direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen - 2
Plan: Broekstraat 26 Mierlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1771.BP2010BROEKSTR26-VP01

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;
  • c. tuin;
  • d. paden, inrit en parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. de bescherming van het beschermd dorpsgezicht, inclusief de instandhouding, bescherming en herstel van de cultuurhistorische waarden.

7.2 Bouwregels

7.2.1 Algemeen

Op de voor Wonen - 2 aangewezen gronden geldt dat er slechts mag worden gebouwd met inachtneming van het 'Bebouwings- en inrichtingsvoorstel - locatie aan de Broekstraat te Mierlo' opgesteld door de Loods architecten, en dat als bijlage bij onderhavige planregels gevoegd.

7.2.2 Woningen (hoofdgebouwen)

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. woningen mogen enkel worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. per bouwvlak is slechts één woning toegestaan;
  • c. als woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gornden met de nadere aanduiding op de verbeelding:
      • (vrij): vrijstaande woning;
      • (tae): twee-aan-een gebouwde woningen
  • d. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m³, waarbij de inhoud van de ondergrondse bouwwerk(en) niet wordt meegerekend in het maximaal te bouwen volume en waarbij aaneengebouwde bijgebouwen niet worden meegerekend tot de woning, maar geteld worden bij de oppervlakte als bedoeld in artikel 7.2.3 onder d;
  • e. de voorgevel van de woning dient te worden gebouwd in de op de verbeelding aangeduide voorgevellijn;
  • f. de goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 3,20 meter;
  • g. de bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • h. de woningen zijn voorzien van een zadeldak zonder wolfseinden waarvan de dakhelling niet minder dan 40 graden en niet meer dan 50 graden bedraagt;
  • i. de woning heeft een breedte van maximaal 8 meter en een lengte van maximaal 14 meter.

7.2.3 Bijgebouwen en aanbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. bijgebouw(en) vormen een eenheid met de hoofdmassa en mogen niet vrijstaand worden uitgevoerd, behoudens hetgeen is opgenomen in dit artikel onder b.;
  • b. ten behoeve van de woonbestemming mag één vrijstaand bijgebouw worden opgericht met een maximum oppervlak van 15 m²;
  • c. bijgebouwen en aanbouwen mogen binnen of buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. aangebouwde bijgebouwen en aanbouwen hebben een gezamenlijke maximum oppervlak van 40 m², daarnaast mag één vrijstaand bijgebouw worden opgericht met een maximum oppervlak van 15 m²;
  • e. de goothoogte van de bijmassa bedraagt aan de voorzijde hiervan niet meer dan 4,10 meter;
  • f. de goothoogte van de bijmassa bedraagt aan de achterzijde hiervan niet meer dan 3,20 meter;
  • g. de bouwhoogte van de vrijstaande bijmassa bedraagt maximaal 6 meter;
  • h. de bijgebouwen zijn voorzien van een zadeldak zonder wolfseinden waarvan de dakhelling niet minder dan 40 graden en niet meer dan 50 graden bedraagt.

7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, mag niet meer bedragen dan 6 meter met uitzonering van erfafscheidingen;
  • b. voor erfafscheidingen geldt dat de hoogte van de erfafscheiding voor de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 0,7 meter en achter de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • c. de oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m² per woning, waarbij de overkapping met een plat dak mag worden uitgevoerd;
  • d. voor het bouwen van onoverdekte zwembaden gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 150 m²;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend achter de achtergevel van de woning worden gesitueerd;
    • 4. de bouwhoogte van een zwembad mag niet meer bedragen dan 0,5 meter;
    • 5. per woning mag niet meer dan één onoverdekt zwembad worden gebouwd.

7.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig met het hoofdgebouw worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwen worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Algemene regels voor afwijken

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhoud van burgerwoningen;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt:
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde door het toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot een hoogte van maximaal 10 meter.

7.3.2 Afwijken ten behoeve van ondergrondse bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.5 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.4.1 Aan huis verbonden beroepen

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan huis verbonden beroepen zijn uitsluitend toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie. Dit houdt in dat de omvang niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing met een maximum van 50 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. de activiteit dient te worden uitgeoefend door de bewoner;
  • d. detailhandel is niet toegestaan.

7.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • b. het gebruik voor bewonen van bijgebouwen bij een woning.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.4.2 onder b. en toestaan dat een bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden:

  • a. afwijken bij omgevingsvergunning is uitsluitend toegestaan indien de tijdelijke bewoning wenselijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. er gebruik wordt gemaakt van een en dezelfde uitrit door zowel de hoofdbewoner als de zorgbehoevende;
  • c. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende bouwregels wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  • f. de afhankelijke woonruimte een tijdelijk karakter heeft en na beëindiging van de tijdelijke bewoning het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik wordt genomen.