Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kom Eede
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1714.001bpede10-VG01

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, toegangs- en achterpaden, parkeervoorzieningen, waterelementen, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins.
  3. ter plaatse van de aanduiding karakteristiek (ka) tevens voor het behoud van de karakteristieke waarde van het aangeduide pand.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:
  1. op de gronden zijn de volgende bouwwerken toegestaan:
    1. binnen een bouwvlak: gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen;
    2. buiten een bouwvlak: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    3. ter plaatse van de aanduidingen ‘erf’ (e): uitsluitend bouwwerken, niet zijnde hoofdgebouwen;
  2. de afstand van:
    1. niet aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1 m;
    2. gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij gebouwen in de perceelsgrens worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 4 m meer bedragen dan maximum toelaatbare goothoogte, tenzij op de verbeelding anders is bepaald;
  4. ongeacht het bepaalde op de verbeelding mag de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 7 m;
  5. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. van muren en terreinafscheidingen achter de voorgevel van hoofdgebouwen: 2,00 m;
    2. van pergola's en overkappingen: 3,00 m;
    3. van speelvoorzieningen: 3,00 m;
    4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1,00 m.
  6. in afwijking van het bepaalde in lid e en de verbeelding geldt ten aanzien van de goothoogte van hoofdgebouwen de regel dat indien een hoofdgebouw wordt afgedekt door een asymmetrisch dakvorm met één hellend dakvlak, de goothoogte van de gevel loodrecht op de weg of van de gevel die van de weg is afgekeerd ten hoogste 10 m mag bedragen.
  7. ter plaatse van aanduidingen gelden voorts de aanvullende regels:
    1. aanduiding ‘aaneengebouwd’
      1. hoofdgebouwen mogen met ten minste drie aaneen worden gebouwd, al dan niet geschakeld met aan- of uitbouwen;
      2. de goothoogte van gebouwen en overkappingen binnen de zone als bedoeld onder 3 mag niet meer dan 3 m bedragen;
    2. aanduiding ‘antennemast’
      1. ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’ mag tevens maximaal 1 antennemast ten behoeve van de (tele-)communicatie met een maximale hoogte van 20 meter worden opgericht.
    3. aanduiding ‘erf’ (e):
      1. per bouwperceel mag ten hoogste 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 60 m²;
      2. indien de toelaatbare bebouwing ingevolge het gestelde onder a minder zou bedragen dan 20 m² is een bebouwingspercentage van 50% tot een maximum van 20 m² toegestaan;
      3. indien op hetzelfde bouwperceel de aanduiding grenst aan gronden vóór de voorste bouwgrens mag voor de berekening van het percentage de oppervlakte van het erf worden vergroot met dat gedeelte van de gronden
        vóór de voorste bouwgrens dat grenst aan het erf en ligt in het verlengde daarvan;
      4. indien een gebied behoort bij meer dan één bouwperceel mag van dit gebied als totaliteit ten hoogste 40% worden bebouwd met gebouwen en overkappingen met een maximum van 50 m² per bouwperceel.
      5. aanduiding ‘twee-aaneen’:
        1. hoofdgebouwen mogen ten hoogste twee aaneen worden gebouwd, al dan niet geschakeld met aan- of uitbouwen;
        2. binnen een afstand van 3 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen mogen gebouwen en overkappingen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel;
        3. de goothoogte van gebouwen en overkappingen binnen de zone als bedoeld onder 3 mag niet meer dan 3 m bedragen;
        4. aanduiding ‘vrijstaand’:
          1. hoofdgebouwen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen (woningen) mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
          2. de afstand van een gebouw en van een overkapping tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Terzake gelden de volgende regels:  
  1. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan;
  2. in samenhang met het wonen is ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
    1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
    2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
    1. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
    
Tevens geldt dat onder strijdig gebruik als bedoelt in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo  in ieder geval verstaan wordt het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. voor de opslag van goederen, met dien verstande dat dergelijke opslag tot een hoogte van ten hoogste 2 m is toegestaan;
  2. bij gebouwen te gebruiken als woon- en werkruimten;
  3. garages en bergplaatsen te gebruiken voor handel en distributie van goederen.