Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bomenbuurt - Kloostervallei
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1895.02BP5001-0401

Artikel 13 Woongebied


13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 30% van de gebruiksoppervlakte en een maximum van 50m2;
  2. gebouwen ten behoeve van woningen in combinatie met de uitoefening van een bedrijf aan huis tot ten hoogste 40% van de gebruiksoppervlakte met een maximum van 50m2, uitsluitend voor zover het de uitoefening betreft van een bedrijf voorkomend op de als bijlage bij deze regels opgenomen lijst van bestaande bedrijven aan huis;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied-woongebouw', woongebouwen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied-vrijstaande paalwoning', vrijstaande paalwoningen;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen', volkstuinen;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘garage’: garageboxen;
  7. gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  8. (gebouwen ten behoeve van) nutsvoorzieningen;
  9. tuinen, erven en terreinen;
  10. woonstraten en paden;
  11. groenvoorzieningen en waterlopen;
  12. parkeervoorzieningen;
  13. speelvoorzieningen;
  14. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
Het bestaande systeem van ontsluiting door middel van wegen en paden, behoudens verbetering met het oog op een betere verkeersdoorstroming, de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast, blijft gehandhaafd met uitzondering van de toepassing van eventuele wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden. 
Ter plaatse van de aanduiding 'groen' wordt de groene inrichting gehandhaafd (basisgroenstructuur).


13.2.1 Gebouwen ten behoeve van wonen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:
  1. het realiseren van nieuw te bouwen woningen is niet toegestaan, met uitzondering van de vervanging van bestaande woningen, mits het aantal woningen niet toeneemt per bouwvlak;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a, mag in een (deel van een) bouwvlak ter plaatse met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de kaart aangegeven aantal nieuwe woningen gebouwd;
  3. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  4. met uitzondering van de onder e genoemde gebieden bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste de op de verbeelding genoemde hoogten, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  5. in het gebied gelegen op minder dan 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde en het gebied gelegen op minder dan 8 meter uit de achterperceelsgrens bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 respectievelijk 6 meter;
  6. in aanvulling op het bepaalde onder e geldt dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde en op de achterperceelsgrens ten hoogste 3 meter mag bedragen en dat de bouwhoogte vanaf deze zijdelingse- en achterperceelsgrens onder een hoek van maximaal 45° mag toenemen tot een maximale bouwhoogte van 6 meter op een afstand van 3 meter uit de zijdelingse- en achterperceelsgrens;
  7. in afwijking van het bepaalde onder e en f geldt dat bestaande goot- en bouwhoogten mogen blijven bestaan indien deze hoger zijn dan de onder e en f genoemde maten;
  8. binnen een afstand van 3 meter uit de zijdelingse perceelsgrens van de niet aangebouwde zijde wordt minimaal 3 meter achter de gevellijn gebouwd;
  9. minimaal 50% van de voorgevel van een woning of woongebouw wordt in of ten hoogste 2 meter achter de gevellijn gebouwd, waarbij bestaande afwijkingen (ook bij herbouw) mogen blijven bestaan;
  10. voor zover niet aangeduid voor woongebouw bedraagt de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel ten hoogste 50% en ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een' op percelen groter dan 250m2 ten hoogste 40%, mits de totale bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 200m2 dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  11. in afwijking van het bepaalde onder e, f en j, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied-woongebouw' dat de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel tussen achtergevel van een woongebouw en achterperceelsgrens ten hoogste 50% bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal twee woningen aaneen' bedraagt het aantal aaneen te bouwen woningen maximaal twee;
  13. in afwijking van het bepaalde onder c, e, f en j, mag ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' de bebouwde oppervlakte ten hoogste 10m2 bedragen, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  14. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied-vrijstaande paalwoning' worden 3 vrijstaande woningen in ieder geval gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'minimale vrije hoogte', met dien verstande dat:
    1. woningen vrijstaand in - of maximaal 2 meter achter -  de gevellijn worden gebouwd;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'minimale vrije hoogte' over een hoogte van minimaal 2 meter vanaf peil vrij van gebouwen blijven.