Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Groene Zoom
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.1892.BpGroeneZoom-Oh01

Artikel 14 Wonen - 1

 
14.1
Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor “Wonen - 1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
wonen;
b.
aan-huis-verbonden beroepen tot maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 50 m²;
  
 
met daarbij behorend(e):
d.
tuinen, erven en terreinen;
e.
parkeervoorzieningen;
f.
fiets- en voetpaden;
g.
speeltoestellen;
h.
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
j.
kunstwerken.
 
14.2
Bouwregels
14.2.1
Op of in de tot ‘Wonen’ bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.
woningen;
b.
bijbehorende bouwwerken;
c.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
  
14.2.2
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b.
per bouwvlak is niet meer dan één woning toegestaan;
c.
de maximale goothoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
d.
de maximale bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 8 meter bedragen, uitgaande van één bouwlaag met een kap;
e.
de inhoud van een woning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
f.
van een woning mag de naar de weg toegekeerde gevel enkel op dan wel tegen de bouwperceelsgrens, gelegen (parallel) aan de straatzijde, gebouwd worden.
g.
splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een woning is niet toegestaan. Hier geldt de bestaande situatie als uitgangspunt.
  
14.2.3
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b.
de gronden mogen voor maximaal 50% worden bebouwd tot een maximum van 50 m² per bouwperceel. Voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 500 m² mag het oppervlakte van 50 m² vermeerderd worden met 10% van het oppervlak dat het bouwperceel groter is dan 500 m², tot een maximum van 120 m²;
c.
de afstand tot de voorgevellijn mag niet minder dan 1 meter bedragen;
d.
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 meter, tot een maximum van 4 meter;
e.
de bouwhoogte aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter, in geval van een doorgetrokken dakvlak van het hoofdgebouw. In alle andere gevallen is de maximale bouwhoogte gelijk aan de maximale goothoogte;
f.
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen;
g.
de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 meter bedragen;
h.
in afwijking van het in dit lid bepaalde onder a tot en met g, mogen bijbehorende legale bouwwerken die bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of herbouwd, met dien verstande dat zij niet mogen worden vergroot of verplaatst ten opzichte van het oorspronkelijke bouwwerk.
  
14.2.4
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 meter mag bedragen;
b.
de hoogte van pergola's mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c.
de hoogte van speeltoestellen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
d.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 meter bedragen.
 
14.3
Nadere eisen
 
Ter uitvoering en met inachtneming van het bepaalde in 14.2 is het college van burgemeester en wethouders bevoegd bij de toepassing van de in dit artikel opgenomen bouwregels – mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad – nadere eisen te stellen, ten einde een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke situering (bebouwings- en verkavelingkarakteristiek) van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het landschap te verzekeren. Deze nadere eisen mogen uitsluitend betrekking hebben op:
a.
de situering van nieuw op te richten bebouwing;
b.
de nokrichting van de kappen van gebouwen.
 
14.4
Afwijken van de bouwregels
14.4.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.3 onder b, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
het college tevens afwijkt van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 14.5.2;
b.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
c.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
d.
per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
e.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt en wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
 
14.4.2
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder c en d, voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat:
a.
de toegelaten bouwhoogte met niet meer dan 0,8 meter mag worden overschreden;
b.
de dakopbouw niet breder mag zijn dan 80% van de breedte van het dakvlak.
 
14.5
Afwijking gebruiksregels
14.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.1 onder a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:
a.
uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
b.
de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beïnvloed;
c.
er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
d.
maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
e.
een seksinrichting niet toegestaan is.
  
14.5.2
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 onder g, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:
a.
met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
b.
aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
c.
de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m² bedraagt;
d.
geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
e.
de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
f.
per woning niet meer dan één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.