direct naar inhoud van Regels
Plan: De Brinkhorst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1892.BpDeBrinkhorst-Va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Brinkhorst met identificatienummer NL.IMRO.1892.BpDeBrinkhorst-Va02 van de gemeente Zuidplas;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 verbeelding:

de plankaart van het bestemmingsplan "De Brinkhorst" bestaande uit de verbeelding(en) met nummer(s) ;

1.4 aanbouw:

een uitbreiding van het hoofdgebouw waarbij een andere ruimte wordt gecreëerd of een bestaande ruimte wordt vergroot en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.8 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.9 aan-huis-verbonden beroep:

het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied, die door hun beperkte omvang en door ten minste de hoofdbewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.10 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.11 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.12 appartementen:

boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.13 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.;

1.14 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van onderbouw (kelder) en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 carport:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit maximaal 3 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en toegankelijk vanaf de openbare weg;

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 dakkapel:

Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek dat al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.33 dorpshuisfunctie

een openbaar gebouw in een wijk, stadsdeel of dorp dat zich richt op het bijdragen aan de integrale leefkwaliteit van de buurt of dorp.

1.34 erf

de grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij een hoofdgebouw;

1.35 erker:

een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning;

1.36 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 gebruiksoppervlakte (gbo):

het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakten van in een bepaalde gebruiksfunctie gelegen ruimten

1.38 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.39 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlak van niet minder dan 11 m2 en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.40 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.41 geschakelde woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.42 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.43 half-vrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;

1.44 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.45 inwoning:

het bewonen van een niet zelfstandige woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

1.46 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.47 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.48 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.49 kunstwerk:

bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;

1.50 maatschappelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;

1.51 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.52 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-. water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen;

1.53 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.54 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;

1.55 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.56 peil:
  • voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 m1 boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
  • voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  • in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;
1.57 perceel:

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik;

1.58 perceelgrens:

de grens tussen twee percelen;

1.59 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.60 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.61 vloerpeil:

de hoogte van de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw weergegeven ten opzicht van het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

1.62 voorgevel:

de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.63 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn;

1.64 voorziening van openbaar nut:

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.65 vrijstaande woning:

een vrijstaande woning heeft minimaal aan drie zijden een privé-buitenruimte, die bovendien langs twee van de gevels gemiddeld ten minste 1,5 m breed is (eventueel bebouwd met een schuur of garage);

1.66 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.67 woonzorgappartement/woning/gebouw:

een gebouw waarin een vorm van begeleid wonen voor mensen met een beperking met intensieve zorgverlening mogelijk is;

1.68 zijdelingse perceelgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt;

1.69 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.70 zijgevel:

een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor- en achtergevel met elkaar verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer (exclusief isolatiemateriaal), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de diepte van een bouwwerk:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf voorgevel tot aan de achtergevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • c. water met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.3;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - secundaire ontsluiting' voor een secundaire ontsluitingsroute voor verkeer;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer en calamiteiten' voor een ontsluitingsroute voor langzaam verkeer en/of calamiteitenverkeer;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. kunstwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
3.2.3 Overig bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹ ;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 m¹;
  • c. de bouwhoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 6 m¹.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 11, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een jongerenontmoetingsplaats.
3.4 Afwijken van de gebruiks- en bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

3.3, sub c, voor de plaatsing van een jongerenontmoetingsplaats, met dien verstande dat:

  • a. het woonmilieu in de directe omgeving hier geen onevenredige overlast van mag ondervinden;
  • b. de jongerenontmoetingsplaats zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4 m1 bedraagt;
  • d. de oppervlakte maximaal 30 m2 bedraagt;
  • e. de minimale afstand tot een woning ten minste 30 m1 bedraagt.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van scholen en andere onderwijsvoorzieningen, waaronder begrepen kinderdagverblijven en voor-, na- en buitenschoolse opvang en de daarbij behorende schoolpleinen en speelvoorzieningen;
  • b. een dorpshuisfunctie;
  • c. een bibliotheek;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen;
  • e. bijbehorende bouwwerken;
  • f. objecten voor beeldende kunst;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen van openbaar nut;
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. speeltoestellen;
  • k. water;
  • l. kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. maximale bouwhoogte: zoals op de verbeelding is aangegeven.
  • d. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
    • 2. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
4.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel bedraagt maximaal 1 m¹;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel bedraagt maximaal 2 m¹;
  • c. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 4 m¹;
  • d. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 2,5 m¹;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt de hoogte van objecten voor beeldende kunst maximaal 6m1.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 11, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. tuinen, behorend bij de aangrenzende woningen;

en de daarbij behorende:

  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;
  • h. straatmeubilair;
  • i. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • j. water;
  • k. objecten van beeldende kunst;
  • l. kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:
  • 1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • 2. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
  • b. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt maximaal 3 m1;
5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 10 m¹;
  • b. de hoogte van kunstwerken bedraagt maximaal 5 m¹;
  • c. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • d. de hoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 3 m¹;
  • e. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 5 m¹.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 11, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  • c. bermen en groenvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. kunstwerken;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - secundaire ontsluiting' voor een secundaire ontsluitingsroute voor verkeer;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer en calamiteiten' voor een ontsluitingsroute voor langzaam verkeer en/of calamiteitenverkeer;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op of in de gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van kunstwerken (waaronder duikers en bruggen) bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 m¹.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 11, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen
  • c. verblijfsgebied en bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, bermen, taluds, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groen met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.2;
  • e. water met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.3;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor een groengebied met een minimale breedte 5 m1 ;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn de gronden in ieder geval bestemd voor een wijkontsluitingsweg met minimale breedte van 5 m1;

met de daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen
  • k. toegangswegen- en paden;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. voorzieningen van openbaar nut;
  • n. straatmeubilair;
  • o. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • p. objecten van beeldende kunst;
  • q. kunstwerken;
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal wooneenheden';
  • b. de volgende woningtypen mogen worden gebouwd:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. half-vrijstaande woningen;
    • 3. aaneengebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • c. in aanvulling op het gestelde onder sub a bedraagt het aantal gestapelde woningen:
    • 1. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - 1' en 'specifieke bouwaanduiding - 2' maximaal 70, waarvan minimaal 35 gestapelde woningen binnen de 'specifieke bouwaanduiding - 1';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' maximaal 30;
  • d. de goothoogte van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen, bedraagt ten hoogste 6 m1;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', aangegeven bouwhoogte;
  • f. in afwijking van het gestelde onder sub e. geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen ten hoogste 12,5 m1 mag bedragen;
  • g. indien geen aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen, bedraagt de bouwhoogte maximaal 12,5 m¹ ;
  • h. de kaphelling bedraagt minimaal 35 graden;
  • i. in afwijking van het gestelde onder sub h. mag een gebouw plat worden afgedekt.
  • j. de voorgevel van hoofdgebouwen wordt georiënteerd op de openbare weg;
  • k. de afstand van de voorgevel van een woning tot de perceelsgrens bedraagt maximaal 6 m¹ ;
  • l. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m¹;
  • m. de afstand van een half-vrijstaande woning tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 3 m¹, tenzij deze perceelsgrens grenst aan een parkeerhof;
  • n. in afwijking van het gestelde onder sub l. en sub m. mag de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 1 meter bedragen, indien het hoofdgebouw een gebouwde (of inpandige) parkeervoorziening heeft;
  • o. de diepte van het hoofdgebouw van woningen maximaal 15 m¹ bedraagt;
  • p. de diepte van het hoofdgebouw van gestapelde woningen bedraagt maximaal 25 m1.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, overkappingen en carports gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m²;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevel waarbij de minimale afstand tot de voorgevellijn 1 m¹ bedraagt;
  • c. de goothoogte van uit- en aanbouwen bedraagt de eerste volledige bouwlaag vermeerderd met 0,25 m¹, met een maximum van 4 m1;
  • d. de bouwhoogte van uit- en aanbouwen bedraagt maximaal 6 m1;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 5 m¹.
7.2.3 Overige gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 25 m².
7.2.4 Overige bouwwerken

Ten aanzien van overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1 m¹ voor de (verlengde) voorgevellijn;
  • b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m1 achter de (verlengde) voorgevellijn. Indien de terreinafscheidingen op de grens met het openbaar gebied staat, bedraagt de hoogte maximaal 2 m1;
  • c. de hoogte van masten bedraagt maximaal 7 m¹ ;
  • d. de hoogte van pergola's bedraagt maximaal 3 m¹;
  • e. de hoogte van speeltoestellen bedraagt maximaal 3 m¹;
  • f. de hoogte van andere overige bouwwerken bedraagt maximaal 1 m¹.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking goothoogte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub d voor het overschrijden van de maximaal toegestane goothoogte, met dien verstande dat:

  • a. de maximale goothoogte 8 m1 bedraagt;
  • b. de gootverhoging past binnen het gewenste stedenbouwkundige beeld met verspringende goothoogten en stedenbouwkundige accenten;
7.3.2 Afwijking dakopbouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 sub c, d en e, voor het overschrijden van de maximaal toegestane bouwhoogte, teneinde een dakopbouw te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de toegelaten bouwhoogte met maximaal 0,8 m1 overschreden wordt;
  • b. de dakopbouw niet breder is dan 80% van de breedte van het dakvlak.
7.3.3 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2, sub a, voor het overschrijden van de maximaal toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het college tevens afwijkt van het bestemmingsplan, zoals bedoeld in 7.4;
  • b. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal éénmaal worden afgeweken bij een omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg;
  • e. mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in 11, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. horeca;
  • c. seksinrichtingen;
  • d. zelfstandige 'niet-woon-functie', waarbij de functie wonen niet meer aanwezig is;
  • e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
7.4.2 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Ten aanzien van de aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende gebruiksregels:

  • a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat:
    • 1. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
    • 2. horeca en detailhandel zijn uitgesloten;
    • 3. de activiteiten niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
7.4.3 Parkeren

ten behoeve van woningen dient tenminste het volgende aantal parkeerplaatsen per woning te worden gerealiseerd:

  • a. aaneengebouwde woningen:
    • 1. 1,5 parkeerplaats voor een woning met een woningbreedte van maximaal 5,1 m1;
    • 2. 1,7 parkeerplaats voor een woning met een woningbreedte van 5,1 t/m 5,7 m1;
    • 3. 1,8 parkeerplaats voor een woning met een woningbreedte van meer dan 5,7 m1;
  • b. halfvrijstaande woningen en vrijstaande woningen
    • 1. 1,8 parkeerplaats
  • c. gestapelde woningen:
    • 1. 1,5 parkeerplaats voor een woning met een gebruiksoppervlak van maximaal 90 m2;
    • 2. 1,7 parkeerplaats voor een woning met een gebruiksoppervlak van 90 tot 120 m2;
    • 3. 1,8 parkeerplaats voor een woning met een gebruiksoppervlak van meer dan 120 m2;
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijking aan huis verbonden bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 sub a, teneinde de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven in het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend afgeweken wordt van het bestemmingsplan voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die valt in milieucategorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. de bedrijfsactiviteit de parkeerdruk op de openbare ruimten niet nadelig beïnvloedt;
  • c. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • d. maximaal 30% van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 50 m²;
  • e. een seksinrichting niet toegestaan is.
7.5.2 Afwijking mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4 onder b, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  • c. de niet zelfstandige woonruimte maximaal 50 m2 bedraagt en binnen de bebouwingsregeling, als bedoeld in 7.2.2 onder b, past, tenzij mantelzorg wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • f. per woning maximaal één omgevingsvergunning voor het afwijken ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.
7.5.3 Afwijken parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.3, en een lagere parkeernorm hanteren voor zover sprake is van dubbelgebruik van 42 parkeerplaatsen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied.

Artikel 8 Waterstaat - Waterloop

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterloop' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van een watergang met de daarbij behorende oevers.

8.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de watergan g/het waterstaatsbelang.

8.3 Bouwregels
8.3.1 Bouwen, algemeen

Op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals bedoeld in 8.1, geen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.

8.3.2 Uitzondering

Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

8.3.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  • b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterloop' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de gronden;
  • b. het aanleggen en verharden van bedrijfswegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verbandhoudende constructies.
8.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 8.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
8.5.3 Voorwaarden en advies

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang/het waterstaatsbelang;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • 1. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • 2. de ruimte tussen bouwwerken.
10.2 Toegestane overschrijding

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1.50 meter bedraagt.

10.3 Toelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • 1. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • 2. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Algemene gebruiksregels

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.

11.2 Groenvoorziening

Op de gronden gelegen binnen de bestemmingen Groen, Woongebied en Verkeer - Verblijfsgebied dient ten minste 17.360 m2 groen te worden gerealiseerd.

11.3 Waterberging

Op de gronden gelegen binnen de bestemmingen Groen en Woongebied dient ten minste 5.616 m2 water te worden gerealiseerd.

11.4 Afwijking

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Milieuzone - sportveld
12.1.1 Milieuhindercontouren

Bij de uitvoering van het plan en toepassing van de regels als opgenomen in hoofdstuk 2 dienen de milieuhindercontouren van het bestaande sportveld, weergegeven met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - sportveld', in acht genomen te worden, in die zin dat milieuhinder gevoelige objecten of functies niet binnen deze contouren mogen worden gerealiseerd.

12.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.1.1 voor het realiseren van milieuhinder gevoelige functies binnen de hiervoor bedoelde contouren, indien - als gevolg van het treffen van maatregelen of anderszins - is komen vast te staan dat ter plaatse geen sprake meer is van in planologisch opzicht relevante milieuhinder.

12.1.3 Advies

Bij de beoordeling voor het afwijken als bedoeld in 12.1.2 laten burgemeester en wethouders zich adviseren door een deskundige van de Omgevingsdienst Midden-Holland.

12.2 Wijziging - 'Milieuzone - sportveld'
12.2.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - sportveld' ter verkleinen of te verwijderen.

12.2.2 Verwijderingszone

De zone mag alleen worden verwijderd als de relevante inrichting als zodanig blijvend is beëindigd.

12.2.3 Verkleining zone

De zone mag alleen worden verkleind:

  • 1. als door reducerende maatregelen of blijvende gewijzigde verandering in de bedrijfsvoering de hinder zodanig verandert dat de milieuzone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  • 2. als door een veranderde wettelijke normstelling een andere milieucontour alsnog aanvaardbaar moet worden geacht.
12.2.4 Advies

Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 12.2.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

12.3 Milieuzone - school
12.3.1 Milieuhindercontouren

Bij de uitvoering van het plan en toepassing van de rgels als opgenomen in hoofdstuk 2 dienen de milieuhindercontouren van de bestaande school, weergegeven met de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - school', in acht genomen te worden, in die zin dat milieuhinder gevoelige objecten of functies niet binnen deze contouren mogen worden gerealiseerd.

12.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.3.1 voor het realiseren van milieuhinder gevoelige functies binnen de hiervoor bedoelde contouren, indien - als gevolg van het treffen van maatregelen of anderszins - is komen vast te staan dat ter plaatse geen sprake meer is van in planologisch opzicht relevante milieuhinder.

12.3.3 Advies

Bij de beoordeling voor het afwijken als bedoeld in 12.3.2 laten burgemeester en wethouders zich adviseren door een deskundige van de Omgevingsdienst Midden-Holland.

12.4 Wijziging - 'Milieuzone - school'
12.4.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) het plan te wijzigen, door de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - school' ter verkleinen of te verwijderen.

12.4.2 Verwijderingszone

De zone mag alleen worden verwijderd als de relevante inrichting als zodanig blijvend is beëindigd.

12.4.3 Verkleining zone

De zone mag alleen worden verkleind:

  • 1. als door reducerende maatregelen of blijvende gewijzigde verandering in de bedrijfsvoering de hinder zodanig verandert dat de milieuzone niet meer de werkelijke situatie representeert of zal representeren;
  • 2. als door een veranderde wettelijke normstelling een andere milieucontour alsnog aanvaardbaar moet worden geacht.
12.4.4 Advies

Alvorens toepassing te geven aan de bepaling 12.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. de bij recht in de regels en op de verbeelding gegeven maten, afmetingen, percentages, bestemmings- en aanduidingsvlakken tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, bestemmings- en aanduidingsvlakken;
  • 2. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van de overige bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1;
  • 4. de in artikel 7.2.1 onder a genoemde aantallen woningen onder voorwaarde dat het totaal aantal woningen met maximaal 10% toeneemt onder de voorwaarde dat:

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn nieuwe afvalinzamelpunten en randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding buiten bouwvlakken toegestaan binnen de bestemmingen 'groen', 'verkeer-verblijfsgebied' en 'woongebied';
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m¹ onder peil, met dien verstande dat een randvoorziening ten behoeve van de waterhuishouding (bergbassins) tot maximaal 6 m¹ onder peil gebouwd mag worden;
  • d. bij het berekenen van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen voor zover deze buiten de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds gebouw gelegen zijn.
15.2 Zwembaden

Voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende voorwaarden:

  • a. een zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevellijn en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • b. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen in acht wordt genomen;
  • c. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  • d. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • e. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • f. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
15.3 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken -geen bouwwerken zijnde- en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

15.4 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1, voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m¹ onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. positief advies is ontvangen van de waterbeheerder;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 16 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 17.1 met maximaal 10 %.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Bepaling 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvóór geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Afwijking

Indien het gebruik, bedoeld in 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Brinkhorst.

Vastgesteld door de gemeenteraad van Zuidplas op