direct naar inhoud van Regels
Plan: Den Tol, Heeswijk-Dinther
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPDenTol-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het wijzigingsplan Den Tol, Heeswijk-Dinther met identificatienummer NL.IMRO.1721.BPDenTol-vg01 van de gemeente Bernheze.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Regels

Artikel 2 Van toepassing verklaring

  • 1. De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" (NL.IMRO.1721.BPKommenBernheze-VG01), vastgesteld op 1 juni 2011, zijn mede van toepassing op dit plan en dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
  • 2. De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "De Kommen van Bernheze" (NL.IMRO.1721.BPKommenBernheze-VG01) worden als volgt gewijzigd:
    • a. De artikelen 24 tot en met 32 worden genummerd 25 tot en met 33.
    • b. Na artikel 23 wordt artikel 3 van dit plan ingevoegd.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 4

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van gronden van archeologische waarde en gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 1,0 meter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van de vergunningverlener in voldoende mate zijn vastgesteld, waarbij advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van het uit te voeren onderzoek.

3.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 3.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan de vergunningverlener één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen.
3.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in lid 3.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in lid 3.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

3.2.4 Uitzonderingen

Het overleggen van een rapport, zoals bedoeld in lid 3.2.1, is niet noodzakelijk indien de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door de vergunningverlener bij de vergunning te stellen kwalificaties. En voor aanvang van deze werken of werkzaamheden advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van de archeologische begeleiding.

3.3 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
3.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden grondbewerkingen dieper dan 1,0 m onder het maaiveld uit te voeren.

3.3.2 Verlening

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

3.3.3 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Het in artikel 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 250 m2 en niet dieper dan 1,0 m onder het maaiveld;
  • b. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • e. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door de vergunningverlener bij de vergunning te stellen kwalificaties. En voor aanvang van deze werken of werkzaamheden advies wordt ingewonnen van een senior-archeoloog over de aard van de archeologische begeleiding.

Hoofdstuk 3 Slotregel

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het wijzigingsplan Den Tol, Heeswijk-Dinther'.