direct naar inhoud van Bestemmingsplanregels
Plan: Kern Hooge Zwaluwe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1719.6bp14hoogezwaluwe-vg02

Bestemmingsplanregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Kern Hooge Zwaluwe” van de gemeente Drimmelen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1719.6bp14hoogezwaluwe-vg02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 bed & breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte niet zelfstandige accommodatie, uitsluitend voor logies en ontbijt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.20 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwverordening

bouwverordening als bedoeld in artikel 8 van de Woningwet;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.26 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.27 evenementen

incidenteel, kortstondig gebruik van gronden / voorzieningen t.b.v. evenementen zoals bijvoorbeeld rommelmarkten, antiek-, huishoud-, en computerbeurzen, tentoonstellingen en bedrijvencontactdagen en naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen gebruik;

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gevellijn

de geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de grond als agrarisch productiemiddel;

1.31 grondgebonden woningen

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;

1.32 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming die het belangrijkst is;

1.33 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereidt en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.34 horecabedrijf categorie I

een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers, zoals, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snackkiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.35 horecabedrijf categorie II

een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.36 horecabedrijf categorie III

een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

1.37 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.38 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet, of slechts in ondergeschikte mate te woord wordt gestaan en geholpen;

1.39 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot maximaal 1 m boven de gemiddelde hoogte van het aan het gebouw aangrenzende terrein;

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.41 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, naschoolseopvang, opvoeding, bibliotheek, lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mens en dier;

1.42 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.43 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.44 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.45 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.46 ondergeschikte detailhandel

detailhandel waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing op het bouwperceel mag worden gebruikt, waarbij het hoofdbedrijf en de detailhandelsactiviteit als zijnde één bedrijf worden geëxploiteerd;

1.47 openbaar gebied

wegen, water en openbaar groen (parken, plantsoenen en speelveldjes) die het gehele jaar - of een groot deel daarvan - voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;

 

1.48 paardenpension

een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezet agrarisch bedrijf in de vorm van een houderij voor paarden, die is gericht op het stallen van paarden van derden, het geven van instructie aan ruiter en paard en het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden;

1.49 peil
  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte;
  • voor een gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogste aangrenzende terreingedeelte;
  • indien het gebouw, gebouwencomplex of bouwwerk is gelegen in geaccidenteerd terrein of tussen twee wegen, geldt het peil van het hoogst aangrenzende terrein- of weggedeelte nabij de voorgevel van het gebouw;
1.50 permanente bewoning

het feitelijk bewonen van een gebouw gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar;

1.51 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.54 seksinrichting

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin bedrijfsmatig handelingen en/of vertoningen plaatsvinden van seksuele, erotische en/of pornografische aard;

1.55 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.56 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.57 voorgevel

gevel van een gebouw georiënteerd op de gevellijn;

1.58 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.59 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.60 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 diepte van een hoofdgebouw

de in de regels aangegeven diepte gemeten vanaf de gevellijn;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. bedrijfswoningen, zoals aanwezig ten tijde van ter visie legging van het plan, met aan-huis-verbonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. agrarisch grondgebruik;
  • d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. erfbeplanting;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenpension', tevens een paardenpension;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. indien een gevellijn is aangegeven dient de bedrijfswoning op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • d. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %' aangegeven. Indien een dergelijke aanduiding ontbreekt, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. de maximale bouwhoogte van bedrijfsbebouwing mag niet meer dan 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • f. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maat voering is aangegeven;
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

3.3.2 Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in de woning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

3.3.3 Binnen de bestemming 'Agrarisch' is de uitoefening van een 'bed & breakfast' toegestaan in de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed & breakfast dient op eigen terrein plaats te vinden.

 

3.3.4 Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

3.3.5 Voorwaardelijke bepaling landschappelijke inpassing

Het gebruik en/of laten gebruiken van de voor ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenpension’ aangewezen gronden is alleen toegestaan indien de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van het plan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

3.3.6 Voorwaardelijke bepaling waterberging

Het gebruik en/of laten gebruiken van de voor ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenpension’ aangewezen gronden is alleen toegestaan indien de waterberging, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van het plan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.4 voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de afwijking vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, na bedrijfsbeëindiging de bestemming wijzigen naar 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • a. een duidelijke kwaliteitsverbetering dient tot stand te worden gebracht, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesaneerd;
  • b. per bedrijfslocatie mag ten hoogste 1 woning worden gebouwd;
  • c. door middel van onderzoeken dient aangetoond te worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf' tevens een schildersbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage', uitsluitend een garage, voor zover genoemd in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning en aan-huis-verbonden- beroepen;


en tevens voor:

  • e. bij de bedrijven behorende ondergeschikte kantoren en ondergeschikte detailhandel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garage', ondergeschikte detailhandel;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen en bedrijfswoningen

Ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bedrijfswoningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. indien een gevellijn is aangegeven dient de bebouwing op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de maximale bouwhoogte van bedrijfsbebouwing mag niet meer dan 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • f. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m respectievelijk 6 m, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  • c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
      • voor terreinverlichting en vlaggenmasten : 8 m;
      • terrein- en erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel : 2 m;
      • terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel : 1 m;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde : 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Binnen de bestemming 'Bedrijf' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

4.3.2 Buitenopslag van voorwerpen, stoffen en materialen ten behoeve van het eigen bedrijf is uitsluitend toegestaan achter de gevellijn.

4.3.3 Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, danwel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omgeving;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, na bedrijfsbeëindiging de bestemming wijzigen naar 'Wonen', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • a. een duidelijke kwaliteitsverbetering dient tot stand te worden gebracht, waarbij overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesaneerd;
  • b. per bedrijfslocatie mag ten hoogste 1 woning worden gebouwd;
  • c. door middel van onderzoeken dient aangetoond te worden dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan bestaand;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • e. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen;
  • f. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
      • voor terreinverlichting : 8 m;
      • terrein- en erfafscheidingen : 2 m;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde : 3 m.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijven in ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijven in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning en aan-huis-verbonden- beroepen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsverzamelgebouw' een bedrijfsverzamelgebouw;


en tevens voor:

  • f. bij de bedrijven behorende ondergeschikte kantoren en ondergeschikte detailhandel;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen en bedrijfswoningen

Ten aanzien van het bouwen van hoofdgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bedrijfswoningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven. Indien een dergelijke aanduiding ontbreekt, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • c. indien een gevellijn is aangegeven dient de bebouwing op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • e. de maximale bouwhoogte van bedrijfsbebouwing mag niet meer dan 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • f. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere maat voering is aangegeven;
  • g. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  • c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
      • voor terreinverlichting, vlaggenmasten, reclamemasten en -zuilen : 8 m;
      • voor hijsconstructies achter (het verlengde van) de voorgevel : 8 m;
      • terrein- en erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel : 2 m;
      • terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel : 1 m;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde : 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.
6.3.2 Buitenopslag van voorwerpen, stoffen en materialen ten behoeve van het eigen bedrijf is uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de gevellijn.

6.3.3 Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:
  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder a teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, danwel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de omgeving;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke ter zake deskundige.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel en dienstverlening;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning en aan-huis-verbonden- beroepen;
  • c. ondergeschikte horeca categorie I;
  • d. ondergeschikte kantoren;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen;


en tevens voor:

  • f. wonen (maximaal 1 woning).
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. indien een gevellijn is aangegeven dient de bebouwing op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • c. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • d. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • f. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen;
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  • h. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Binnen de bestemming 'Detailhandel' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

7.3.2 Buitenopslag van voorwerpen, stoffen en materialen ten behoeve van het eigen bedrijf is uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de gevellijn van het hoofdgebouw.

7.3.3 Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.


Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. bijbehorende voorzieningen als verhardingen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.

Artikel 9 Groen - Landschappelijke inpassing

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen – Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en in stand houden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige doeleinden;


een en ander met bijbehorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.

9.2.2 Bouwregels erfafscheidingen

Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  • b. debouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 9.4.4.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 9.4.4 omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

9.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

9.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 9.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 9.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

9.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
Aanleggen van wegen en aanbrengen van overige verhardingen als doorgang   1. De wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;

2. De wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, dan wel wordt er anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.  
Verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang   1. Het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;

2. Het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, dan wel wordt er anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.  

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen inzake culturele, educatieve, medische, sociale, levensbeschouwelijke en/of religieuze doeleinden;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning en aan-huis-verbonden- beroepen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', detailhandel;
  • e. bij de maatschappelijke voorzieningen behorende ondergeschikte kantoren, ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca categorie I;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.


en tevens voor:

  • g. wonen, met dien verstande dat het wonen ondergeschikt blijft aan de functies genoemd in lid a.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen en bedrijfswoningen
  • a. hoofdgebouwen en bedrijfswoningen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. indien een gevellijn is aangegeven dient de bebouwing op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • e. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bijbehorende bouwwerken worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,3 m respectievelijk 6 m, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  • c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
      • voor terreinverlichting en vlaggenmasten : 8 m;
      • terrein- en erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel : 2 m;
      • terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel : 1 m;
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde : 3 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de bedrijfswoning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. recreatief en educatief medegebruik;


en tevens voor:

  • d. bijbehorende voorzieningen als verhardingen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
    • 2. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m²;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van natuurontwikkeling en –beheer, waterhuishouding en extensief dagrecreatief medegebruik met een oppervlakte van maximaal 12 m² en een bouwhoogte van 2 m;
  • c. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten en of bergen van voorwerpen, stoffen of materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. het diepwoelen of- ploegen van de bodem.


11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen en paden, het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  • c. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • d. het aanbrengen van kleine voorzieningen voor extensieve dagrecreatie/natuurrecreatie en het aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve van natuurherstel/natuurbehoud;
  • e. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of aanvoer van water door bijvoorbeeld het afdammen, stuwen, bemaling en onderbemaling en het graven, dempen of anderszins vergroten en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

11.4.2 Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de betreffende bestemming of medebestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

11.4.3 Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. afgravingen, die vergunningplichtig zijn op grond van de provinciale ontgrondingenverordening;
  • d. de werken en/of werkzaamheden “rooien van houtgewas” voor zover het erfbeplantingen betreft.


Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen en sportvelden;
  • b. bij de bestemming behorende ondergeschikte horeca categorie I;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals lichtmasten, tribunes, kantines, kleedkamers, dugouts, ballenvangers, (ontsluitings)wegen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen (hoofd)gebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • d. het aantal hoofdgebouwen mag niet toenemen;
  • e. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen, met dien verstande dat wanneer het een uitbreiding van het hoofdgebouw betreft, de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
  • f. de bouwhoogte van erfafscheidingen op ten minste 1 m afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 10 m;
  • i. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 10 m;
  • j. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg en beheer van spoorwegwerken;
  • b. spoorwegovergangen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;


één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals ondergrondse retentievoorzieningen, ondergrondse afvalcontainers, bergbezinkbassins, groenvoorzieningen, spoorsloten, hekken, veiligheids-, onderhouds- en bereikbaarheidsvoorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede wachtruimtes en gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

13.2.2 Maatvoering nutsvoorzieningen

Voor nutsvoorzieningen en wachtruimtes gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².
13.2.3 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van spoorwegdoeleinden dienen te voldoen aan:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  • b. de oppervlakte van overige gebouwen bedraagt niet meer dan 50 m².

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte van beeldende kunstwerken mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Omgevingsvergunning nutsgebouwen en wachtruimtes

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 13.2.2. teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of wachtruimtes toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de ontheffing mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en het gebruik van gronden ten behoeve van het innemen van standplaatsen;
  • b. wegen met doorgaande rijstroken;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudelijke voorzieningen, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
14.2 Bouwregels

Ten aanzien van het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  • b. waterberging;
  • c. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen;
  • e. bruggen;
  • f. recreatief medegebruik;
  • g. ligplaatsen voor schepen, meerpalen en aanlegsteigers.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het nautisch verkeer bedraagt niet meer dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 3 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik als permanente ligplaats voor woonschepen.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in grondgebonden woningen;
  • b. aan huis verbonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens voor opslag;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': gestapelde woningen;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en overige verhardingen.
16.2 Bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

16.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • a. de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak, met dien verstande dat erkers aan de voorzijde van de woning ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met een hoogte van maximaal 1 bouwlaag en met een maximale diepte van 1,5 m;
  • b. per bouwperceel mag het bebouwingspercentage niet meer dan 70% bedragen;
  • c. de diepte van hoofdgebouwen, gemeten vanaf de gevellijn, mag niet meer bedragen dan:
      • bij vrijstaande woningen: 12 m;
      • bij twee-aaneen gebouwde woningen en aaneengebouwde woningen: 10 m;
  • d. de afstand van hoofdgebouwen - over de hele diepte zoals toegestaan in lid c - tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:
      • bij vrijstaande woningen tot beide zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m;
      • bij twee-aaneen gebouwde woningen en de hoekpercelen van aaneengebouwde woningen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen: 3 m;
      • indien de bestaande afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minder bedraagt dan 3 m, dan mag deze afstand - over de hele diepte van hoofdgebouwen zoals toegestaan in lid c – worden aangehouden;
  • e. ter plaatse van de gevellijn dient de voorgevel van de hoofdgebouwen op de gevellijn te worden georiënteerd;
  • f. er mogen geen nieuwe hoofdgebouwen worden gebouwd, tenzij het vervangende nieuwbouw betreft, en met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw toegestaan' maximaal 1 hoofdgebouw ten behoeve van een woning per bouwperceel mag worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' dat aantal als maximum aantal woningen geldt;
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan 7 m respectievelijk 11 m bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van een aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' een andere maatvoering is aangegeven;
  • h. de maximale goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3,3 m respectievelijk 6 m bedragen.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan in de woning, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50m²;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • e. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

16.3.2 Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag indien het oppervlak reeds groter is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan dat grotere oppervlak als maximum worden beschouwd;
  • e. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • f. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel, is niet toegestaan.

16.3.3 Binnen de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een 'bed & breakfast' toegestaan in de woning en bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  • a. de woonfunctie van de woning blijft als hoofdfunctie herkenbaar;
  • b. de activiteit wordt door de bewoner uitgeoefend;
  • c. parkeren ten behoeve van de bed & breakfast dient op eigen terrein plaats te vinden;

16.3.4 Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.4.1 Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.3.4 voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:
  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m².

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor transport van aardgas.

17.1.1 De belangen van de in lid 17.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

17.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding – Gas'.
17.2 Bouwregels
  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
  • d. al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding – Gas' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de gasleiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
17.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming leidingen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
17.4.2 Verbod niet van toepassing

Het verbod als bedoeld in 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

17.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 18 Leiding - Hoogspanningsverbinding

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een bovengrondse hoogspanningsverbinding en uitsluitend in het bestaande type met de bestaande hoeveelheid KV's.

18.1.1 De belangen van de in lid 18.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

18.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding – Gas'.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

18.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is toegestaan, ten dienste van deze bestemming.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende hoogspanningsverbindingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Omgevingsvergunningsplichtige activiteiten

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m.

18.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

18.4.3 Verlening

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt ontnomen, indien de dubbelbestemming ter plaatse niet meer nodig is.

Artikel 19 Waarde - Archeologie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende middelhoge archeologische (verwachtings)waarden.

19.1.1 De belangen van de in lid 19.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

19.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en 'Leiding – Gas'.

19.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,5 m wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het bouwwerk met ten hoogste 1.000 m² wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 1.000 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken voor bouwen ten dienste van andere bestemming

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 19.2 onder a, voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere geldende bestemming(en), mits:

  • a. op basis van een archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek, weergegeven in een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport, in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de uitvoering van bouwactiviteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg namelijk een archeologische instantie met een opgravingsbevoegdheid.

19.3.2 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

19.3.3 Advies

Bij de beoordeling van het archeologisch onderzoek en het afwijkingsverzoek als bedoeld in artikel 19.3.1, laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de KNA, vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, aanbrengen van heipalen, egaliseren en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 0,5 m over een oppervlakte van meer dan 1.000 m²;
  • b. het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 0,5 m. over een oppervlakte van meer dan 1000 m²;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 0,5 m;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil over een oppervlakte van meer dan 100 m².

19.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals bedoeld in artikel 19.4.1 is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels, leidingen en rioleringen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken en werkzaamheden op inventariserend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Omgevingsvergunning
  • a. het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 1.000 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,5 m onder maaiveld.
  • b. aan de omgevingvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door (de deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg, zijn de Regioarcheoloog, van) het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
  • c. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

19.5.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.5.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

19.5.3 Advies

Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in lid 19.5.2 onder c, wordt de deskundige van de bevoegde overheid (Regioarcheoloog) om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Wijziging op basis van archeologisch onderzoek

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

19.6.2 Advies

Alvorens de in artikel 19.6.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt deskundig advies gevraagd aan een door Burgemeester en wethouders van Drimmelen vastgestelde deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg conform de vigerende KNA.

 

Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het beschermd dorpsgezicht in de vorm van de ter plaatse bestaande cultuurhistorische waardevolle elementen, doorzichten, patronen en gebieden, en met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' de monumenten.

20.1.1 De belangen van de in lid 20.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

20.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en Leiding – Gas'.
20.2 Bouwregels

Er mag uitsluitend worden gebouwd conform het bepaalde omtrent het bouwen voor de aldaar voorkomende onderliggende basisbestemming, waarbij de cultuurhistorische waarden niet worden verstoord of vernietigd, met in achtneming van het volgende:

  • a. behoud onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • b. vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden, waarbij wordt getoetst aan de positionering van hoofd- en bijgebouwen op het perceel, de parcellering, de goot- en bouwhoogte, de kapvorm en -richting, de bouwwijze van het hoofdgebouw, het kleur- en materiaalgebruik en de geveltypering en -geleding;
  • c. het bevoegd gezag vraagt vooraf schriftelijk advies aan een naar het oordeel van het college ter zake deskundige of wordt voldaan aan bepaalde in sub b.
20.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
20.3.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

Het is verboden op of in de in lid 20.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen (omgevingsvergunning voor het slopen); het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische elementen van dominante, beeldbepalend/kenmerkend cultuurhistorische waardevolle bouwwerken wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.

20.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 20.3.1 is niet van toepassing op werken:

  • a. welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerking treden van dit bestemmingsplan;
  • b. waarvoor ten tijde van het inwerking treden van dit bestemmingsplan reeds omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke voortvloeien uit bouwactiviteiten waarvoor omgevingsvergunning is verleend.
20.3.3 Criteria voor omgevingsvergunning voor het slopen

De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:

  • a. indien uit een cultuur-/bouwhistorisch projectonderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord, casu quo worden behouden, versterkt en/of ontwikkeld;
  • b. indien uit een onderzoek als genoemd onder sub a blijkt dat de aanwezige waarden worden verstoord dan wel vernietigd:
    • 1. wordt gemotiveerd hoe men vanuit die waarden nieuwe ontwikkelingen realiseert die binnen de karakteristiek als gebleken uit het cultuurhistorische basisonderzoek passen.
    • 2. documentatie plaats vindt van de te slopen waarden;
    • 3. voor bijzondere materiële relicten een duurzaam toekomstperspectief ex situ wordt gewaarborgd.
20.4 Wijzigingsbevoegdheid
20.4.1 Het bevoegd gezag is bevoegd de in lid 20.1 bedoelde dubbelbestemming te wijzigen indien van rijkswege de grenzen van het beschermde dorpsgezicht zijn aangepast.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.

21.1.1 De belangen van de in lid 21.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende enkelvoudige bestemmingen.

21.1.2 Voor zover op de verbeelding dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

      • primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering';
      • secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde – Cultuurhistorie', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en Leiding – Gas'.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.
  • d. het bevoegd gezag wordt voorafgaand aan de bouw van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gevraagd medewerking te verlenen.

21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Omgevingsvergunning hogere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 sub b. ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

21.3.2 Afwijken uitbreiding bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 sub c. ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

23.1 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

23.2 Herbouw

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 23.1 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

23.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, 1e lid sub c. van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van het storten van puin en afvalstoffen, tenzij dit ter realiseren en / of handhaving van de bestemming dient;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van opslag van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten bouwmaterialen, werktuigen, machines en onderdelen hiervan, tenzij dit ter realisering en / of handhaving van de bestemming dient;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een seksinrichting daaronder mede begrepen, tenzij dit in Hoofdstuk 2 van de regels uitdrukkelijk is toegestaan;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Milieuzone - attentiegebied ehs
25.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – attentiegebied ehs', tevens voor de bescherming en instandhouding van de attentiegebieden van de ehs.

25.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden op de ter plaatse van deze aanduiding bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk
  • 2. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • 3. diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • 4. het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • 5. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • 6. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen.

  • b. Toegestane werken en werkzaamheden:

Het in 25.1.2 opgenomen vergunningvereiste geldt niet voor:

  • 1. zover de daar genoemde werken en werkzaamheden worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. het vervangen van bestaande drainages op dezelfde plaats en op maximaal dezelfde diepte;
  • 3. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud.

  • c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 25.1.2 of de elders in dit bestemmingsplan genoemde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden mag alleen worden verleend indien door die andere werken en/of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

  • d. Advies waterstaatsgezag

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden als bedoeld in 25.1.2 hoort het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde waterstaatsgezag.

25.2 Milieuzone - behoud en herstel watersystemen
25.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - behoud en herstel watersystemen', het behoud en herstel van watersystemen.

25.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 25.2.1 niet worden gebouwd.

25.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 25.2.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het vergraven, beperkingen aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders van een bouwwerk;
  • 3. het ophogen van gronden.

  • b. Toegestane werken en werkzaamheden:

Het in 25.2.3 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 25.2.3 onder a zijn slechts toelaatbaar nadat het bevoegd gezag indien nodig daarover een advies hebben ingewonnen van het waterschap.

25.3 Milieuzone - ecologische verbindingszone
25.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden aangewezen als 'milieuzone - ecologische verbindingszone' zijn mede bestemd voor de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van een ecologische verbindingszone.

25.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 25.3.1 niet worden gebouwd.

25.3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 25.3.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • 2. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk;
  • 3. het ophogen van gronden.


  • b. Toegestane werken en werkzaamheden

Het in 25.3.3 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De in 25.3.3 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden.

25.4 Milieuzone - ehs
25.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - ehs', het behoud, herstel, bescherming en/of ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur.

25.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de overige bestemmingen mag op de gronden zoals bedoeld in lid 25.4.1 niet worden gebouwd.

25.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 25.4.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • 4. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds houtgewassen waren beplant;
  • 5. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  • 7. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.

  • b. Toegestane werken en werkzaamheden:

Het in 25.4.3 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • 2. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.

  • c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De in 25.4.3 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden.

25.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop
25.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', gelden ter bescherming en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend landschapselement en ter behoud, beheer en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de molen de hierna volgende bepalingen.

25.5.2 Bouwregels

Voor de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt het volgende:

  • a. op een afstand van 100 m vanaf de molen en het gebied binnen een straal van 100 m vanaf de molen mag de hoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de belt, zoals opgenomen in onderstaande tabel;
  • b. vanaf een afstand van 100 m vanaf de molen, geldt de volgende formule:

h=x/n+c*z

waarbij het volgende geldt:

h = hoogte bouwwerk

x = afstand obstakel tot molen

n = waardering voor de omgeving van de molen in verband met het functioneren van de molen (op basis van 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied)

c = constante = 0,2

z = askophoogte (helft van lengte gevlucht+hoogte belt)

Aanduiding   Naam   Straat   Plaats   Afstand   Belthoogte   Askophoogte (z)   n  
vrijwaringszone - molenbiotoop   Zeldenrust   Kerkdijk 21   Hooge Zwaluwe   400   4,60   15,95   75  

25.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.5.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits hierdoor hetzij direct, hetzij indirect het huidige en het toekomstige functioneren van de molen door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.

25.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren indien dit leidt tot een overschrijding van de hoogte die volgt uit de formule als opgenomen in 25.5.2 onder a. en b.:

  • 1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • 2. het ophogen van gronden;
  • 3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing.

  • b. Toegestane werken en werkzaamheden

Het onder a. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • 1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel
  • 2. van ondergeschikte betekenis zijn en/of
  • 3. voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • 4. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • 5. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik.

  • c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De onder a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, de waarde van de molen als landschapselement en de cultuurhistorische waarde, niet onevenredig aangetast worden. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.


25.6 Wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak
25.6.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning cultuurhistorisch vlak', wordt gestreefd naar het behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. Dit houdt in dat het beleid is gericht op behoud en versterken van de cultuurhistorische waarden van de verkavelingsstructuur.

25.6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

a. Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag op de in 25.6.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;
  • 2. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem met meer dan 50 cm;
  • 3. het diepwoelen of -ploegen van de bodem met meer dan 50 cm;
  • 4. het beplanten van gronden met houtgewas hoger dan 1 m. Geen omgevingsvergunning is nodig indien de aanplant plaatsvindt in het kader van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een verleende omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels of wijziging;
  • 5. het dempen van poelen, sloten en greppels;
  • 6. het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven.



b. Toegestane werken en werkzaamheden:

Het in 25.6.2 onder a gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • 1. welke plaats hebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • 2. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud en / of landschapsbeheer;
  • 3. werken en werkzaamheden, waarmee op grond van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding worden van het plan;
  • 4. werken en werkzaamheden, waarmee is begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, indien daarvoor geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was.



c. Toetsingscriterium bij vergunningverlening

De in 25.6.2 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    • 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m3 bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedraagt;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    • 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
    • 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 m;
    • 3. ten behoeve van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 27 Algemene wijzigingsregels

27.1 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 m;
  • b. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 m toelaatbaar;
  • c. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
27.2 Toepassingsregel

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden als bedoeld in lid 27.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

Artikel 28 Algemene procedureregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

28.2 Afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, is de in hoofdstuk 4 van de Awb en zijn de artikelen 3.1, 3.8 en 3.9 van de Wabo geregelde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
29.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Kern Hooge Zwaluwe”.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van..............................
 
de griffier,   de voorzitter,  
................................   ................................