Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 9.2.1 onder i en toestaan dat tot maximaal 1 uit de zijdelingse dan wel achterste perceelsgrens bebouwing wordt opgericht;
- lid 9.2.2 onder b en toestaan dat antennemasten worden opgericht tot een maximale hoogte van 30 meter.
9.5. Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 2, 3.1, 3.2 en 4.1;
- het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige woning;
- het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning.
9.6. Afwijking van de gebruiksregels
9.6.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.5. onder a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die weliswaar niet zijn genoemd, dan wel moeilijk inschaalbaar zijn in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten of behoren tot een categorie anders dan de in lid 9.5. onder a genoemde, doch naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid niet bezwaarlijker zijn te achten dan de wel genoemde inrichtingen in de voornoemde categorieën, mits het geen risicovolle inrichtingen betreft.
9.6.2. Bij een afwijking, als bedoeld in lid 9.6.1. dient in ieder geval aangetoond te worden dat de geluidsproductie van de toegestane hogere bedrijfsactiviteit niet groter is dan voor een categorie 4.1 inrichting mag worden verwacht en past binnen de door de gemeenteraad van Winschoten vastgestelde geluidszone industrielawaai.
9.7. Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding “bedrijfswoning” wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
- de wijziging betrekking heeft op het alsnog toestaan van risicovolle inrichtingen, dan wel uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat:
- wordt voldaan aan de relevante bepalingen uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI);
- de risicocontour PR 10-6 binnen de eigen terreingrens is gelegen dan wel binnen een op de verbeelding aan te brengen ‘veiligheidszone’ met inachtneming van het bepaalde in artikel 28;
- hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de natuurwaarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.