direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Buitengebied Holten, speelboerderij Landuwerweg, deelplan I
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2012001D1-0401

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woonhuizen;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. bed & breakfast in de woning;

met daarbij behorende:

  • d. gebouwen;
  • e. voorzieningen;
  • f. tuinen en erven.
4.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1 (Bebouwingsgrenzen).

4.2.2 Hoofdgebouwen in casu woonhuizen

Voor hoofdgebouwen in casu woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woonhuis worden gebouwd;
  • b. een woning mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • c. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt.
  • d. voor de goot-, bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:

  hoogte  
maximale goothoogte   3,5 m  
maximale bouwhoogte   10 m  
minimale dakhelling   15º  
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomend geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met e geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en in voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat de oppervlakte van bijgebouwen niet meer dan 250 m2 mag bedragen.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogte:

bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan   3 m  
omheining van paardrijbakken   1,8 m  

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 1 paardrijbak per woonhuis aanwezig is;
    • 2. de oppervlakte van een paardrijbak niet meer bedraagt dan 1.300 m2;
    • 3. de hoogte van de omheining van paardrijbakken bedraagt niet meer dan 1,8 m;
    • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  • b. 4.2.2 onder c ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
    • 2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
    • 3. geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
    • 4. bij vergroting, het bouwwerk nit hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    • 5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
    • 6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  • c. 4.2.2 onder c ten behoeve van de vergroting van de woning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • d. 4.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m;
  • e. 4.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • f. 4.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  • g. 4.2.4 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m.

4.4.1 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
  • c. detailhandel;
  • d. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • e. kampeerterrein en/of dagrecreatie;
  • f. boerderijkamers;
  • g. plattelandskamers;
  • h. meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden.

4.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik, in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. er geen vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden;
    • 2. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. er geen opslag en stalling buiten de bestaande bebouwing plaatsvindt;
    • 4. er geen sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen;
    • 5. de woonfunctie primair is en blijft;
    • 6. er geen sprake is van detailhandel;
    • 7. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 8. er geen vergunningplichtige activiteiten in het kader van milieu plaatsvinden;
    • 9. er geen sprake is van geluidhinder zoals bedoeld in het geluidbeleid van de gemeente;
    • 10. de nevenactiviteit wordt uitgevoerd door één van de hoofdbewoners;
    • 11. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
    • 12. er geen sprake is van reclame-uitingen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. niet meer dan 35% van het vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor een aan huisverbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van 75 m2, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
    • 2. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving;
    • 4. detailhandel en horeca-gerelateerde activitviteiten niet zijn toegestaan;
    • 5. de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet uitsluitend plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk;
  • c. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
    • 2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 juncto artikel 1.52 (begripsomschrijving woning) en 4.5.1 onder h voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    • 1. er sprake is van onder één dak;
    • 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    • 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  • b. 4.5.1 onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.

4.6.1 Afwegingskader

Een in 4.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.