Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerreinen Winschoten
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1895.02BP7001-0402

Artikel 19 Woongebied

19.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor “woongebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met:
    1. ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50 m2;
    2. ruimte voor een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50 m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bedrijf voorkomend op de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: garageboxen;
  3. gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  4. (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
  5. tuinen, erven en terreinen;
  6. woonstraten en paden;
  7. groenvoorzieningen en waterlopen;
  8. parkeervoorzieningen;
  9. speelvoorzieningen;
  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden, behoudens verbetering met het oog op een betere verkeersdoorstroming, de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, blijft gehandhaafd met uitzondering van de toepassing van eventuele wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden.
  
 
19.2. Bouwregels
 
19.2.1. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
  1. het realiseren van nieuw te bouwen woningen is niet toegestaan, met uitzondering van de vervanging van bestaande woningen, mits het aantal woningen niet toeneemt per bouwvlak;
  2. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  3. met uitzondering van de onder d genoemde gebieden bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding genoemde hoogten, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  4. in het gebied gelegen op minder dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde en het gebied gelegen op minder dan 8 meter uit de achterperceelsgrens bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 respectievelijk 6 meter;
  5. in afwijking van het bepaalde onder d geldt dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde en op de achterperceelsgrens ten hoogste 3 meter mag bedragen en dat de bouwhoogte vanaf deze zijdelingse- en achterperceelsgrens onder een hoek van maximaal 45° mag toenemen tot een maximale bouwhoogte van 6 meter op een afstand van 3 meter uit deze zijdelingse- en achterperceelsgrens;
  6. in afwijking van het bepaalde onder d en e geldt dat bestaande goot- en bouwhoogten mogen blijven bestaan indien deze hoger zijn dan de onder d en e genoemde maten;
  7. binnen een afstand van 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde wordt minimaal 3 meter achter de gevellijn gebouwd;
  8. minimaal 50% van de voorgevel van een woning of woongebouw wordt in of ten hoogste 2 meter achter de gevellijn gebouwd, waarbij bestaande afwijkingen (ook bij herbouw) mogen blijven bestaan;
  9. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel bedraagt ten hoogste 200 m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt, met dien verstande dat:
    1. het bebouwingspercentage op percelen kleiner dan 250 m2 niet meer mag bedragen dan 50%;
    2. het bebouwingspercentage op percelen groter dan 250 m2 niet meer mag bedragen dan 40%;
  10. woningen dienen vrijstaan te worden opgericht, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' maximaal twee woningen aaneen mogen worden gebouwd.
19.2.2. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: 
  1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m3;
  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.   
19.2.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. behoudens erf- en terreinafscheidingen dienen bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  2. overkappingen mogen worden opgericht tot een maximum oppervlakte van 30 m2 en tot een maximale bouwhoogte van 3 meter bij platte afdekking, dan wel 6 meter bij afdekking met een kap waarbij de maximale goothoogte 3 meter bedraagt, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde en op de achterperceelsgrens ten hoogste 3 meter mag bedragen en;
    2. de bouwhoogte vanaf deze zijdelingse- en achterperceelsgrens mag toenemen onder een hoek van maximaal 45° tot een maximale bouwhoogte van 6 meter op een afstand van 3 meter uit deze zijdelingse- en achterperceelsgrens;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt niet meer dan 9 meter met dien verstande dat de hoogte van reclamemasten niet meer bedraagt dan zes meter;
  4. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen. 
 
19.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, nadere regels stellen aan:
  1. de plaats van gebouwen of delen van gebouwen hoger dan 3 meter binnen een gebied bedoeld in lid 20.2.1 onder d;
  2. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  3. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 meter.
 
19.4. Specifieke gebruiksregels
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
  1. voor een seksinrichting;
  2. als zelfstandige woning, voor wat betreft van de bestaande woning vrij staande gebouwen. 
 
19.5. Afwijking van de gebruiksregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 20.1 onder a ten behoeve van het gebruik voor nieuwe kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten tot maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de gerealiseerde gebouwen op het bijbehorende bouwperceel, mits:
  1. het bedrijvigheid betreft die valt onder categorieën 1 of 2 van de in de bijlage 1 opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  2. er geen zodanig verkeersaantrekkende werking plaatsvindt dat extra parkeervoorzieningen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn en er, uitzonderingen in de beroepsuitoefening daargelaten, geparkeerd kan worden op eigen erf;
  3. er geen vergunningsplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer plaatsvinden;
  4. de bedrijfsuitoefening of activiteiten ten behoeve daarvan (aan- en toelevering) geen zodanige (geluid)hinder voor de woonomgeving opleveren dat het woongenot op naburige erven met een zekere regelmaat in belangrijke mate wordt verstoord;
  5. geen detailhandel plaatsvindt;
  6. het karakter van de woonomgeving behouden blijft, in die zin dat reclame-uitingen beperkt blijven tot aan de gevel gemonteerde naamborden met een oppervlakte van ten hoogste 0,5 m2 en gevelveranderingen ten behoeve van bedrijfsuitoefening niet plaatsvinden.