Plan: | De Steupel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1901.13DeSteupel-BP80 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan De Steupel van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.1901.13DeSteupel-BP80 met de bijbehorende regels.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
een aan een (bedrijfs)woning gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig zijn, dan wel tot stand kunnen komen krachtens een bouwvergunning.
gebruik van gronden en bouwwerken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning (bijvoorbeeld garages, bergingen etc.).
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een deskundige op het terrein van ecologie, natuur en landschap.
een oever waarbij de overgang van land naar water geleidelijk verloopt en waarin een diverse oever- en watervegetatie groeit of kan gaan groeien, of een oever in een plassengebied of vaart waarbij de overgang tussen land en water met natuurlijke materialen wordt aangelegd en waarin diverse oever- en watervegetatie groeit of kan gaan groeien,.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, IBA's (Individuele Behandelingsinstallaties voor Afvalwater) en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
de bij een hoofdgebouw behorende gronden bestemd voor Wonen en Tuin.
het peil:
constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor een pleziervaartuig.
voorwerpen die in de openbare ruimte staan, zoals verkeerszuilen, lichtmasten, bewegwijzeringen, afvalbakken, telefooncellen, brievenbussen, banken en daarmee gelijk te stellen voorwerpen.
de gevel van een (bedrijfs)woning die naar aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de voorgevels van de hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig mogelijk beloop overeenkomstig de richting van de weg heeft.
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de afstand tussen de gevelwand waaraan wordt gebouwd en de lijn die evenwijdig daaraan loopt, in welke lijn enig snijpunt valt van een of meer wanden van de aan of uitbouw.
afstanden tussen bouwwerken, perceelsgrenzen en andere lijnen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
de gezamenlijke oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen.
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van ecologische, landschappelijke en natuurlijke waarden, nutsvoorzieningen, en het behoud van rietkragen.
Ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een perceelsontsluiting ten behoeve van woonkavels, met bijbehorende voorzieningen, waaronder bruggen, duikers en landhoofden, mits deze geen afbreuk doet aan de aanwezige natuurwaarde.
Ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor openbare parkeerplaatsen ten behoeve van woonkavels mits deze geen afbreuk doet aan de aanwezige natuurwaarde.
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor de bestemming worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 1 m met dien verstande, dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 6 meter bedraagt
Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
Het bepaalde in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
Een vergunning als bedoeld in lid 3.3.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.3.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.3.1 advies in bij een landschapsdeskundige.
Op de in 3.1 bestemde gronden is het gebruik van verlichting niet toegestaan m.u.v. openbare verlichting d.m.v. lichtmasten met een maximale lichtsterkte van 4 Lux.
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd.
De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
Op de in 4.1 bestemde gronden is het gebruik van verlichting slechts toegestaan indien de verlichting geen hogere lichtsterkte heeft dan 1 Lux.
De voor Tuin - Erf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
Binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;
de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
Op de in 6.1 bestemde gronden is uitsluitend het gebruik van verlichting toegestaan met een maximale lichtsterkte van 4 Lux.
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd;
bruggen uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'brug' tot een hoogte van 3 m;
steigers zijn toegestaan op gronden die grenzen aan de bestemming Tuin en/of de bestemming Wonen, mits:
De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
Het aanmeren van woonschepen is niet toegestaan.
Het is verboden ter plaatse van de gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
Het in lid 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.4.1 geen belemmering vormen voor het onderhoud aan de watergangen en indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden en het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder en bij een landschapsdeskundige.
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 8.2.1 onder a voor het toepassen van een andere kaphelling, mits hierdoor de stedenbouwkundige situering en de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig wordt aangetast;
Het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van de uitoefening van niet publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.1 ten behoeve van publieksgerichte aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde dat:
De voor Waarde - Natuurvriendelijke oever bestemde gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen primair bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers;
Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden.
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet in combinatie met het bepaalde in artikel 14, eerste lid, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 van dit artikel voor de bouw van bouwwerken als genoemd in de andere op deze gronden geldende bestemmingen, mits de betreffende bouwwerken geen belemmering vormen voor het onderhoud aan de watergangen en indien is gebleken dat de genoemde bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Van een onevenredige afbreuk is in ieder geval geen sprake indien door het bouwen van bouwwerken de natuurvriendelijke oevers per perceel, gelezen in samenhang met de regeling onder lid 4, op maximaal 4 plaatsen wordt onderbroken door bouwwerken of werken over ten hoogste 1/4 van de totale lengte van de oever per perceel.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het overschrijden van het maximum aantal onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel en/of overschrijden van de in 9.3.1 genoemde maximale lengte van de onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel indien is gebleken dat de genoemde bouwwerken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bouwwerken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.3.2 advies in bij de een landschapsdeskundige.
Het is verboden ter plaatse van de gronden, genoemd in lid 1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
Het in lid 9.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Een vergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden. Van een onevenredige afbreuk is in ieder geval geen sprake indien door de activiteit de natuurvriendelijke oevers (per perceel, gelezen in samenhang met de regeling onder 9.3, op maximaal 4 plaatsen wordt onderbroken door bouwwerken of werken over ten hoogste 1/4 van de totale lengte van de oever per perceel.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.4.3 voor het overschrijden het maximum aantal onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel en/of overschrijden van de in 9.4.3 genoemde maximale lengte van de onderbrekingen van de natuurvriendelijke oever per perceel, indien is gebleken dat de genoemde werken dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 9.4.4 advies in bij een landschapsdeskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die zien op het behoud van de natuurvriendelijke oevers in het plangebied.
De voor Waarde - Natuurvriendelijke oever 1 bestemde gronden zijn naast de andere daar geldende bestemmingen primair bestemd voor het behoud, versterking en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers;
Binnen de bestemming mag niet gebouwd worden.
Het is verboden ter plaatse van de gronden, genoemd in lid 10.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
Het in lid 10.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Een vergunning als bedoeld in lid 10.3.1 wordt uitsluitend verleend indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.3.1 dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een onevenredige afbreuk van de ecologische, natuurlijke en landschappelijke waarden.
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 10.3.3 advies in bij een landschapsdeskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die zien op het behoud van de natuurvriendelijke oevers in het plangebied.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen binnen de bestemmingsgrenzen in afwijking van hoofdstuk 2 van de regels en van de kaart, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, afdaken, erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
De regels van stedenbouwkundige aard van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
Het is verboden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met een bestemmingsplan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 4, 7en 8 voor het bouwen van een botenhuis met dien verstande, dat:
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van de regels reeds kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning af wijken ten behoeve van:
met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van een woning, aan- of uitbouw of bijgebouw als tijdelijke woonruimte bij een woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1.1 met maximaal 10%.
Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Steupel.