direct naar inhoud van Artikel 3 Recreatie
Plan: Recreatiepark Nieuwvliet-Bad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.004bp10nvb-0130

Artikel 3 Recreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie (recreatiewoningen) uitsluitend met een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' voor bij de verblijfsrecreatie passende voorzieningen, zoals:
    • 1. een receptie;
    • 2. ondergeschikte detailhandel;
    • 3. parkeerterreinen;
    • 4. ondergeschikte horeca;
    • 5. een zwembad;
    • 6. speeltuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' voor maximaal 1 bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' en 25 meter aan weerszijden van de aanduiding, voor de hoofdontsluiting van het recreatiepark;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'groen' voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde;

met de daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. ontsluitingswegen voor calamiteiten;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. steigers;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. voorzieningen van openbaar nut;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. binnen de aanduiding 'groen' zijn geen gebouwen toegestaan.

3.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen het bestemmingsvlak mogen maximaal 165 recreatieve verblijfsgebouwen (hoofdgebouwen) worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer wooneenheden (recreatiewoningen) zijn toegestaan dan is aangegeven;
  • b. binnen het bestemmingsvlak mogen in totaal maximaal 48 recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd;
  • c. de recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 4,8 meter;
  • e. de bouwhoogte van recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • f. de recreatiewoningen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten hoogste 65°;
  • g. de brutovloeroppervlakte van de begane grond van een vrijstaande recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 110 m²;
  • h. de brutovloeroppervlakte van de begane grond van een geschakelde recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 90 m²;
  • i. de inhoud van een vrijstaande recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 700 m³;
  • j. de inhoud van een geschakelde recreatiewoning mag niet meer bedragen dan 500 m³;
  • k. bijgebouwen bij een recreatiewoning zijn niet toegestaan;
  • l. parkeren dient te gebeuren binnen het plangebied.

3.2.3 Bij recreatiewoningen passende gebouwen

Voor het bouwen van de in 3.1 sub b bedoelde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. deze gebouwen mogen uitsluitend binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' worden gebouwd, met in totaal een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 2.000 m², waaronder ondergeschikte detailhandel met een maximale oppervlakte van 100 m² en onderhoud, reparatie en verhuur van fietsen met een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 14 meter;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte van ondergeschikte horeca mag niet meer bedragen dan 500 m².

3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in 3.1 sub c bedoelde bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt minimaal 300 m³ en maximaal 750 m³;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 11 meter;
  • e. bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • f. parkeren dient te gebeuren op eigen terrein.

3.2.5 Voorzieningen van algemeen nut en terreinonderhoud

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut en terreinonderhoud gelden de volgende bepalingen:

  • a. per bouwvlak zijn maximaal 5 gebouwen toegestaan met per gebouw een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • b. de hoogte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan aan de rand van het plangebied waarbij 85% van deze erf- en terreinafscheidingen een open karakter dienen te hebben en de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. permanente bewoning, met uitzondering van het bepaalde in 3.1 sub c;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. feestzalen, discotheken e.d;
  • d. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aangegeven wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de aantallen wooneenheden per bouwvlak te verhogen met maximaal 10, mits:

  • a. het maximum toegestane aantal hoofdgebouwen niet toeneemt;
  • b. voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd;
  • c. voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.1 en 3.2.2;
  • d. door middel van specifiek onderzoek wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving.