreffende agrarische bedrijf, indien aangetoond wordt dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 om de vloeroppervlakte ten dienste van intensieve veehouderij te vergroten, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het gebruik tot het toestaan van een bed and breakfast, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.1 genoemde niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
Tabel 3.1 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning
Nevenfunctie |
maximaal oppervlak van de gronden in gebruik voor de nevenfunctie |
maximaal vloeroppervlak in bebouwing voor nevenfunctie |
verkoop aan huis van streekeigen producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 m² |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten | - | 300 m² |
veehandel | - | 500 m² |
handel in zaaigoed en potgrond | - | 300 m² |
natuur- en milieueducatie rondleidingen | - | 150 m² |
kano-, (roei- of elektrische) boot-, fietsen- of huifkarrenverhuur | 500 m² | 200 m² |
kleinschalige horecagelegenheid als bedoeld in categorie 1b van de Staat van horeca-activiteiten | 500 m² | 100 m² |
bed & breakfast | - | 200 m² |
kampeerboerderij | - | 300 m² |
kleinschalig kamperen | 3.000 m² | 150 m² |
sociale functie zoals resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij | 300 m² | |
medische dienstverlening t.b.v. veehouderij | - | 300 m² |
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Voorwaarden van een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de functieaanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'grondgebonden veehouderijbedrijf en intensieve veehouderij als neventak' te wijzigen in de functieaanduiding 'grondgebonden veehouderijbedrijf' indien de activiteiten voor intensieve veehouderij ter plaatse zijn beëindigd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van één of meerdere woningen in ruil voor de sanering van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing en/of kassen met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de functie van een bedrijfswoning te wijzigen voor het bewonen van een bedrijfswoning door (het huishouden van) een persoon die geen functionele binding heeft met het binnen het betreffende bouwvlak gevestigde bedrijf, met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigen naar de bestemming 'Natuur' ten dienste van de ontwikkeling van nieuwe natuur, met inachtneming van het volgende:
De voor 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m worden gebouwd;
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch met waarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien :
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
bedrijfswoningen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken | 3,5 m | 10 m | |
bedrijfsgebouwen | Het bebouwde oppervlak volgens Bijlage 3 van deze planregels mag met maximaal 10% worden vergroot, m.u.v. de bedrijven onder de volgnummers 2, 7 en 49. Daarvoor geldt de 'reeds toegestane bebouwing'. | 4,5 m | 10 m |
vrijstaande bijbehorende bouwwerken, behorende bij de (bedrijfs)woning | 75 m² | 3 m | 5 m |
erf- en terreinafscheidingen: - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
||
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van de herbouw van bedrijfswoningen op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere goothoogte voor bedrijfsgebouwen met inachtneming van het volgende:
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1, ten behoeve van het toestaan van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van één of meerdere woningen in ruil voor de sanering van alle op het bouwvlak aanwezige bedrijfsbebouwing en/of kassen met inachtneming van het volgende:
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale bouwhoogte | |
woning ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' | 112 m² | zoals omschreven in art. 6.2 onder c |
erf- en terrein- afscheidingen | 2 m | |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen | 3 m |
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Gemengd' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 6.3.1 is niet van toepassing op:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover:
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ter plaatse van de 'specifieke vorm van horeca - hotel en logie' op het perceel Dammekant 103 | 119 m² | 3,5 m | 10 m |
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ter plaatse van de functieaanduiding 'café-restraurant' op het perceel Dammekant 44-48 | 1003 m² | 3,5 m | 10 m |
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ter plaatse van de functieaanduiding 'café' op het perceel Hazekade 20 | 167 m² | 3,5 m | 10 m |
bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen ter plaatse van de 'specifieke vorm van horeca – zalenverhuur -gasterie' op het perceel Zuidzijde 102 | 844 m² | 3,5 m | 10 m |
erf- en terrein- afscheidingen: - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
||
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: |
3 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 ten behoeve van de herbouw van de bedrijfswoning binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca – zalenverhuur -gasterie' op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Horeca' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie met inachtneming van het volgende:
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
ter plaatse van de functieaanduiding 'begraafplaats' is ten behoeve van het onderhoud van de begraafplaats één gebouw toegestaan | 125 m² | 3 m | 6 m |
gebouwen ter plaatse van de functie aanduiding 'onderwijs' | 500 m² | 4,5 m | 10 m |
dienstwoning en gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'religie' | 550 m² | 4,5 m | 10 m |
erf- en terrein- afscheidingen ter plaatse van de functieaanduidingen 'begraafplaats'en 'onderwijs': - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
||
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: |
3 m |
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 9.3.1 is niet van toepassing op:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover:
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale bouwhoogte | |
terras binnen de functieaanduiding 'recreatie (r)' | 200 m² | |
erf- en terrein- afscheidingen: | 2 m | |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
Met betrekking tot het gebruik geldt, dat permanente bewoning niet is toegestaan; uitgezonderd de bedrijfswoning.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 ten behoeve van de herbouw van de bedrijfswoning op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Recreatie' en aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein en verblijfsrecreatie (sr-kt-vr)' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie met inachtneming van het volgende:
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximale bouwhoogte | |
erf- en terreinafscheidingen: | 2 m |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het niet is toegestaan om lawaaisporten uit te oefenen.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 ten behoeve van de herbouw van de bedrijfswoning op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Sport' met de functieaanduiding 'manege' te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie met inachtneming van het volgende:
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximale bouwhoogte | |
erf- en terreinafscheidingen: | 2 m |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximale bouwhoogte | |
erf- en terreinafscheidingen: | 2 m |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximale bouwhoogte | |
erf- en terrein- afscheidingen: - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen: | 3 m |
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels:
maximaal oppervlak | maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | |
woningen (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken) | 3,5 m | 10 m | |
vrijstaande bijbehorende bouwwerken | 75 m² | 3 m | 5 m |
erf- en terreinafscheidingen: - binnen het bouwvlak: - buiten het bouwvlak: |
2 m 1 m |
||
overige bouwwerken, niet zijnde gebouwen en erf- of terreinafscheidingen | 3 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 ten behoeve van de herbouw van woningen op een andere plaats dan de plaats van de fundamenten van de bestaande woning met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 ten behoeve van de sanering van bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming Wonen met de aanduiding “specifieke vorm van wonen - voormalig agrarische bedrijfsbebouwing (sw-vab)” te wijzigen ten behoeve van een vervolgfunctie, met inachtneming van het volgende:
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2 onder b indien:
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Leiding – Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 16.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 16.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een drinkwaterleiding.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Leiding –Water” zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 17.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden (ter plaatse van AMK-terreinen).
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 18.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 18.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden (ter plaatse van historische dorpskernen, bewoningslinten met een verspreide bebouwing, de bufferzone rondom AMK-terreinen en het (vermoedelijke) tracé van de Romeinse Limesweg).
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 19.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in 19.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (ter plaatse van historische dorpskernen en bewoningslinten met een verspreide bebouwing).
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 20.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 20.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (ter plaatse van meandergordel en oeverwallen van de Oude Rijn (buitengebied) en crevassesystemen/veenontwatereringsgeulen).
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 4 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 21.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 21.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden (ter plaatse van komgebieden).
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie - 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod in artikel 22.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 22.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Percelen met een aanduiding van de bestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van cultuurhistorische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde – Cultuurhistorie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen of bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
Het verbod in artikel 23.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 23.3.1, zijn slechts toelaatbaar indien:
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering alsmede bij deze waterkering behorende voorzieningen.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van bepaalde in artikel 24.2 onder b indien meter:
Het is verboden op of in gronden met de bestemming Waterstaat – Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod in artikel 24.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 24.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het belang van de waterkering daardoor niet onevenredig wordt geschaad en voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning schriftelijk advies bij de betreffende beheerder van de waterkering is ingewonnen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 is het verboden om nieuwe bruggen te plaatsen of bestaande bruggen te vergroten.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.4indien:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 26.4, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
niet toegestaan is:
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding
'vrijwaringszone - molenbiotoop' dat ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen niet hoger gebouwd mag worden dan:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel
In afwijking van het bepaalde in 28.1.1 indien:
Het is verboden op of in gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van artikel 28.1.3is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 28.1.3, zijn slechts toelaatbaar, indien
door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een ter zake deskundige.
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduidingen 'geluidszone – weg' dat het niet is toegestaan om nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing te realiseren, anders dan het vervangen van een bestaande (bedrijfs)woning op de huidige plaats of het vervangen van bestaande geluidsgevoelige bebouwing op de huidige plaats.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2.1 indien sprake is van:
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - weg' geldt dat het is niet toegestaan om (bedrijfs)woningen welke met toepassing van het bepaalde in artikel 28.2.2onder a. zijn gerealiseerd te bewonen indien de volgende voorzieningen niet aanwezig zijn:
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduidingen 'geluidszone – spoor' dat het niet is toegestaan om nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing te realiseren, anders dan het vervangen van een bestaande (bedrijfs)woning op de huidige plaats of het vervangen van bestaande geluidsgevoelige bebouwing op de huidige plaats.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.3.1 indien sprake is van de bouw van nieuwe of vervangende (bedrijfs)woningen overeenkomstig de regels van dit plan, ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor', onder voorwaarde dat:
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - spoor' geldt dat het is niet toegestaan om (bedrijfs)woningen welke met toepassing van het bepaalde in artikel 28.3.2 zijn gerealiseerd te bewonen indien de volgende voorzieningen niet aanwezig zijn:
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone – industrie' dat het niet is toegestaan om nieuwe (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing te realiseren, anders dan het vervangen van een bestaande (bedrijfs)woning op de huidige plaats.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.4.1 indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting volgens de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten, waaronder woningen, worden gerealiseerd.
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' dat vestiging van functies of objecten voor 'zeer kwetsbare groepen' niet is toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.6.1 voor de vestiging van 'zeer kwetsbare groepen' binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', indien:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 voor het toestaan van bebouwing op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrenzen, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 voor het toestaan dat een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk behorende bij een (bedrijfs)woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 en artikel 26.2 teneinde het plaatsen van nieuwe bruggen of het vergroten van bestaande bruggen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - cultuurhistorische' en ter plaatse van de in het plangebied gelegen monumenten alsmede ter plaatse van beschreven bouwkundige objecten in vastgesteld beleid met betrekking tot cultuurhistorisch waardevolle panden in het plangebied teneinde het aantal wooneenheden in het hoofdgebouw te vermeerderen en bewoning in het zomerhuis toe te staan, met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening wijzigingen aan te brengen in plaats, richting en of afmetingen van bestemmingsgrenzen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' (AW)', 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden (AW-NL)', 'Natuur'(N)' en 'Water(WA)' met inachtneming van het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarden - Archeologie - 3', 'Waarden - Archeologie - 4' of 'Waarden - Archeologie - 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd om de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden (AW-NL)' te wijzigen naar de bestemming 'Agrarisch met waarden' (AW)' ten dienste van agrarisch gebruik met inachtneming van het volgende:
Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van de aantasting van ter plaatse voorkomende landschappelijke waarden bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van het treffen van maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van bebouwing, met inachtneming van het volgende:
Bij het toepassen van een in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 33 Overige regels
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover dat betreft:
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze
luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noord '.