direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied
Plan: Buitengebied Bernheze
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPBuitengebied-oh01

Artikel 4 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, meer in het bijzonder:
    • 1. een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' (functietype 'agrarisch bedrijf');
    • 2. een grondgebonden agrarisch bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', en tevens ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' (functietype 'agrarisch bedrijf');
  • c. bedrijfsfuncties (functietype 'bedrijf') ter plaatse aangeduid zoals opgenomen in de in Bijlage 2 opgenomen Lijst van functieaanduidingen Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied en overeenkomstig de omschreven aard/ functie van de bebouwing in de 'Tabel functietype 'Bedrijf';
  • d. een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'wonen' of  'specifieke vorm van wonen - beperkte inhoudsmaat' (functietype 'wonen');
  • e. nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en aan huis gebonden beroep in de bestaande aard en omvang;
  • f. het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel';
  • g. de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone';
  • h. de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem';
  • i. natuurontwikkeling ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied';
  • j. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. behoud van landschapselementen;
  • m. extensieve dagrecreatie;
  • n. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden en sloten.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen worden uitsluitend opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erfafscheidingen, toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • c. de op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaande bebouwing mag worden gehandhaafd, hersteld, vervangen en uitgebreid met inachtneming van het bepaalde in dit lid, met dien verstande dat wanneer de bestaande bebouwing en bestaande maatvoering afwijken van hetgeen in de hierna volgende regels is aangegeven, de afwijking niet mag worden vergroot. De voorgaaande volzin is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
4.2.1 algemeen

Voor de op te richten bebouwing gelden (mede) de volgende regels:

  • a. per bouwvlak, zonder de aanduiding 'wonen' en 'specifieke vorm van wonen - beperkte inhoudsmaat', is ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen toegestaan;
  • b. per bouwvlak met de aanduidingen 'wonen' en 'specifieke vorm van wonen - beperkte inhoudsmaat' is maximaal één woning toegestaan;
  • c. vervangende nieuwbouw van de (bedrijfs)woning, al dan niet in combinatie met vervanging van het overige deel van het hoofdgebouw waar de bedrijfswoning onderdeel van uitmaakt, is toegestaan binnen de bestaande fundamenten, tot een maximale inhoudsmaat van 750 m3 danwel overeenkomstig de bestaande (grotere) inhoud. Cultuurhistorisch waardevolle panden, zoals opgenomen in Bijlage 9 mogen niet worden herbouwd.
  • d. in afwijking van het bepaalde in 4.2 onder b mogen permanente palen ten behoeve van vraatnetten/ hagelkappen of ter ondersteuning van bomen tot 4,5 meter hoog en teeltondersteunende voorzieningen, anders dan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een tijdelijk karakter worden opgericht buiten het bouwvlak;
  • e. teeltondersteunende kassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak van een agrarisch bedrijf met de aanduiding 'intensieve kwekerij' of 'agrarisch bedrijf', mits dit gelegen is buiten de gronden met de aanduiding 'groenblauwe mantel';
  • f. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen de bestaande fundamenten van gebouwen;
  • g. rijbakken zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan;
  • h. vergroting van de bebouwing ten behoeve van een geiten- of schapenhouderij, welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, is niet toegestaan.

4.2.2 agrarisch bedrijf

Voor de bouwwerken ten dienste van een agrarisch bedrijf (functietype 'agrarisch bedrijf') gelden de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen:
goothoogte   max. 6 m.  
bouwhoogte   max. 12 m.  
afstand tot bestemming Verkeer   min. 15 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • b. bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte   max. 6 m.  
bouwhoogte   max. 10 m.  
inhoud   max. 750 m³  
afstand woning tot bedrijfsgebouwen   min. 3 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte   max. 3 m.  
bouwhoogte   max. 6 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen   max. 100 m²  
afstand tot bedrijfswoning   min. 3 m. en max. 20 m.  
afstand tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde (anders dan teeltondersteunende voorzieningen):
  bouwhoogte   gezamenlijke
oppervlakte  
aantal  
erfafscheidingen   max. 2 m.,
vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
   
carport/overkapping   max. 3 m.   max. 30 m²   max. 2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 12 m.
 
   

  • e. teeltondersteunende voorzieningen:
  bouwhoogte   oppervlakte ten behoeve van één bedrijf  
teeltondersteunende kassen   max. 8 m.   max. 5000 m²  
overige teeltondersteunende voorzieningen   max. 4,50 m.   geen max.  
tijdelijke vraat- en hagelnetten en regenkappen   max. 4,50 m.   geen max.  

  • f. uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een doelmatig, reëel agrarisch bedrijf waarbij geldt dat overtollige of leegstaande bebouwing en reeds verstrekte vergunningen worden betrokken bij de beoordeling van de doelmatigheid en de noodzaak van de bebouwing;
4.2.3 bedrijf

Voor de bouwwerken ten dienste van een bedrijf (functietype 'bedrijf') gelden de volgende eisen:

  • a. bedrijfsgebouwen:
goothoogte   maximaal zoals opgenomen in Bijlage 7 Staat van niet-agrarische activiteiten en staat van recreatie en maatschappelijke doeleinden  
bouwhoogte   maximaal zoals opgenomen in Bijlage 7 Staat van niet-agrarische activiteiten en staat van recreatie en maatschappelijke doeleinden  
bebouwd oppervlakte   maximaal zoals opgenomen in staat van niet-agrarische bedrijven in Bijlage 7 Staat van niet-agrarische activiteiten en staat van recreatie en maatschappelijke doeleinden  
afstand tot bestemming Verkeer   min. 15 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • b. bedrijfswoningen inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte   max. 6 m.  
bouwhoogte   max. 10 m.  
inhoud   max. 750 m³  
afstand tot de bestemming Verkeer   min. 15 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • c. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte   max. 3 m.  
bouwhoogte   max. 6 m.  
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen   max. 100 m²  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand tot bedrijfswoning   min. 3 m. en max. 20 m.  
afstand tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  bouwhoogte   gezamenlijke oppervlakte   aantal  
erfafscheidingen   max. 2 m.,
vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
   
carport/ overkapping   max. 3 m.   max. 30 m²   max. 2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 6 m.      

4.2.4 wonen

Voor de bouwwerken ten dienste van de woonfunctie (functietype 'wonen') gelden de volgende eisen:

  • a. woningen, inclusief aangebouwde bijgebouwen:
goothoogte   max. 6 m.  
bouwhoogte   max. 10 m.  
inhoud   maximaal 750 m³
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beperkte inhoudsmaat' max. 350 m³  
afstand tot bestemming Verkeer   min. 15 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
afstand bijgebouwen tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • b. vrijstaande bijgebouwen bij de woning:
goothoogte   max. 3 m.  
bouwhoogte   max. 6 m.  
afstand tot zijdelingse perceelsgrens   min. 5 m.  
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen   max. 100 m²  
afstand tot woning   min. 3 m. en max. 20 m.  
afstand tot voorgevelrooilijn   min. 2 m.  

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  bouwhoogte   gezamenlijke oppervlakte   aantal  
erfafscheidingen   max. 2 m.,
vóór de voorgevelrooilijn max. 1 m.  
   
carport/overkapping   max. 3 m.   max. 30 m²   max. 2  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max. 3 m.      

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het woonmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden niet onevenredig worden beperkt;
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in 4.2 voor een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
    • 1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
  • b. het bepaalde in 4.2 voor een gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen van maximaal 100 m². In geval van sloop van overtollige bebouwing (overmaat) mag maximaal 25% van het te slopen oppervlak worden vervangen tot een maximum oppervlakte van 200 m²;
  • c. het bepaalde in 4.2 , voor het oprichten van gebouwen op een kleinere afstand tot de bestemming 'Verkeer'onder de voorwaarden dat:
    • 1. dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • 2. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • d. het bepaalde in 4.2 voor het oprichten van erfafscheidingen, waaronder mede worden begrepen terreinomheiningen en open hekwerken, buiten het bouwvlak tot een maximum hoogte van 2 m., onder de voorwaarden, dat er geen onevenredige aantasting is van de open structuur van de omgeving;
  • e. het bepaalde in 4.2  voor het oprichten van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak ten behoeve van het hobbymatig houden van vee tot een maximum oppervlakte van 15 m² en een maximale hoogte van 2,5 m en minimaal één zijde open, onder de voorwaarden dat het desbetreffende perceel een aaneengesloten oppervlakte heeft van tenminste 2500 m²;
  • f. het bepaalde in 4.2 onder b voor boomteelthekken met een hoogte van maximaal 4,5 m onder de voorwaarden dat:
    • 1. is gebleken dat de voorzieningen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf;
  • g. het bepaalde in 4.2.1 onder c voor het oprichten van vervangende nieuwbouw buiten de bestaande fundamenten, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de nieuwe locatie vanuit stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt gewenst of toelaatbaar is:
    • 2. hierdoor de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
    • 3. er geen sprake is van een cultuurhistorisch waardevol pand, zoals opgenomen in Bijlage 9;
  • h. het bepaalde in 4.2.1 onder g voor het oprichten van een rijbak t.b.v. hobbymatig gebruik met een maximale oppervlakte van 800 m² onder de voorwaarden, dat:
    • 1. bouwwerken uitsluitend zijn toegestaan achter de voorgevelrooilijn, aansluitend op het bouwvlak, dan wel aansluitend aan de aanduiding 'Wonen';
    • 2. de hoogte van de omheining maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 3. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    • 4. de afstand tot de woningen op omliggende percelen minimaal 25 m bedraagt;
    • 5. de rijbak landschappelijk wordt ingepast;
  • i. het bepaalde in 4.2.1 onder h voor het bouwen ten behoeve van een geiten- of schapenhouderij, onder de voorwaarde dat het verbod in de Verordening ruimte Noord-Brabant, is komen te vervallen.
  • j. het bepaalde in 4.2.2 voor een maximale bouwhoogte van 14 m. voor bedrijfsgebouwen bij een agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:
    • 1. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat vergroting van de bouwhoogte noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf;
    • 2. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • k. het bepaalde in 4.2.3 voor de uitbreiding van een niet-agrarisch bedrijf (functietype 'bedrijf') onder de voorwaarden dat:
    • 1. de uitbreiding maximaal 10% van het bestaand bebouwde oppervlak bedraagt, zoals opgenomen in de Staat van niet-agrarische activiteiten en staat van recreatie en maatschappelijke doeleinden in Bijlage 7;
    • 2. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden gewijzigd en bedraagt maximaal 5000 m2;
    • 3. de uitbreiding gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
    • 4. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' de uitbreiding uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 5. de ontwikkeling geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, ecologie en archeologie oplevert;
    • 6. de uitbreiding qua situering aansluit op bestaande (en reeds geplande) infrastructuur;
    • 7. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
    • 8. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
    • 9. uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is. Een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van minimaal 10% van het bouwvlak is vereist;
  • l. het bepaalde in 4.2.3 voor een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter voor bedrijfsgebouwen, onder de voorwaarde dat:
    • 1. een doelmatige bedrijfsvoering deze grotere hoogte noodzakelijk maakt;
    • 2. er sprake is van een goede ruimtelijke uitstraling;
4.4.2 Aanvullend afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan bovendien slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de waterhuishoudkundige situatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen
  • a. het gebruik van een woning voor een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
    • 1. er maximaal 100 m² van het totale vloeroppervlak als zodanig in gebruik wordt genomen, met dien verstande dat bij een cultuurhistorisch waardevol pand, zoals opgenomen in Bijlage 9, de als zodanig in gebruik genomen oppervlakte maximaal 150 m² mag bedragen;
    • 2. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd van ter plaatse vervaardigde producten;
4.5.2 Specifiek
  • a. functietype agrarisch bedrijf
    • 1. verkoop van streek- of bedrijfseigen producten met een bestaand verkoopvloeroppervlak van meer dan 100 m² is toegestaan;
    • 2. mestbewerking als nevenactiviteit ten behoeve van het agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat mestbewerking voor derden niet is toegestaan;
4.5.3 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik, wordt gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 4.1, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door seizoensarbeiders of permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten;
  • g. inrichtingen ex onderdeel D van bijlage 1 van het Bor (betreffende de zogenaamde 'grote lawaaimakers') zijn niet toegestaan;
  • h. de aanleg van blijvende ondersteunende voorzieningen voor teelt van gewassen vrij van de grond.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.5.3 onder d en toestaan dat bijgebouwen tot een maximum oppervlak van 100 m2 gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:

    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 2. de zorgbehoefte is aangetoond door een van gemeenteweg erkende instelling;
    • 3. belangen van derden (natuur, veiligheid en milieu) niet worden geschaad;
    • 4. parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
    • 5. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat
    • 6. er een privaatrechtelijke overeenkomst (met boetebedingen) is afgesloten om controle en beëindiging van het tijdelijke gebruik als woonruimte veilig te stellen;

De omgevingsvergunning wordt ingetrokken en het tijdelijke gebruik als woonruimte wordt beëindigd als, en zodra de noodzaak inzake mantelzorg komt te vervallen.

4.6.2 Aanvullend afwegingskader

Een in 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan bovendien slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie; er dient sprake te zijn van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de waterhuishoudkundige situatie.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' : het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem':
    • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2;
    • 2. het ophogen van gronden.
  • c. het rooien van houtgewas.
4.7.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
  • b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
4.7.3 Onderzoek

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.7.1 onder b wordt het betrokken waterschapsbestuur gehoord.

4.7.4 Afwegingskader

Uitvoering van de in 4.7.1 genoemde werken of werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

4.7.5 Waarden

Onder de in 4.7.4 genoemde waarden worden verstaan:

  • a. ten aanzien van de in 4.7.1  onder a genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de ecologische verbindingszone voor uitwisseling van flora en fauna tussen natuurgebieden;
  • b. ten aanzien van de in 4.7.1 onder b genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van de gronden voor behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. ten aanzien van de in 4.7.1 onder c genoemde werken of werkzaamheden: de waarden van landschapselementen;
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.8.1 Verbod

Het is verboden om cultuurhistorisch waardevolle panden, zoals opgenomen in Bijlage 9 niet zijnde een gemeentelijk- of rijksmonument, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.8.2 Afwegingskader

Het slopen als bedoeld in artikel 4.8.1 is slechts toelaatbaar, indien voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
  • c. het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm;
  • d. in het geval slopen noodzakelijk is vanuit het oogpunt van veiligheid.
4.9 Wijzigingsbevoegdheid
4.9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij' of 'agrarisch bedrijf' de aanduiding 'intensieve kwekerij' toevoegen voor de vestiging van een intensieve kwekerij, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de gronden niet zijn aangeduid als 'groenblauwe mantel';
    • 2. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf, dan wel dat het bedrijf zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
    • 4. de regels in 4.2.2 in acht genomen worden;
    • 5. uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is;
    • 6. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;
  • b. vormverandering van het bouwvlak van een agrarisch bedrijf toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat vormverandering noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering in relatie tot de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 2. met de vorm van het bouwvlak zo veel mogelijk wordt gewaarborgd dat bouwactiviteiten in ruimtelijk opzicht geconcentreerd plaatsvinden;
    • 3. de regels in 4.2.2 in acht genomen worden;
    • 4. uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is. Een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van minimaal 10% van het bouwvlak is vereist;
    • 5. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;
    • 6. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied', zonder de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone', de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van natuur;
    • 7. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' wijziging uitsluitend is toegestaan, indien het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
    • 8. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem' de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
  • c. het bouwvlak voor een grondgebonden agrarisch bedrijf of intensieve kwekerij vergroten, al dan niet in combinatie van vormverandering van het functieaanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen', onder de voorwaarden dat:
    • 1. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering in relatie tot de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    • 2. vormverandering van het functieaanduidingsvlak 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' is uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk is uit een oogpunt van concentratie van gebouwen;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 1,5 ha bedraagt, tenzij sprake is van een grondgebonden melkveehouderij waarbij de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 2 ha bedraagt;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' geen vergroting van een intensieve kwekerij is toegestaan;
    • 5. de regels in 4.2.2 in acht genomen worden;
    • 6. uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is. Een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van minimaal 10% van het bouwvlak is vereist;
    • 7. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;
    • 8. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied', zonder de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone', de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van natuur;
    • 9. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' wijziging uitsluitend is toegestaan, indien het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
    • 10. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem' de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
    • 11. de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • d. het bouwvlak voor een intensief veehouderijbedrijf vergroten, onder de voorwaarden dat:
    • 1. sprake is van een 'duurzame locatie intensieve veehouderij';
    • 2. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat vergroting van het bouwvlak noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering in relatie tot de continuïteit van het bedrijf;
    • 3. de oppervlakte van het bouwvlak, mag worden vergroot met maximaal 50% en na vergroting ten hoogste 1,5 ha bedraagt;
    • 4. de regels in 4.2.2 in acht genomen worden;
    • 5. binnen gebouwen ten hoogste één bouwlaag gebruikt mag worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
    • 6. uit een inrichtingsplan moet blijken dat een goede ruimtelijke uitstraling gewaarborgd is. Een landschappelijke inpassing met een oppervlakte van minimaal 10% van het bouwvlak is vereist;
    • 7. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;
    • 8. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 9. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - natuurontwikkelingsgebied', zonder de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone', de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van natuur;
    • 10. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'wro-zone - ecologische verbindingszone' wijziging uitsluitend is toegestaan, indien het functioneren van de verbindingszone niet onevenredig wordt aangetast;
    • 11. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding of grenzend aan de aanduiding 'behoud/ herstel watersysteem' de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit gebied niet minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen;
    • 12. de wijziging gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'agrarisch bedrijf' of 'intensieve veehouderij' het plan wijzigen en het oprichten van een eerste bedrijfswoning toestaan, onder de voorwaarden dat:
    • 1. uit een verkregen advies van een agrarisch deskundige is gebleken dat de locatie waar een woning wordt opgericht een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 2. de realisatie van de bedrijfswoning gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
    • 3. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' de realisatie van de bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 4. de regels in 4.2.2 in acht genomen worden;
    • 5. een aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' wordt opgenomen;
  • f. de zinsnede in artikel 4.2.1 onder h schrappen, onder de voorwaarde dat het verbod in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011, artikel 9.8 is komen te vervallen.
  • g. voor het toestaan van omschakeling naar een andere bedrijfsfunctie (functietype 'bedrijf'), onder de voorwaarden dat:
    • 1. de milieubelasting van het nieuw te vestigen bedrijf naar aard en omvang lager is, danwel gelijk is aan die van het bestaande bedrijf;
    • 2. geen sprake is van uitbreiding van de bestaande bebouwing;
    • 3. geen detailhandel plaatsvindt;
    • 4. geen noodzaak is voor aanpassing van het wegennet wegens onvoldoende capaciteit;
4.9.2 Aanvullend afwegingskader

Een in 4.9.1 genoemde wijziging kan bovendien slechts worden vastgesteld mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie; er dient sprake te zijn van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de waterhuishoudkundige situatie.