direct naar inhoud van Regels
Plan: Ruimte voor Ruimte Loo 59 Nistelrode
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPLoo59-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 agrarisch grondgebruik:

de aanwending van open grond ten behoeve van het agrarisch bedrijf;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is aangegeven;
  • b. bij gebruik: dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 carport/overkapping:

een bouwwerk dat zowel feitelijk als in visueel ruimtelijke zin aan maximaal twee zijden een gesloten, al dan niet eigen, wand kent;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 gebruik:

het gebruiken, doen en laten gebruiken;

1.21 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.22 lawaaisporten

een sportactiviteit waarbij motorisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen gildes, de autosport, motorsport, (model)vliegsport, de schietsport met behulp van vuurwapens, de jachtsport wordt hier niet onder begrepen;

1.23 mantelzorg:

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie, bijvoorbeeld door gezinsleden, buren of vrienden;

1.24 nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel. De nevenactiviteit volgt in dit kader uit de afhankelijkheid van de hoofdfunctie;

1.25 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.26 peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 centimeter;
  • b. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 centimeter per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
  • c. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;

1.27 plan:

het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Loo 59 Nistelrode met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPLoo59-vg01 van de gemeente Bernheze;

1.28 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.29 rijbak:

een niet overdekt (geheel van ) bouwwerk(-en) geen gebouw(-en) zijnde met bijbehorende voorzieningen, ingericht voor het africhten, trainen, en berijden van paarden en pony’s en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.30 ruimtelijke uitstraling:

de waarneembare invloed van landschappelijke, stedenbouwkundige, waterhuishoudkundige en cultuurhistorische aard op de omgeving:

1.31 schuilgelegenheid:

een gebouw dat bedoeld is voor het bieden van beschutting en schuilruimte voor vee;

1.32 streekeigen producten:

ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor deze regio;

1.33 voorgevellijn:

een virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van de woning of een hoofdgebouw en het bouwvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt en die doorloopt tot de zijdelingse perceelsgrens;

1.34 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang en dergelijke, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging, vijvers en poelen; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden en beschoeiingen;

1.35 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

2.4 Afstemming peil

Bij de afstemming met het peil, zoals omschreven in de begrippen, wordt bij nieuwe gebouwen de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer aangehouden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Leefgebied struweelvogels

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Leefgebied struweelvogels' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van het aanwezige besloten of halfopen landschap met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten;
  • b. behoud van landschapselementen;
  • c. het behoud, bescherming en/of herstel van de aanwezige landschappelijke en ecologische waarden;
  • d. instandhouding van de typerende geologie/geomorfologie;
  • e. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'Overig - groenblauwe mantel' op de verbeelding;
  • f. agrarisch grondgebruik;
  • g. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' of de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' op de verbeelding;
  • h. ontwikkeling van een aantrekkelijk en gevarieerd woon- en leefklimaat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - woonwerkontwikkelingsgebied'
  • i. verkeersvoorzieningen, mede in de vorm van onverharde wegen en paden;
  • j. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. extensieve dagrecreatie;
  • m. doeleinden van openbaar nut;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Leefgebied struweelvogels' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:

3.2.1 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
  • c. in een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is maximaal één vrijstaande woning toegestaan;
  • d. het gebruik van een woning voor een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
    • 1. de functie ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie;
    • 2. er maximaal 100 m² van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen;
    • 3. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten.
  • e. inrichtingen ex. artikel 2.4 IVbM zijn niet toegestaan;
  • f. de oprichting van windturbines is niet toegestaan;
  • g. buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken zijn binnen de aanduidingen 'wonen' en 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' toegestaan:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en
    • 2. (vrijstaande) bijgebouwen.

3.2.2 Wonen

Voor het oprichten van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding gelden de volgende eisen:

  • a. woningen, inclusief bijgebouwen

inhoud hoofdgebouw
 
maximaal 750 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen
 
goothoogte hoofdgebouw
 
maximaal 6 meter  
bouwhoogte hoofdgebouw   maximaal 10 meter
 
afstand bijgebouwen ten opzichte van de voorgevellijn
 
minimaal 2 meter  
afstand bijgebouwen tot zijdelingse perceelsgrens   minimaal 3 meter
 
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen   maximaal 200 m²
 
goothoogte bijgebouwen   maximaal 3 meter
 
bouwhoogte bijgebouwen   maximaal 6 meter
 
afstand woning tot de vrijstaande bijgebouwen   minimaal 3 meter en maximaal 20 meter
 

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  bouwhoogte   gezamenlijke oppervlakte   aantal  
erfafscheidingen
 
maximaal 2 meter,
vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter
 
   
carport/overkapping   maximaal 3 meter
 
maximaal 30 m²   maximaal 2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 3 meter
 
   

  • c. ondergrondse bouwwerken tot een bouwdiepte van maximaal 3 meter zijn toegestaan daar waar bovengronds gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd.
  • d. per bestemmingsvlak is één rijbak t.b.v. hobbymatig gebruik toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. de rijbak een maximale oppervlakte van 800 m² heeft;
    • 2. de rijbak uitsluitend is toegestaan achter de voorgevelrooilijn, aansluitend op dan wel ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 3. de hoogte van de omheining maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 5. de afstand tot de woningen op de omliggende percelen minimaal 25 meter bedraagt;
    • 6. de rijbak landschappelijk wordt ingepast.

3.2.3 Specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte

Voor het oprichten van hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' op de verbeelding gelden de volgende eisen:

  • a. woningen, inclusief bijgebouwen

inhoud hoofdgebouw   maximaal 1.000 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen)
 
goothoogte hoofdgebouw   maximaal 4 meter
 
bouwhoogte hoofdgebouw   maximaal 10 meter
 
afstand bijgebouwen ten opzichte van de voorgevellijn
 
minimaal 2 meter  
afstand bijgebouwen tot zijdelingse perceelsgrens   minimaal 3 meter
 
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen   maximaal 100 m²
 
goothoogte bijgebouwen   maximaal 3 meter
 
bouwhoogte bijgebouwen   maximaal 6 meter
 
dakvorm   bijgebouwen mogen worden voorzien van zowel een plat dak als van een dak met kapvorm
 
afstand woning tot de vrijstaande bijgebouwen   minimaal 3 meter en maximaal 20 meter
 

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  bouwhoogte   gezamenlijke oppervlakte   aantal  
erfafscheidingen
 
maximaal 2 meter,
vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter
 
   
carport/overkapping   maximaal 3 meter
 
maximaal 30 m²   maximaal 2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   maximaal 3 meter
 
   

  • c. ondergrondse bouwwerken tot een bouwdiepte van maximaal 3 meter zijn toegestaan daar waar bovengronds gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd.
  • d. per bestemmingsvlak is één rijbak t.b.v. hobbymatig gebruik toegestaan onder de voorwaarden dat:
    • 1. de rijbak een maximale oppervlakte van 800 m² heeft;
    • 2. de rijbak uitsluitend is toegestaan achter de voorgevelrooilijn, aansluitend op dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte';
    • 3. de hoogte van de omheining maximaal 1,5 meter mag bedragen;
    • 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 5. de afstand tot de woningen op de omliggende percelen minimaal 25 meter bedraagt;
    • 6. de rijbak landschappelijk wordt ingepast.

3.2.4 Aanvullend afwegingskader

Ten behoeve van landschappelijke kwaliteitsverbetering en landschappelijke inpassing worden de volgende voorwaardelijke verplichtingen gesteld:

  • a. bij het bouwen van gebouwen of bouwwerken als bedoeld in 3.2.2 en 3.2.3, ter plaatse van de aanduidingen "wonen" en "specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte", dient binnen een jaar na verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen, doch uiterlijk binnen vier jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de landschappelijke beplanting te worden aangebracht en in stand te worden gehouden op, de wijze zoals is aangegeven in het beplantingsplan dat als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • b. ter plaatse van aanduiding 'wonen' is het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van deze aanduiding pas toegestaan nadat de bestaande woning gesloopt is;
  • c. ter plaatse van aanduiding "specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte" is het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van deze aanduiding pas toegestaan nadat de bestaande twee bedrijfsgebouwen op de percelen: gemeente Nistelrode, sectie L, nummers 821 en 822 gesloopt zijn.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet onevenredig worden beperkt.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2 voor een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
    • 1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  • b. het bepaalde in 3.2.1 voor het oprichten van schuilgelegenheden buiten het op de verbeelding opgenomen bouwvlak ten behoeve van het hobbymatig houden van vee tot een maximum van 15 m² en een maximale hoogte van 2,5 meter en minimaal twee zijden open, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het desbetreffende perceel een aaneengesloten oppervlakte heeft van tenminste 2.500 m²;
    • 2. er geen onevenredige aantasting van de open structuur van de omgeving is.
  • c. de onder a en b genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het woon- en leefklimaat van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • 2. waterhuishoudkundige situatie.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 Wabo, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1, meer in het bijzonder:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door seizoensarbeiders of permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats;
  • c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel behoudens detailhandel als bedoeld in 3.2.1 onder d sub 3;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • e. het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5 onder e en toestaan dat bijgebouwen tot een maximum oppervlak van 100 m² gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeenteweg verkregen erkende instelling;
  • c. belangen van derden (natuur, veiligheid en milieu) niet worden geschaad;
  • d. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
  • e. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat;
  • f. er een privaatrechtelijke overeenkomst (met boetebeding) is afgesloten om controle en beëindiging van het tijdelijke gebruik als woonruimte veilig te stellen.

De omgevingsvergunning wordt ingetrokken en het tijdelijke gebruik als woonruimte wordt beëindigd als, en zodra de noodzaak inzake mantelzorg komt te vervallen.

3.6.2 Afwijken ten behoeve van recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 en recreatieve nevenactiviteiten zoals bed & breakfast, theeschenkerij etc toestaan bij een woning onder de voorwaarden dat:

  • a. deze nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • c. bed&breakfast vindt uitsluitend plaats in bestaande gebouwen, er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de bed&breakfast plaats;
  • d. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn 5 kamers en in totaal maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan;
  • f. geen onevenredige (extra) hinder of belemmeringen wordt veroorzaakt voor omliggende bedrijven of woningen;
  • g. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • h. het kampeerterrein qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
  • i. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
  • j. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden.
  • k.  
3.6.3 Aanvullend afwegingskader

Een onder 3.6.1 en 3.6.2 genoemde omgevingsvergunning kan bovendien slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. waterhuishoudkundige situatie.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven;
  • b. het ophogen;
  • c. het vergraven;
  • d. het diepploegen en -woelen;
  • e. het egaliseren;
  • f. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • g. het aanleggen van drainage;
  • h. het aanleggen van onderbemaling;
  • i. het aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels;
  • j. het dempen van sloten of greppels;
  • k. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen;
  • l. het rooien van houtgewas;
  • m. het aanplanten van houtgewas (anders dan ten behoeve van een boomkwekerij);
  • n. het omzetten van grasland in boomkwekerij of sierteeltgrond;
  • o. het aanbrengen van verhardingen groter dan 200 m²;
  • p. het aanbrengen van verhardingen op wegen en (fiets)paden;
  • q. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • r. het gebruik van afdekmaterialen en lage tunnels.

3.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen aanduiding 'wonen' of 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte';
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

3.7.3 Afwegingskader

Uitvoering van de in 3.7.1 genoemde werken of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

3.7.4 Waarden

Onder de in 3.7.3 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in 3.7.1 onder a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, o, p en q genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de typerende geologie/geomorfologie zoals tot uitdrukking komend in de aardkundige vorm van het object of gebied (oude stroomgeulen, steilranden etcetera, bodemopbouw en instandhouding van de grondwaterstand in klei-of veengebieden;
  • b. ten aanzien van de in 3.7.1 onder a, b, c, d, e, f, l, n, o en r genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van slootkanten, bepaald door:
    • 1. gemiddeld hoge grondwaterstand,
    • 2. microreliëf,
    • 3. geleidelijke gradiënt in nat-droog,
    • 4. soms ondoorlatende laag in ondergrond,
    • 5. extensief maaibeheer,
    • 6. flauw talud sloot,
  • c. ten aanzien van de in 3.7.1 onder l genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van levensgemeenschappen van struwelen en houtwallen, bepaald door:
    • 1. aanwezigheid van een gevarieerde boom-, struik en kruidlaag,
    • 2. microreliëf,
    • 3. (gedeeltelijk) aaneengesloten linten,
  • d. ten aanzien van de in 3.7.1 onder l, n, o, p en r genoemde werken of werkzaamheden: de natuurwaarden van dassenleefgebied, bepaald door:
    • 1. gelijkblijvende grondwaterstand,
    • 2. afwisselend landschap met droog bos, lijnvormige elementen, natte graslanden, ontbreken van barrières;
  • e. ten aanzien van de in 3.7.1 onder i, j en l genoemde werken of werkzaamheden: het besloten coulissenlandschap, bepaald door landschappelijke elementen afgewisseld met landbouwgronden in kleine eenheden;
  • f. ten aanzien van de in 3.7.1 onder m, n en r genoemde werken of werkzaamheden: het open landschap, bepaald door het ontbreken van opgaande begroeiing en bebouwing;
  • g. ten aanzien van de in 3.7.1 onder a, c, d, e, m, n, o en r genoemde werken of werkzaamheden: het open akkercomplex, bepaald door reliëf, vorm en functie van de akkers.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het slopen van een woning binnen het plangebied.

3.8.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in 3.8.1 vervatte verbod is niet van toepassing wanneer:

  • a. uit onderzoek conform het 'Protocol voor vleermuisinventarisaties' dat op 27 maart 2013 door het Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdierenvereniging en Gegevensautoriteit Natuur is geactualiseerd voor het uitvoeren van vleermuisonderzoek, blijkt dat geen verblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig zijn binnen het plangebied;
  • b. er conform het advies uit onderzoek conform het 'Protocol voor vleermuisinventarisaties' dat op 27 maart 2013 door het Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdierenvereninge en Gegevensautoriteit Natuur is opgesteld, migiterende en compenserende maatregelen zijn getroffen.

Artikel 4 Waarde - Aardkundig waardevol gebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en bescherming van de aan het gebied toegekende aardkundige waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen zoals dalglooiingen, steilranden en bodemovergangen.

4.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 4.1, waaronder in ieder geval wordt verstaan het afgraven, verlagen, egaliseren of ophogen van de bodem.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - groenblauwe mantel' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij 3.1.

5.2 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  • lawaaisporten;
  • nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  • nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
  • laagvliegbewegingen;

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

5.3 Wetgevingszone - woonwerkontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - woonwerkontwikkelingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij 3.1.

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing voor stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Het is verboden te bouwen dan wel de gronden te gebruiken in strijd met de bestemming.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid voor afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en afwijken gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. van de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend- en ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen hoger dan 2,5 meter, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen'
  • e. van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlaktematen mits:
    • 1. dit noodzakelijk is vanuit constructieve vereisten, architectonisch belang of oogpunt van duurzaamheid;
    • 2. de vergroting maximaal 10% bedraagt;
    • 3. de toegestane maximale inhoud niet wordt overschreden.

9.2 Afwegingskader

Een in 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen;
  • b. bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter verschuiven.

10.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 10.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de inwerkingtreding van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.1.2 Afwijken bij vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzonderingen op overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzonderingen op overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

'regels van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte Loo 59 Nistelrode'.