direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen Holten, De Kol
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPHW2014001-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aaneengebouwd

meer dan twee aaneengebouwde woningen in een rij, al dan niet geschakeld; waarbij voor seniorenwoningen als uitzondering geldt dat deze ook in een carré van vier mogen worden gebouwd.

1.6 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.20 maatschappelijke voorzieningen

educatieve voorzieningen - inbegrepen kinderdagopvang en tussen- en naschoolse opvang, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.21 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een overkapping bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren;

1.23 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.24 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.25 voorste bouwgrens

de bouwgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.26 voorste bouwperceelgrens

de bouwperceelgrens die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.27 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.28 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten met daarbij de mogelijkheid tot opslag;
  • b. een brandweerkazerne met zelfstandige medisch-therapeutische voorzieningen en andere maatschappelijke voorzieningen (inbegrepen particuliere voorzieningen) ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

  • c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan met uitzondering van de reeds bestaande bedrijfswoningen.

3.2 Bouwregels

Gebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. goot- en bouwhoogte maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. speelvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en voorzieningen van openbaar nut.

4.2 Bouwregels
4.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  • a. maatschappelijke voorzieningen, (inbegrepen particuliere voorzieningen);
  • b. bestaande bijzondere woonvormen, zoals verpleging en verzorging en begeleid wonen, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen;
  • c. wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. parkeervoorzieningen - waaronder niet begrepen parkeren ten behoeve van het halen en brengen -, met dien verstande dat parkeergelegenheid ten behoeve van de maatschappelijke voorzieningen op eigen terrein wordt gerealiseerd;
  • e. speelvoorzieningen, met dien verstande dat minimaal 1200 m2 voor openbaar gebruik (buurt) beschikbaar moet zijn (voetbal);
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. voorzieningen van openbaar nut;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak mag per bouwvlak 100% bedragen, dan wel;
    • 1. niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage per (deel van het) bouwvlak;
    • 2. niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' aangegeven oppervlakte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 7 m, danwel:
    • 1. de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven hoogte;
    • 2. de bestaande bouwhoogte van hoofdgebouwen als deze hoger is.
5.2.1 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. speelvoorzieningen 4 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, en (on)bebouwde gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd;

6.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. voor lichtmasten en verwijsborden 12 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

7.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. lichtmasten 6 m;
  • b. speelvoorzieningen 4 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande en/of twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ter plaaste van de aanduiding 'aaneengebouwd' ook aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
  • c. vrijstaande en twee-aaneen woningen per bestemmingsvlak maximaal twee voorgevels in elkaars verlengde gezien vanaf de voorste bouwgrens, met dien verstande dat de sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  • d. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
    • 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
    • 3. aaneengebouwd; bij eindwoningen aan één zijde minimaal 1 meter;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
8.2.1 overkappingen
  • a. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag maximaal 25 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan bedraagt minimaal 1 m;
8.2.2 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  • b. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  • c. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  • d. artikel 8.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m.

8.3.1 afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen op eigen terrein gehandhaafd blijft dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Artikel 9 Wonen - Bergzicht

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bergzicht' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen;
  • b. aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

9.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen dient te worden gebouwd aan de zijde van de voorste bouwgrens;
  • c. er moet sprake zijn van een gesloten wand;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder 9.2 onder d is voor maximaal 50% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 12 m toegestaan;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder 9.2 onder d is voor maximaal 10% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 12 m respectievelijk 13,5 m toegestaan;
  • g. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  • i. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen;
  • j. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bijgebouwen gebouwd aan de zijgevel van de woning gelegen minimaal en maximaal 6 m mag bedragen.
  • k. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen niet zijn toegestaan;
9.2.1 overkappingen
  • a. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag maximaal 25 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan bedraagt minimaal 1 m;
9.2.2 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
  • b. artikel 9.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  • c. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  • d. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  • e. artikel 9.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
  • f. artikel 9.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.
9.3.1 afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen op eigen terrein gehandhaafd blijft dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Artikel 10 Woongebied - Blokken

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Blokken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen;
  • b. een aan huis verbonden beroep of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat voor de activiteiten maximaal 35% van het brutovloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bijgebouwen mag worden gebruikt, evenwel met een maximum van 75 m2;
  • c. voorzieningen van openbaar nut;

met dien verstande dat per woning minimaal de geeïste hoeveelheid parkeerplaatsen op grond van Parkeerbalans De Kol worden gerealiseerd dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de voorgevel van hoofdgebouwen dienen te worden georiënteerd op de aanduiding ‘gevellijn’ voor zover deze aanduiding is opgenomen;
  • c. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt bij:
    • 1. vrijstaande woningen: aan beide zijde minimaal 2,5 m;
    • 2. twee-aaneen: aan één zijde minimaal 2,5 m;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • e. voor aaneengebouwde woningen moet per bestemmingsvlak gezien vanaf de voorste bouwgrens sprake zijn van maximaal vijf woningen aaneengebouwd met in totaal een maximale lengte van 30 meter, met dien verstande dat een sprong tussen de verspringende voorgevels minimaal 0,6 m bedraagt;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 40% van de oppervlakte van het bouwvlak een bouwhoogte van maximaal 11 m is toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 30% van de oppervlakte van het bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 7,5 m respectievelijk 12 m is toegestaan;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder e is voor maximaal 10% van de oppervlakte van het blouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 m respectievelijk 13 m is toegestaan;
  • i. bijgebouwen worden gebouwd aan één zijde van de woning minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw bedraagt maximaal 50 m2 per bouwperceel, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 50% mag bedragen;
  • k. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m;
  • m. uitbouwen in de vorm van erkers aan de hoofdgebouwen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m tot de voorste perceelsgrens bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
10.2.1 overkappingen
  • a. de hoogte van overkappingen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag maximaal 25 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de afstand van overkappingen tot de voorgevel van het hoofdgebouw en/of het verlengde daarvan bedraagt minimaal 1 m;
10.2.2 bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 10.1 onder a ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen, waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsvlak maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen;
  • b. artikel 10.2 ten behoeve van de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw voor zover het aaneengebouwde woningen betreft mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage maximaal 75% mag bedragen;
  • c. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij grondgebonden woningen met de achterzijde op de van de weg gekeerde grens van het bouwperceel mogen worden gebouwd, zodanig dat de woningen met de achterzijde tegen elkaar aan kunnen worden gebouwd.
  • d. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen, waarbij maximaal vier woningen aaneengebouwd mogen worden mits vooraf een stedenbouwkundige beoordeling op basis van het ontwikkelplan heeft plaatsgevonden op grond waarvan afwijking afdoende kan worden gemotiveerd.
  • e. artikel 10.2 ten behoeve van de realisatie van grondgebonden woningen voor het aan een zijde verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 0 meter, mits 3 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan met een maximale goothoogte van 3,5 m;
  • f. artikel 10.2 voor het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 75%, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd niet toegestaan'.
10.3.1 afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de geëiste hoeveelheid parkeerplaatsen op eigen terrein gehandhaafd blijft dan wel dat in het openbaar gebied de benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik of het laten gebruiken van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het, met uitzondering van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, afwijken van de voorgeschreven maatvoering, eventueel van de bebouwingsgrens, mits deze afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

13.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het wijzigen van de bestemming Bedrijf ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied in de bestemming Groen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. dat binnen de bestemming Groen, het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
  • c. In afwijking van het gestelde onder artikel 14 onder b kunnen burgemeester en wethouders geen gebruik maken van deze bevoegdheid ter plaatse van de bouwblokken die grenzen aan de bestemming groen en de bestemming bedrijf beiden grenzend aan de Industriestraat.

Artikel 15 Overige regels

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het afwijkenvan de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 16.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 16.1.1 met maximaal 10%.

16.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik
16.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 16.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Holten, De Kol'.