direct naar inhoud van Regels
Plan: Moerkapelle Oost, fase 2
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.UPMkpOostfase2-Va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Moerkapelle Oost, fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1892.UPMkpOostfase2-Va01 van de gemeente Zuidplas, zijnde een uitwerkingsplan van het bestemmingsplan Zuidplas-Noord, met de daarbij behorende bijlagen;

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan Zuidplas Noord:

het bestemmingsplan Zuidplas Noord met identificatienummer NL.IMRO.1666.BP00200-On01 van de gemeente Zuidplas, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Zevenhuizen-Moerkapelle op 16 juni 2009 en onherroepelijk sinds 10 augustus 2011;

1.4 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.5 oorspronkelijke hoofdgebouw:

het hoofdgebouw, zoals dat is of mag worden gebouwd overeenkomstig de eerste daarvoor verleende omgevingsvergunning of een ander oudtijds verworven recht;

1.6 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Artikel 2 Relatie bestemmingsplan - uitwerkingsplan

De regels behorende bij het bestemmingsplan Zuidplas Noord zijn onverminderd van toepassing voor het uitwerkingsplan, tenzij in dit uitwerkingsplan anders wordt bepaald.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen, waterpartijen en plas- en draszones;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. objecten van beeldende kunst;
  • f. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  • g. bruggen en overige kunstwerken;
  • h. dijken en taluds;
  • i. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  • j. voorzieningen van openbaar nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

alsmede ook voor:

  • k. de landschappelijke inpassing van infrastructuur;
  • l. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;

met de daarbij behorende:

  • m. bermen, bermsloten en greppels;
  • n. dammen en/of duikers.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 3.2.1 tot en met 3.2.3;
  • b. voor het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.

3.2.2 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 25 m².

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. maximaal 5 meter voor (beeldende) kunstobjecten;
    • 2. maximaal 2,5 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van
    de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. een jongerenontmoetingsplaats;
  • e. woondoeleinden;
  • f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 4 Verkeer - Wegverkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met de functie van verblijf/verblijfsgebied en ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en groenvoorzieningen;
  • e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • h. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen) en overige kunstwerken en infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bermen, bermsloten en greppels.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 4.2.1 tot en met 4.2.3;
  • b. voor het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen.

4.2.2 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de oppervlakte van een voorziening van openbaar nut bedraagt maximaal 25 m².

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
    • 1. maximaal 12 meter voor verlichting, masten, wegwijzers, verkeerstekensinstallaties, verkeersignaleringen en verkeersregelinstallaties;
    • 2. maximaal 3 meter voor overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voet- en fietspad, calamiteitenontsluiting

Ter plaatse van de aanduiding 'pad', is het gebruik ten behoeve van wegen als bedoeld in 6.1 onder a niet toegestaan, met uitzondering van voet- en fietspaden en een calamiteitenontsluiting.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. woondoeleinden;
  • f. het plaatsen van reclame objecten (zuilen en/of borden)
  • g. seksinrichtingen.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. bermen en groenvoorzieningen;

alsmede ook voor:

  • d. infiltratievoorzieningen;
  • e. oevers, oeverbeschoeiingen en taluds;
  • f. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de tochten;

met de daarbij behorende:

  • g. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • h. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. ten behoeve van de aanleg van vlonders, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. bij watergangen met een breedte tot 10 meter mogen géén steunpunten ten behoeve van de vlonder in de watergang worden aangebracht. Bij watergangen breder dan 10 meter is dit wel mogelijk, mits het gaat om overbreedte die niet noodzakelijk is voor de waterafvoer. Dit ter beoordeling van de waterbeheerder;
    • 2. bij een maximale oversteek van 1 meter dient de onderkant van de constructie minimaal 1 meter boven het zomerpeil aangebracht te worden; indien de vlonder minder ver uitsteekt mag hij evenredig lager worden aangelegd, conform onderstaande figuur:
    • 3. de bouw van vlonders is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vlonders' niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.UPMkpOostfase2-Va01_0018.jpg"

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

5.3.2 Oppervlakte water

Bij de realisering van bermen en groenvoorzieningen als bedoeld in 5.1.c dient de oppervlakte water binnen een van de aangrenzende bestemmingen gecompenseerd te worden.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op, in, boven en aan de gronden met de bestemming 'Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.

5.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.4.3 Voorwaarden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep tot maximaal 70 m²;

alsmede voor:

  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, gazons en erven;
  • e. verhardingen;
  • f. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen gelden de hierna opgenomen bepalingen onder 6.2.1 tot en met 6.2.4;
  • b. voor het bouwen gelden, voor zover van toepassing, de aanduidingen;
  • c. vóór de voorgevel en vóór de zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die naar de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" zijn toegekeerd mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het totaal aantal woningen mag niet meer bedragen dan 231;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 meter voor aaneengebouwde woningen;
    • 2. 13 meter voor vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan'
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan;
  • f. de maximale bouwdiepte van aaneengebouwde woningen is 11 meter;
  • g. de maximale bouwdiepte van vrijstaande en twee-aaneen gebouwde woningen is 13,5 meter;
  • h. voor de twee-aaneen gebouwde woningen geldt dat de afstand tot minimaal één zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen;
  • i. voor de vrijstaande woningen geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter dient te bedragen.

6.2.3 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de bouwwerken mogen uitsluitend in het achtererfgebied worden gebouwd;
  • b. met inachtneming van het bepaalde in sub a dienen de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gebouwd te worden op tenminste 1 meter afstand uit de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bij de woning behorende zij- en achtererf bedragen, zulks met een maximum van 50 m², met dien verstande dat:
    • 1. ten hoogste 75 m² aan aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag worden gebouwd indien de oppervlakte van de bedoelde gronden groter is dan 150 m²;
  • g. in afwijking van het bepaalde sub a en van lid 6.2.1c mogen voor de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw, erkers worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de breedte van een erker bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,50 meter;
    • 2. de bouwhoogte van een erker bedraagt maximaal het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 3. de diepte van de erker bedraagt maximaal 1,50 meter;
    • 4. een erker moet ten minste 2 meter uit de zijdelingse perceelsgrens worden gesitueerd, tenzij de erker aansluit op een erker van de aansluitende woning (in gevallen waar sprake is van dubbele of rijwoningen).

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. vóór het oorspronkelijke hoofdgebouw de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 meter;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter, met uitzondering van vlaggenmasten, waarvoor een bouwhoogte geldt van maximaal 5 meter.
  • b. achter de voorgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 m¹;
    • 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,5 m¹.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 6.2.2.c.1 voor het toelaten van een maximale bouwhoogte van 13 meter mits:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
  • b. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Parkeren op het binnenterrein

Binnen de bestemmingsvlakken met de aanduiding 'parkeerterrein' dienen, ten behoeve van de aaneengebouwde woningen binnen het betreffende bestemmingsvlak, parkeerplaatsen conform de parkeerkentallen van de ASVV 2012 (met de bijbehorende ontsluiting en verhardingen), geldend ten tijde van de vaststelling van dit uitwerkingsplan, te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

6.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft, met uitzondering van mantelzorg;
  • b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg ;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  • g. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • h. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

6.5 Afwijking aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen vergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Activiteitenbesluit Milieubeheer valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    • 4. het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan Zuidplas Noord dan wel het een bedrijf/bedrijfsactiviteit betreft die niet is vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar is met de in bijlage 3 van het bestemmingsplan Zuidplas Noord genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige bedrijfsactiviteit en/of een aan-huis-verbonden bedrijf of aan-huisverbondenbedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, zulks tot maximaal 70 m².

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 8.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1, sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 8.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het uitwerkingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 8.2 , sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 8.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het 'uitwerkingsplan Moerkapelle Oost, fase 2'.

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van Zuidplas op 3 november 2015