Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Grensmaas 2016
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1711.BP20160090-VG01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen

 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20160090-VG01 van de gemeente Echt-Susteren.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2 van Bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de eigenaar/gebruiker van de woning, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting.
 
1.4 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de eigenaar/gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie.
 
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.7 achtergevel:
gevel aan de achterkant van een gebouw.
 
1.8 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.9 agrarisch adviseur:
een door de gemeente aan te wijzen onafhankelijke adviseur of adviesorganisatie, gespecialiseerd in
bedrijfsvoering in de agrarische sector. 
 
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
  1. het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houtteelt en/of;
  2. het houden van dieren;
met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
 
1.11 agrarisch nevenbedrijf:
een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht door op- of overslag, vervoer of verhandeling van producten die in een agrarisch bedrijf zijn voortgebracht.
 
1.12 AMK-terrein:
een archeologisch terrein (monument) waaraan door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een waardering is toegekend en dat als zodanig is aangeduid op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).
 
1.13 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.14 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.15 archeologische verwachtingswaarde:
de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen.
 
1.16 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, dat als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
 
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.18 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.
 
1.19 bed & breakfast:
Een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid van kortdurend toeristisch verblijf inclusief het serveren van een ontbijt, niet zijnde een hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot overnachtingsmogelijkheid voor maximaal vier personen in panden in stedelijk gebied en maximaal acht personen in panden in het buitengebied. Een bed & breakfast-voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie (binnen een woonbestemming of een agrarische bedrijfsbestemming), is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaar(s) en tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan het overnachten noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
 
1.20 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.21 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
 
1.22 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico cq. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
 
1.23 bestaand:
  1. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
  2. bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen.
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.26 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren).
 
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.
 
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.
 
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.32 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.35 dagrecreatie:
recreatief gebruik van gronden voor een periode niet langer dan een dag.
 
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.37 dienstverlening:
het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.
 
1.38 Ecologische Hoofdstructuur (EHS):
een zone die wordt bepaald door de door het Rijk vastgestelde Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
 
1.39 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
 
1.40 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
1.41 evenement:
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows, waarbij sprake is van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek met een versterkt geluidniveau van maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of van een ander geluidgevoelig gebouw.
 
1.42 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.
 
1.43 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.44 gebruiksgerichte paardenhouderij:
paardenhouderij die is gericht op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden.
 
1.45 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.
 
1.46 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
 
1.47 hobbymatig agrarisch gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren op niet bedrijfsmatige wijze.
 
1.48 hoofdgebouw:
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.49 horeca I:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca/horeca I worden begrepen.
 
1.50 horeca II:
  1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  2. inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;
een en ander met dien verstande dat seksinrichtingen niet onder horeca II worden begrepen.
 
1.51 houtopstand:
begroeiing die geheel of gedeeltelijk bestaat uit bomen en/of struiken, voor zover niet vallend onder de Boswet en behoudens laagstamfruitbomen en de bijbehorende windsingels.
 
1.52 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.
 
1.53 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een omgevingsvergunning is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
 
1.54 kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voorzover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebuikt voor (niet-permanent) recreatief nachtverblijf.
 
1.55 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico cq. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.
 
1.56 landschappelijke waarden:
ruimtelijke objecten, structuren of gebieden in het cultuurlandschap die om esthetische, cultuurhistorische en/of ecologische redenen van waarde worden geacht.
 
1.57 landschapselement:
beplanting die om esthetische, cultuurhistorische of ecologische redenen van waarde en algemeen belang wordt geacht in zijn ruimtelijke context.
 
1.58 lichaamsverzorgende activiteit:
activiteit gericht op het op peil houden of verbeteren van de conditie van het lichaam, zoals deze onder meer plaatsvindt in sportscholen, fitnesscentra en beautysalons.
 
1.59 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, sociaalculturele, levensbeschouwelijke, onderwijs-, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.60 mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
 
1.61 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
1.62 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
 
1.63 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de detailhandelsfunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
 
1.64 ondergeschikte functie:
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie en daarvan ten dienste staat c.q. daar functioneel mee verbonden is.
 
1.65 ondergeschikte horeca:
horeca welke dient ter ondersteuning van de hoofdfunctie en daar onderdeel van uitmaakt, waarbij de horecafunctie qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
 
1.66 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
 
1.67 opslag 1:
opslag ten behoeve van statische opslag (o.a. caravans of boten).
1.68 opslag 2:
opslag ten behoeve van statische opslag (o.a. caravans of boten) alsmede inpandige opslag t.b.v. handelsdoeleinden en de stalling van maximaal drie (bedrijfs)voertuigen op het buitenterrein.
1.69 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
 
1.70 paardenbak:
een niet overdekt terrein ingericht ten behoeve van het paardrijden, met daarbij behorende voorzieningen.
 
1.71 parkeervoorzieningen:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
 
1.72 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
 
1.73 perifere detailhandel:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
 
1.74 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
 
1.75 plattelandswoning:
een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde (een en ander als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het bedrijf waarbij de woning hoort.
 
1.76 productiegerichte paardenhouderij:
een grondgebonden paardenhouderij die is gericht op het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, zoals een paardenmelkerij of een daarmee gelijk te stellen bedrijfsvorm, eventueel in combinatie met (en daaraan ondergeschikte) trainingsfaciliteiten ten behoeve van de eigen gefokte paarden.
 
1.77 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.78 risicovolle inrichting:
  1. een inrichting waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, of
  2. een inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
1.79 recreatiewoning:
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
 
1.80 recreatief medegebruik:
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes.
 
1.81 relatie:
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen.
 
1.82 schuilgelegenheid:
een in het buitengebied gelegen overdekte ruimte, die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierwelzijn en waarbij nabij de schuilgelegenheden geen opslag is toegestaan.
 
1.83 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.84 seksuele dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.
 
1.85 stroomvoerend rivierbed:
de gronden die bij extreem hoge afvoer van de rivier de Maas onder water staan en die een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen en die worden begrensd door het zomerbed en het gebeid dat voorzien is van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed'.
 
1.86 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weers invloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een beter kwaliteit van het product.
 
1.87 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten in het jaar aanwezig zijn.
 
1.88 tijdelijke voorzieningen:
onder tijdelijke voorzieningen worden onder andere begrepen: tijdelijke geluidbeperkende constructies in de vorm van zeecontainers en/of grondwallen, kantoorunits, opslagloodsen en werkplaatsen, transportfaciliteiten, ongelijkvloerse kruisingen, verwerkingsbekkens, ringdijken, tijdelijke gronddepots, tijdelijke invaarten, loskades, werkwegen en watergangen. Deze bouwwerken, werken en werkzaamheden zijn noodzakelijk ten behoeve van het project Grensmaas ter bevordering van een goede aan-en afvoer, verwerking en opslag van grondstoffen, dekgronden en van materiaal ter afwerking van de te ontgraven gebieden, het behoud van het woon- en leefmilieu en het in stand houden van  de bereikbaarheid en in het kader van directievoering en uitvoering.
 
1.89 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (overeenkomstig de normen voor Standaardopbrengst en Standaardverdiencapaciteit) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
 
1.90 volwaardigheid niet-agrarisch bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
1.91 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
 
1.92 voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.93 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.94 waterbergend vermogen:
het vermogen tot opvang en/of transport van water.
 
1.95 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.96 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
 
1.97 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
 
1.98 zomerbed:
de oppervlakte die bij regulier hoog zomerwater door de rivier wordt ingenomen.
 
1.99 ijssalon:
een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel waarbij het accent gelegen is op het verstrekken van ijs en waarbij het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is.
 
1.100 zoneringplichtige inrichtingen:
inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 2.1, sub 3, van het Besluit omgevingsrecht.
Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
 
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.3 het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
  1. vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen', zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a. wordt de bouwhoogte van bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.6 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
  1. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.11 peil:
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
  4. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
2.12 ondergeschikte bouwdelen:
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch

 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
  3. een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’; 
  4. een tuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw';
  5. een bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1;
  6. een minicamping, uitsluiten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - minicamping’;
  7. een onderkomen voor seizoensarbeiders, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-seizoensarbeiders';
  8. behoud en ontwikkeling van recreatief medegebruik;
  9. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Onder agrarische producten worden tevens streekproducten en aanverwante artikelen, passend in het assortiment van boerderijwinkels, gerekend;
    2. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande bebouwing en het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m²;
  10. aan huis verbonden beroep in de bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk, mits:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  11. waterretentie, natuurvriendelijke oevers en het onderhouden van de waterloop voorzover de gronden zijn gelegen binnen 5 m. van de bestemming 'Water';

    met de daarbij behorende nutsvoorzieningen;

  12. inritten, erven en terreinen;
  13. erfbeplanting;
  14. tuinen bij bedrijfswoningen;
  15. wegen en paden;
  16. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken
Op de gronden als bedoeld in artikel 3 lid 1 mogen de onderstaande bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd:
  1. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande veestallen zijn toegestaan;
  2. bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3 lid 1;
  3. paardenbakken tot een oppervlakte van 1.200 m²;
  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen mestplaten, hooibergen, mestsilo's, sleufsilo's, voedersilo's, kuilvoeropslag e.d.;
  5. teeltondersteunende voorzieningen;
  6. kassen.
3.2.2 Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming
Binnen de gehele bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bestaande schuilgelegenheden, met dien verstande dat de schuilgelegenheden op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  2. bestaande bebouwing, met dien verstande dat de bestaande bebouwing op een legale wijze tot stand is gekomen;
  3. gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, abri's, schakelstations, meet- en regelstations;
  4. teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend in de vorm van afdekfolie en minitunnels;
  5. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zoals bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding en niet zijnde de bouwwerken zoals bedoeld in artikel 3 lid 2.1 sub d.
3.2.3 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3 lid 2.1 en artikel 3 lid 2.2, gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken
    Maximale goothoogte in m
    Maximale bouwhoogte in m
    Maximale oppervlakte in m²
    Maximale inhoud in m³
    Bedrijfsgebouwen  
    7,7  
    13,3  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Bedrijfswoning  
    6  
    10  
    Geen beperking  
    750  
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning  
    3,5  
    5,5  
    70, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m²
    bedraagt de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m².  
    Geen beperking  
    Teeltondersteunende voorzieningen  
    n.v.t.  
    4  
    Geen beperking  
    n.v.t.  
    Teeltondersteunende voorzieningen, in de vorm van afdekfolie en minitunnels  
    n.v.t.
    0,5
    Geen beperking
    n.v.t.
    Kassen  
    n.v.t.  
    7  
    1.000  
    n.v.t.  
    Sleufsilo's, mestopslagplaatsen e.d.  
    n.v.t.  
    6  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Hooibergen, voedersilo's e.d.  
    n.v.t.  
    15  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak  
    n.v.t.  
    2  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak  
    n.v.t.  
    1,50  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
    Gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, abri's, schakelstations, meet- en regelstations  
    2,7  
    3,5  
    15  
    Geen beperking  
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zoals bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding  
    n.v.t.  
    2, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de openbare verkeersverlichting niet meer dan 6 mag bedragen.  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde'  
    n.v.t.  
    8  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Overkappingen buiten het bouwvlak  
    n.v.t.  
    2  
    40 m
    2
    per ha  
    Geen beperking  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
    n.v.t.  
    2  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
  1. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
3.3 Nadere eisen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de landschappelijke en ruimtelijke inpassing, zoals is bedoeld in artikel 33 lid 2.2, van de uitbreiding van de agrarische bebouwing binnen het bouwvlak;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging  van  de  brandveiligheid,  rampenbestrijding  en  zelfredzaamheid  van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe  veiligheid  in  het  algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien  van  de  oriëntatie  van gebouwen  en  toegang  en  vluchtwegen,  de  bereikbaarheid  van  het  perceel  en bouwkundige  maatregelen  ter  beperking  van  de  effecten  van  bijvoorbeeld  een ongeval  met  gevaarlijke  stoffen,  alsmede  ter  voorkoming  van  hoge personendichtheden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

 
3.4.1 Overschrijden van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak en het veranderen van de vorm van het bouwvlak voor het bouwen van bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.
  2. de overschrijding en de vormverandering dient aantoonbaar noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering.
  3. de bebouwing een compact geheel dient te vormen met de bestaande bebouwing.
  4. aangrenzende natuur- en landschapswaarden door de overschrijding en de vormverandering niet onevenredig worden aangetast,
  5. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast.
  6. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2
  7. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
3.4.2 Het bouwen van veestallen binnen het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van het bouwen van veestallen binnen het bouwvlak, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied.
 
3.4.3 Schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de schuilgelegenheid is noodzakelijk uit het oogpunt van dierenwelzijn;
  2. de schuilgelegenheid wordt uitsluitend gebruikt voor hobbymatig (agrarisch) gebruik;
  3. het perceelsoppervlak bedraagt minimaal 5.000 m² en grenst niet aan het huisperceel van de eigenaar.
  4. de schuilgelegenheid wordt aan de rand van perceel opgericht;
  5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  6. één wand van de schuilgelegenheid dient open te zijn;
  7. de landschappelijke- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  9. er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  10. de schuilgelegenheid mag niet worden voorzien van bouwwerken, zoals een rijbak, stapmolen, stro- en hooiopslag en parkeerplaats voor een paardentrailer;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3
3.4.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd, tenzij is aangetoond dat er geen mogelijkheden zijn om teeltondersteunende voorzieningen direct aansluitend aan het bouwvlak te realiseren;
  2. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn en na afloop geheel worden verwijderd;
  3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2
3.4.5 Hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
  1. de hagelnetten dienen landschappelijk te worden ingepast. Dit betekent in ieder geval dat netten niet mogen doorlopen tot aan de grond en voorts dat randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de zichtbaarheid van de hagelnetten. Bij het toetsen van de toelaatbaarheid zijn, mede met het oog op de zichtbaarheid, de volgende aspecten van belang:
    1. zicht op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    2. beschrijving van de locaties waar de hagelnetten geplaatst worden;
    3. invloed van het reliëf op de zichtbaarheid;
    4. het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
    5. de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
    6. de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.
  2. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies.
  3. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
3.4.6 Uitbreiden woning ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van de woning en de bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 75 m³ ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goothoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.;
  2. de uitbreiding dient zich te beperken tot de begane grondbouwlaag. Een kapconstructie kan echter worden toegestaan indien dit uit architectonisch en beeldkwalitatief oogpunt geboden is;
  3. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
  4. de cultuurhistorische en architectonische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven.
3.4.7 Hogere bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak tot ten hoogste 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met de bestemming;
  2. de erfafscheidingen mogen niet gesloten zijn;
  3. de landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  2. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  3. seksuele dienstverlening;
  4. permanente bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken en recreatieve verblijven (bv. vakantieappartement/vakantiewoning) betreft;
  5. bewoning als inwoning;
  6. het beoefenen van lawaaisporten;
  7. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  8. het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen buiten het bouwvlak;
  9. de inname van mest van derden.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.6.1 Nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 behoeve het toestaan van nevenactiviteiten zoals zijn opgenomen in Bijlage 2 'Nevenactiviteiten/functieveranderingen' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande gebouwen gelegen binnen het bouwvlak, met uitzondering van een theetuin, een terras, een hondendressuurterrein, en een kamphuis/blokhut;
  2. ondergeschikte en onzelfstandige horeca is toegestaan, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m², met uitzondering van een theetuin en een terras;
  3. de oppervlakte van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 500 m²;
  4. de totale oppervlakte van nevenactiviteiten per agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 750 m²;
  5. detailhandel is toegestaan, mits enkel producten worden verkocht die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving zijn geproduceerd of bewerkt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m²;
  6. de nevenactiviteit mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. er vindt een afweging plaats met betrekking tot externe veiligheid waarbij indien nodig een verantwoording groepsrisico wordt gedaan en advies van de Veiligheidsregio wordt ingewonnen. Indien nodig kunnen hierover voorwaarden aan de afwijking worden verbonden;
  8. de verkeersaantrekkende werking is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  12. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
3.6.2 Tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde artikel 3 lid 1 ten behoeve van het toestaan van de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf.;
  2. er ontbreken voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders.
  3. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  5. het aantal te huisvesten werknemers mag niet meer bedragen dan 20;
  6. ten behoeve van de tijdelijke huisvestiging van seizoenarbeiders is tevens het plaatsen van woonunits toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het aantal woonunits niet meer mag bedragen dan 5;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.;
  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  9. de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient tenminste 50 m. te bedragen;
  10. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  12. het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de hieraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.
3.6.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor de uitoefening van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 
  1. de bed & breakfast-voorziening dient binnen de bedrijfswoning dan wel anderszins voor wonen aangegeven bebouwing inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in het bestemmingsplan aangegeven maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken; 
  2. de stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  3. de activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving;
  4. maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m², mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening;
  5. de bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan; de maximum verblijfsduur bedraagt 2 weken;
  7. het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt 8;
  8. de activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  9. de bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder';
  10. de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
  11. het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaatsvinden; de parkeernorm bedraagt 1 parkeerplaats per kamer.
3.6.4 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. het provinciaal beleid mag zich er niet tegen verzetten;  
  2. enkel kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter;
  3. kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  4. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Echt;
  5. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Susteren, mits:
    1. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    2. de kampeermiddelen buiten het seizoen worden verwijderd.
  6. de afstand tussen de kampeermiddelen en de grens van het agrarisch bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m.
  7. de afstand tussen de kampeermiddelen en verharde wegen mag niet minder bedragen dan 25 m.
  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
  9. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  10. nieuwbouw van sanitaire voorzieningen uitsluitend is toegestaan indien dit niet mogelijk is in de bestaande gebouwen, mits;
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m.
  11. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
3.6.5 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning of een daarbij behorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
  3. uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond;
  4. de woning blijft voldoen aan de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  5. er wordt geen medewerking verleend aan bedrijvigheid anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven;
  6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps-/ bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  7. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  8. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  9. detailhandel mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
  10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  11. het gebruik levert geen ernstige hinder op voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
3.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  3. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  5. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
3.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3 lid 7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  4. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
3.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3 lid 7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden.
 
3.7.4 Advies
Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder artikel 3 lid 7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
 
3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
3.9 Wijzigingsbevoegdheid

 
3.9.1 Vergroting van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven mag na vergroting niet meer bedragen dan 2 ha, met dien verstande dat, indien de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' de oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
  2. aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  3. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  5. er dient aangetoond te zijn dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen die betrekking hebben op de waterhuishouding;
  6. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2;
  7. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
3.9.2 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van het bouwvlak en de tuinen, erven en inritten behorende bij de bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:
  1. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij dient getoetst te worden aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit;
  2. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  3. het aantal woningen na wijziging niet meer mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt;
  4. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  5. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  6. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels worden de bepalingen van artikel 15 in acht genomen;
  7. de woning dient te passen binnen de kaders zoals gesteld in de regionale woonvisie.
 
3.9.3 Gebruiksgerichte paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een gebruiksgerichte paardenhouderij en de gronden te voorzien van de aanduiding 'paardenhouderij', onder de voorwaarden dat:
  1. de vestiging van de gebruiksgerichte paardenhouderij geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  2. de wijziging geen onevenredige beperking mag opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen;
  3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  4. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
3.9.4 Plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat ter plaatse van een agrarische bedrijfswoning inclusief de tuin de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt opgenomen, onder de voorwaarden dat:
  1. sprake is van een bestaande agrarische bedrijfswoning;
  2. aangetoond is dat de bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  3. wonen door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde plaatsvindt;
  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden, (agrarische) bedrijven en andere omgevingswaarden. In elk geval dient, wanneer er sprake is van dierenverblijven bij agrarische bedrijven van derden, een afstand van 50 m. aangehouden te worden tussen de plattelandswoning inclusief de tuin en het meest nabij gelegen dierenverblijf. De afstand wordt gemeten vanaf het emissiepunt.
  6. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. agrarisch grondgebruik;
  2. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische en natuurwaarden van Natura2000-gebieden;
  3. behoud en bescherming onverharde en halfverharde wegen;
  4. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden;
  5. behoud en ontwikkeling van recreatief medegebruik;
  6. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
  7. intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' de oppervlakte van de intensieve veehouderij niet meer mag bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  8. akkerbouwbedrijf,uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw';
  9. paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  10. een fruitteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘fruitteelt’;
  11. bedrijfswoningen, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1;
  12. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, met dien verstande dat:
    1. uitsluitend detailhandel in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Onder agrarische producten worden tevens streekproducten en aanverwante artikelen, passend in het assortiment van boerderijwinkels, gerekend;
    2. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit uitsluitend is toegestaan binnen de bestaande bebouwing en het verkoopvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 200 m²;
  13. aan huis verbonden beroep in de bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk, mits:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  14. waterretentie, natuurvriendelijke oevers en het onderhouden van de waterloop voorzover de gronden zijn gelegen binnen 5 m. van de bestemming 'Water';
  15. water in de vorm van overkluisde watergangen, ter plaatse van de aanduiding 'water';
  16. opslag 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag 1’;
  17. buitenactiviteiten behorende bij een wellnessinstituut, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – wellnessinstituut’;
  18. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  19. een stroomgeleidingsdam, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - stroomgeleidingsdam';
  20. voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorzieningen e.d., ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening',

    met de daarbij behorende:
  21. inritten, erven en terreinen;
  22. erfbeplanting;
  23. tuinen bij bedrijfswoningen;
  24. nutsvoorzieningen;
  25. wegen en paden;       
  26. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken
Op de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 1 mogen de onderstaande bouwwerken uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd:
  1. de bij één agrarisch bedrijf behorende bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande veestallen zijn toegestaan;
  2. bedrijfswoning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met in achtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 1;
  3. paardenbakken tot een oppervlakte van 1.200 m²;
  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen mestplaten, hooibergen, mestsilo's, sleufsilo's, voedersilo's, kuilvoeropslag e.d.;
  5. teeltondersteunende voorzieningen;
  6. kassen.
4.2.2 Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming
Binnen de gehele bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bestaande schuilgelegenheden, met dien verstande dat de schuilgelegenheden op een legale wijze tot stand zijn gekomen;
  2. bestaande bebouwing, met dien verstande dat de bestaande bebouwing op een legale wijze tot stand is gekomen;
  3. gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, abri's, schakelstations, meet- en regelstations;
  4. teeltondersteunende voorzieningen, uitsluitend in de vorm van afdekfolie en minitunnels;
  5. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zoals bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding en niet zijnde de bouwwerken zoals bedoeld in artikel 4 lid 2.1 sub d.
4.2.3 Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 4.2.1 en 4.2.2, gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken
    Maximale goothoogte in m
    Maximale bouwhoogte in m
    Maximale oppervlakte in m²
    Maximale inhoud in m³
    Bedrijfsgebouwen  
    7,7  
    13,2  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Bedrijfswoning  
    6  
    10  
    Geen beperking  
    750  
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning  
    3,5  
    5,5  
    70, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m²
    bedraagt de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m².  
    Geen beperking  
    Teeltondersteunende voorzieningen  
    n.v.t.  
    4  
    Geen beperking  
    n.v.t.  
    Teeltondersteunende voorzieningen, in de vorm van afdekfolie en minitunnels  
    n.v.t.
    0,5
    Geen beperking
    n.v.t.
    Kassen  
    n.v.t.  
    7  
    1.000  
    n.v.t.  
    Sleufsilo's en mestopslagplaatsen e.d.  
    n.v.t.  
    6  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Hooibergen, voedersilo's e.d.  
    n.v.t.  
    15  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
    Erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak  
    n.v.t.  
    2  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak  
    n.v.t.  
    1,50  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
    gebouwen van openbaar nut, zoals trafo's, abri's, schakelstations, meet- en regelstations  
    2,7  
    3,5  
    15  
    Geen beperking  
    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zoals bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het recreatief medegebruik (o.a. zitbanken en wegwijzers), openbaar nut en verkeersgeleiding  
    n.v.t.  
    2, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de openbare verkeersverlichting niet meer dan 6 mag bedragen.  
    Geen beperking  
    Geen beperking  
          
    Overkappingen buiten het bouwvlak  
    n.v.t.  
    2  
    40 m²
    per ha  
    Geen beperking  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
    n.v.t.  
    2  
    n.v.t.  
    n.v.t.  
  1. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
4.3 Nadere eisen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de landschappelijke en ruimtelijke inpassing, zoals is bedoeld in artikel 33 lid 2.2 van de uitbreiding van de agrarische bebouwing binnen het bouwvlak.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging  van  de  brandveiligheid,  rampenbestrijding  en  zelfredzaamheid  van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe  veiligheid  in  het  algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien  van  de  oriëntatie  van gebouwen  en  toegang  en  vluchtwegen,  de  bereikbaarheid  van  het  perceel  en bouwkundige  maatregelen  ter  beperking  van  de  effecten  van  bijvoorbeeld  een ongeval  met  gevaarlijke  stoffen,  alsmede  ter  voorkoming  van  hoge personendichtheden.
4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Overschrijden van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak en het veranderen van de vorm van het bouwvlak voor het bouwen van bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de overschrijding mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak;
  2. de overschrijding voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' uitsluitend is toegestaan in verband met de wettelijke eisen in het kader van het dierenwelzijn, zonder vergroting van het aantal dieren en indien de inbreidingsmogelijkheden op het bouwvlak hiervoor niet benut kunnen worden;
  3. de overschrijding en de vormverandering dient aantoonbaar noodzakelijk te zijn in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
  4. de bebouwing een compact geheel dient te vormen met de bestaande bebouwing.
  5. aangrenzende natuur- en landschapswaarden door de overschrijding en de vormverandering niet onevenredig worden aangetast;
  6. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  7. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2;
  8. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
4.4.2 Het bouwen van veestallen binnen het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 ten behoeve van het bouwen van veestallen binnen het bouwvlak, mits is aangetoond dat geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied, dan wel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied.
 
4.4.3 Schuilgelegenheden
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de schuilgelegenheid is noodzakelijk uit het oogpunt van dierenwelzijn;
  2. de schuilgelegenheid wordt uitsluitend gebruikt voor hobbymatig (agrarisch) gebruik;
  3. het perceelsoppervlak bedraagt minimaal 5.000 m² en grenst niet aan het huisperceel van de eigenaar;
  4. de schuilgelegenheid wordt aan de rand van perceel opgericht;
  5. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m² en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.;
  6. één wand van de schuilgelegenheid dient open te zijn;
  7. de landschappelijke- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  9. er mag geen buitenopslag plaatsvinden;
  10. de schuilgelegenheid mag niet worden voorzien van bouwwerken, zoals een rijbak, stapmolen, stro- en hooiopslag en parkeerplaats voor een paardentrailer;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2
4.4.4 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in
artikel 4 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd, tenzij is aangetoond dat er geen mogelijkheden zijn om teeltondersteunende voorzieningen direct aansluitend aan het bouwvlak te realiseren;
  2. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn en na afloop geheel worden verwijderd;
  3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2;
  4. sublid ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen dienen direct aansluitend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd, tenzij is aangetoond dat er geen mogelijkheden zijn om teeltondersteunende voorzieningen direct aansluitend aan het bouwvlak te realiseren;
    2. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn en na afloop geheel worden verwijderd;
    3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2.
4.4.5 Hagelnetten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van hagelnetten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
  1. de hagelnetten dienen landschappelijk te worden ingepast. Dit betekent in ieder geval dat netten niet mogen doorlopen tot aan de grond en voorts dat randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de zichtbaarheid van de hagelnetten. Bij het toetsen van de toelaatbaarheid zijn, mede met het oog op de zichtbaarheid, de volgende aspecten van belang:
    1. zicht op de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    2. beschrijving van de locaties waar de hagelnetten geplaatst worden;
    3. invloed van het reliëf op de zichtbaarheid;
    4. het gebruikte (constructie)materiaal voor de netten;
    5. de aangevraagde oppervlakte hagelnetten;
    6. de ligging ten opzichte van wegen, paden, dorpen en bebouwing.
  2. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies.
  3. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.
4.4.6 Uitbreiden woning ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van de woning en de bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 75 m³ ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goothoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.;
  2. de uitbreiding dient zich te beperken tot de begane grondbouwlaag. Een kapconstructie kan echter worden toegestaan indien dit uit architectonisch en beeldkwalitatief oogpunt geboden is;
  3. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen.
  4. de cultuurhistorische en architectonische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven.
4.4.7 Hogere bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 2.3 ten behoeve van het vergroten van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak tot ten hoogste 2 m., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk in verband met de bestemming;
  2. de erfafscheidingen mogen niet gesloten zijn;
  3. de landschappelijke waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast;
  5. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. het gebruik van meer dan één bouwlaag van een bouwwerk voor het houden van dieren;
  2. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  3. seksuele dienstverlening;
  4. permanente bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken en recreatieve verblijven (bv. vakantieappartement/vakantiewoning) betreft;
  5. bewoning als inwoning;
  6. het gebruik van gronden als volkstuin;
  7. het beoefenen van lawaaisporten;
  8. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  9. het stallen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen buiten het bouwvlak;
  10. de inname van mest van derden.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.6.1 Nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve het toestaan van nevenactiviteiten zoals zijn opgenomen in Bijlage 2 'Nevenactiviteiten/functieveranderingen' mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande gebouwen gelegen binnen het bouwvlak, met uitzondering van een theetuin, een terras, een hondendressuurterrein, en een kamphuis/blokhut.
  2. ondergeschikte en onzelfstandige horeca is toegestaan, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m², met uitzondering van een theetuin en een terras;
  3. de oppervlakte van nevenactiviteiten niet meer bedraagt dan 500 m²;
  4. de totale oppervlakte van nevenactiviteiten per agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 750 m².
  5. detailhandel is toegestaan, mits enkel producten worden verkocht die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving zijn geproduceerd of bewerkt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m²;
  6. de nevenactiviteit mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. er vindt een afweging plaats met betrekking tot externe veiligheid waarbij indien nodig een verantwoording groepsrisico wordt gedaan en advies van de Veiligheidsregio wordt ingewonnen. Indien nodig kunnen hierover voorwaarden aan de afwijking worden verbonden;
  8. de verkeersaantrekkende werking is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  12. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
4.6.2 Tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve van het toestaan van de tijdelijke huisvesting van seizoenarbeiders, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. een dergelijke huisvesting is noodzakelijk vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte in het betreffende agrarische bedrijf;
  2. er ontbreken voldoende structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting elders;
  3. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  4. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  5. het aantal te huisvesten werknemers mag niet meer bedragen dan 20;
  6. ten behoeve van de tijdelijke huisvestiging van seizoenarbeiders is tevens het plaatsen van woonunits toegestaan, met dien verstande dat:
    1. het aantal woonunits niet meer mag bedragen dan 5 m.;
    2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.;
  7. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  9. de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient tenminste 50 m. te bedragen;
  10. voldaan moet worden aan de bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2
  12. het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de hieraan ten grondslag liggende tijdelijk grote arbeidsbehoefte niet meer aanwezig is.
4.6.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 voor de uitoefening van een bed & breakfast, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:  
  1. de bed & breakfast-voorziening dient binnen de bedrijfswoning dan wel anderszins voor wonen aangegeven bebouwing inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in het bestemmingsplan aangegeven maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken; 
  2. de stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  3. de activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving;
  4. maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m², mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening;
  5. de bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning; het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan; de maximum verblijfsduur bedraagt 2 weken;
  7. het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt 8;
  8. de activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  9. de bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder;
  10. de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
  11. het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaatsvinden; de parkeernorm bedraagt 1 parkeerplaats per kamer.
4.6.4 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. het provinciaal beleid mag zich er niet tegen verzetten;
  2. enkel kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter;
  3. kleinschalig kamperen is enkel toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
  4. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Echt;
  5. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Susteren, mits:
    1. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    2. de kampeermiddelen buiten het seizoen worden verwijderd.
  6. de afstand tussen de kampeermiddelen en de grens van het agrarisch bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m.;
  7. de afstand tussen de kampeermiddelen en verharde wegen mag niet minder bedragen dan 25 m.;
  8. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
  9. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  10. nieuwbouw van sanitaire voorzieningen uitsluitend is toegestaan indien dit niet mogelijk is in de bestaande gebouwen, mits;
    1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m.
4.6.5 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning of een daarbij behorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
  3. uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond;
  4. de woning blijft voldoen aan de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening.
  5. er wordt geen medewerking verleend aan bedrijvigheid anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven;
  6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps- / bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  7. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  8. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  9. detailhandel mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
  10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  11. het gebruik levert geen ernstige hinder op voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  6. het verwijderen van half- en onverharde wegen of paden;
  7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  8. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt.
4.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4 lid 7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  4. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden.
 
4.7.4 Advies
Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder artikel 4 lid 7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
 
4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
4.9 Wijzigingsbevoegdheid

 
4.9.1 Vergroting van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten van het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven mag na vergroting niet meer bedragen dan 1,5 ha.;
  2. het bouwvlak voor intensieve veehouderijen mag niet worden vergroot;
  3. aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  4. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
  6. er dient aangetoond te zijn dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen die betrekking hebben op de waterhuishouding;
  7. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.2;
  8. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
4.9.2 Wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden -  Natuur- en landschapswaarden' ter plaatse van het bouwvlak en de tuinen, erven en inritten behorende bij de bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
  1. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij dient getoetst te worden aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit;
  2. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  3. het aantal woningen na wijziging niet meer mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt;
  4. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  5. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  6. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels worden de bepalingen van artikel 15 in acht genomen;
  7. de woning dient te passen binnen de kaders zoals gesteld in de regionale woonvisie.
4.9.3 Gebruiksgerichte paardenhouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een gebruiksgerichte paardenhouderij en de gronden te voorzien van de aanduiding 'paardenhouderij', met dien verstande dat:
  1. de vestiging van de gebruiksgerichte paardenhouderij geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg mag hebben;
  2. de wijziging geen onevenredige beperking mag opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven en woningen;
  3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  4. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
4.9.4 Plattelandswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in die zin dat ter plaatse van een agrarische bedrijfswoning inclusief de tuin de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt opgenomen, onder de voorwaarden dat:
  1. sprake is van een bestaande agrarische bedrijfswoning;
  2. aangetoond is dat de bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  3. wonen door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde plaatsvindt;
  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen ten aanzien van omwonenden, (agrarische) bedrijven en andere omgevingswaarden. In elk geval dient, wanneer er sprake is van dierenverblijven bij agrarische bedrijven van derden, een afstand van 50 m. aangehouden te worden tussen de plattelandswoning inclusief de tuin en het meest nabij gelegen dierenverblijf. De afstand wordt gemeten vanaf het emissiepunt.
  6. sprake is van een verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
Artikel 5 Bedrijf

 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', met uitzondering van geluidzoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  2. een waterproductiebedrijf met bijbehorende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterproductiebedrijf';
  3. een caravangroothandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravangroothandel';
  4. een expeditiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - expeditiebedrijf';
  5. een grondverzet- en transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet- en transportbedrijf';
  6. een kunstsmederij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunstsmederij';
  7. het stallen van auto's behorende bij het garagebedrijf aan de Maaseikerweg 38 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling van auto's t.b.v. garage';
  8. een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf';
  9. een werkplaats en loods ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werkplaats en loods';
  10. een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  11. een rioolwatergemaal, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwatergemaal';
  12. opslag 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag 1’;
  13. bedrijfswoningen, met dien verstande dat:
    1. het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 1;
    2. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', de bedrijfswoning enkel is toegestaan binnen het aanduidingsvlak;
  1. aan huis verbonden beroep in de bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
met de daarbij behorende:
  1. inritten, erven en terreinen;
  2. tuinen bij bedrijfswoningen;
  3. parkeervoorzieningen,
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  6. wegen en paden.
Ten behoeve van de toegestane bedrijfsactiviteiten dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
 
5.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:


    Bouwwerken
    Maximale goothoogte in m Maximale bouwhoogte in m Maximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Bedrijfsgebouwen  6,6  11  De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  Geen beperking  5  
    Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterproductiebedrijf'  De bestaande goothoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  De bestaande bouwhoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  n.v.t.  n.v.t.  
    Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwatergemaal'  3  Geen beperking  Geen beperking  n.v.t.  n.v.t.  
    Bedrijfswoning  6  10  Geen beperking  750  5  
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning  3,5  5,5  70, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m².  Geen beperking  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn  n.v.t.  1  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn  n.v.t.  2  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning  n.v.t.  12  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Overkappingen  n.v.t.  3  40  n.v.t.  n.v.t.  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  6  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van de externe veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels

 
5.4.1 Vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2 ten behoeve van het vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen tot een maximum van 10% van de bestaande gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  3. natuur- en landschapswaarden worden door de vergroting niet onevenredig aangetast;
  4. deze uitbreiding heeft niet eerder plaatsgevonden middels een afwijking bij een omgevingsvergunning;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie;
    5. de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
5.4.2 Uitbreiden bedrijfswoning ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2 ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met ten hoogste 75 m³ ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goothoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.;
  2. de uitbreiding dient zich te beperken tot de begane grondbouwlaag. Een kapconstructie kan echter worden toegestaan indien dit uit architectonisch en beeldkwalitatief oogpunt geboden is;
  3. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
  4. de cultuurhistorische en architectonische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven.
5.4.3 Verkleinen afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 2 ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
  1. het verkleinen van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is noodzakelijk in verband met de bedrijfsvoering;
  2. het verkleinen van de voorgeschreven afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven; 
  3. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  3. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
  4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG), tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  5. seksuele dienstverlening;
  6. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
5.6.1 Uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een naast-hogere categorie
  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een hogere categorie hoger dan de bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten', indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als vermeld in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten'.
  2. Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
5.6.2 Buitenopslag
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 5 ten behoeve van buitenopslag, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. aangetoond is dat de buitenopslag noodzakelijk is voor de continuïteit van het betreffende bedrijf;
  2. de belangen van de omliggende bedrijven en andere functies niet onevenredig worden aangetast;
  3. er vindt geen toename van de milieubelasting plaats;
  4. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3.
5.6.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning of een daarbij behorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:
  1.    de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2.   maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
  3.  uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond;
  4.   de woning blijft voldoen aan de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  5.   er wordt geen medewerking verleend aan bedrijvigheid anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven;
  6.  het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps-/ bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  7.    het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  8.   het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  9.   detailhandel mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
  10.   het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  11.   het gebruik levert geen ernstige hinder op voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
   
5.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  5. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  6. het verwijderen van half- en onverharde wegen of paden;
  7. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
5.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 5.7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  4. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
5.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden.
5.7.4 Advies
Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder artikel 5.7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
5.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:
  1. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij dient getoetst te worden aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit;
  2. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  3. het aantal woningen na wijziging niet meer mag bedragen dan 1, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt;
  4. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  5. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3
  6. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels worden de bepalingen van artikel 15 in acht genomen;
  7. de woning past binnen de kaders zoals gesteld in de regionale woonvisie.
Artikel 6 Cultuur en ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1.  een wellnessinstituut,

    met de daarbij behorende:     
  2. aan de functie onder a. ondergeschikte horeca I, met uitzondering van bedrijfsmatige logiesverstrekking;
  3. aan de functie onder a. ondergeschikte detailhandel;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. wegen en paden;
  6. groenvoorzieningen;
  7. parkeervoorzieningen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
6.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken Maximale goothoogte in m Maximale bouwhoogte in m Maximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Gebouwen  
    De bestaande goothoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht. 
     
    De bestaande bouwhoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  
    De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  
    Geen beperking  5  
    Overkappingen  n.v.t  3  40  n.v.t  n.v.t.  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  8  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a. dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van de externe veiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30 . 
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 6 lid 1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. bedrijfsmatige logiesverstrekking;
  2. detailhandel, anders dan ondergeschikte detailhandel;
  3. wonen;
  4. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30 . 
6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
6.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31.
 
Artikel 7 Groen

 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. calamiteitenpaden;
  4. inritten tot aangrenzende percelen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. voorzieningen van algemeen nut;
  8. water in de vorm van overkluisde watergangen, ter plaatse van de aanduiding 'water'; 
  9. kunstwerken;
  10. waterlopen en waterpartijen;
  11. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. evenementen.
7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.;
  3. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m².
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. overkappingen zijn niet toegestaan;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de hoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 12 m.
7.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30
 
7.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
7.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 8 Horeca

 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca, met de nadere bestemming die is weergegeven in de onderstaande tabel:

    Adres Nadere bestemming
    Schansweg 7Horeca I  
    Maaseikerweg 19AHoreca I  
    Maaseikerweg 19BHoreca I  
    Illikhoven 9B  Horeca I  
    Illikhoven 14AHoreca I  
    Illikhoven 16Horeca I  

  2. bedrijfswoning, met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan;
  3. een ijssalon ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ijssalon' met bijbehorend terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' met een oppervlakte van maximaal 175 m²;
  4. een terras, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' in de bestaande omvang;  
  5. aan huis verbonden beroep in de bedrijfswoning en/of bijbehorend bouwwerk, mits:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  6. wonen op de verdieping ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. parkeervoorzieningen,
  3. groenvoorzieningen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  5. wegen en paden.
8.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken Maximale goothoogte in mMaximale bouwhoogte in mMaximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Bedrijfsgebouwen  6,6  11  De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  Geen beperking  5  
    Bedrijfswoning  6  10  Geen beperking  750  5  
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning  3,5  5,5  70, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m².Geen beperking  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn  n.v.t.  1  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn  n.v.t.  2  n.v.t  n.v.t  n.v.t  
    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de bedrijfswoning  n.v.t.  12  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Overkappingen  n.v.t.  3  40  n.v.t.  n.v.t.  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  6  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
8.3 Nadere eisen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
    1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
    3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
    4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
    5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
    6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    7. ter waarborging van de externe veiligheid.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen bij toepassing van de bouwregels nadere eisen stellen ten aanzien van behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, ter voorkoming van aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.
8.4 Afwijken van de bouwregels

 
8.4.1 Vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 2 ten behoeve van het vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen tot een maximum van 10% van de bestaande gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  2. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  3. natuur- en landschapswaarden worden door de vergroting niet onevenredig aangetast;
  4. deze uitbreiding heeft niet eerder plaatsgevonden middels een afwijking bij een omgevingsvergunning;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie;
    5. de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
8.4.2 Uitbreiden bedrijfswoning ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 2 ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van de bedrijfswoning en de daarbij behorende bouwwerken met ten hoogste 75 m³ ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goothoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3,5 m. en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.;
  2. de uitbreiding dient zich te beperken tot de begane grondbouwlaag. Een kapconstructie kan echter worden toegestaan indien dit uit architectonisch en beeldkwalitatief oogpunt geboden is;
  3. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen;
  4. de cultuurhistorische en architectonische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven.
8.5 Specifieke gebruiksregels
   
8.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. perifere detailhandel;
  2. wonen, met uitzondering van de bedrijfswoning;
  3. permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  4. verkooppunten voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  5. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is geen horeca toegestaan;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten - verkoop en gebruik' is geen verkoop en gebruik toegestaan;
8.5.2 Gebruik ijssalon
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-ijssalon' gelden de volgende aanvullende gebruiksregels: 
  1. de verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel mag uitsluitend plaatsvinden vanuit de hoofdbebouwing en ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  2. feesten en partijen zijn uitsluitend inpandig en in het najaar toelaatbaar, met dien verstande dat per jaar maximaal zes feesten en partijen mogen worden gehouden.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
8.6.1 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 8 lid 1 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning of een daarbij behorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
  3. uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond;
  4. de woning blijft voldoen aan de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  5. er wordt geen medewerking verleend aan bedrijvigheid anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven;
  6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps- / bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  7. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  8. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  9. detailhandel mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf;
  10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
  11. het gebruik levert geen ernstige hinder op voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
8.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 9 Kantoor

 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. kantoor, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en verhardingen;
  2. wegen en paden;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen.
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
9.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken Maximale goothoogte in m Maximale bouwhoogte in m Maximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Gebouwen  6,6, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte'.  11, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte', met uitzondering van klokkentorens en klokkenstoelen, die mogen hoger zijn dan 10 m.  De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  Geen beperking  5  
    Overkappingen  n.v.t  3  40  n.v.t  n.v.t.  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  8  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
9.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van de externe veiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
9.5 Specifieke gebruiksregels

 
9.5.1 Verboden gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 9 lid 1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
  1. detailhandel;
  2. wonen;
  3. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
9.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit;
  2. het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan;
  3. het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal één;
  4. bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen;
  5. de economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd;
  6. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels worden de bepalingen van artikel 15 in acht genomen.
Artikel 10 Maatschappelijk

 
10.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. maatschappelijke en culturele voorzieningen, met de nadere bestemming die is weergegeven in de onderstaande tabel:  

      
    AdresNadere bestemming
    Kokkelertstraat 2 Kapel
    Illikhoven 67 Kapel

    met de daarbij behorende:
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat deze op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, tenzij op andere wijze in voldoende parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  4. groenvoorzieningen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings en infiltratievoorzieningen;
  6. wegen en paden.
10.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken Maximale goothoogte in m Maximale bouwhoogte in m Maximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Gebouwen  
    De bestaande goothoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  
     
    De bestaande goothoogte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  
     
    De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.  Geen beperking  5  
    Overkappingen  n.v.t  3  40  n.v.t  n.v.t.  
    Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  8  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a. dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
10.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  3. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van de externe veiligheid.
10.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
10.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. detailhandel, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  2. wonen;
  3. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
10.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 11 Natuur

 
11.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. behoud, herstel en versterking van landschappelijke, aardkundige en natuurwaarden;
  2. op natuurbeheer gericht agrarisch grondgebruik;
  3. behoud en herstel van rust binnen het gebied;
  4. behoud en herstel van aanwezig reliëf;
  5. behoud en ontwikkeling van de archeologische waarden;
  6. behoud en herstel van de aanwezige poelen en watergangen;
  7. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische en natuurwaarden van Natura 2000-gebieden;
  8. een stroomgeleidingsdam, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - stroomgeleidingsdam';
  9. waterretentie, natuurvriendelijke oevers en het onderhouden van de waterloop;
  10. extensief recreatief medegebruik;
  11. behoud en bescherming onverharde en halfverharde wegen;
  12. bestaande perceelsontsluitingen;
met de daarbij behorende:
  1. verkeersvoorzieningen;
  2. voorzieningen van openbaar nut.
   
11.2 Bouwregels

 
11.2.1 Gebouwen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
 
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van hoogzitten mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- en terreinafscheidingen, mag niet meer bedragen dan 2 m.
11.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
11.4 Afwijken van de bouwregels

 
11.4.1 Beheerschuur
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2.1 ten behoeve van het realiseren van een beheerschuur ten behoeve van het beheer van het onderhoud van de gronden voor doeleinden als beschreven in artikel 11 lid 1, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. het bouwwerk ter plaatse is noodzakelijk voor het beheer en het onderhoud van de gronden;
  2. het bouwwerk heeft betrekking op een beheersobject van tenminste 50 ha.;
  3. de inhoud bedraagt niet meer dan 50 m³;
  4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m.;
  5. de bouwhoogte niet meer bedraagt 4,5 m;
  6. het bouwwerk geen aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreft;
  7. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit is gebleken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe voorziening;
  8. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet mogen worden aangetast.
11.4.2 Brandtoren/uitzichttoren
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van een brandtoren/uitzichttoren, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de toren is vanuit een oogpunt van brandpreventie of brandbestrijding noodzakelijk, respectievelijk uit het oogpunt van educatie gewenst;
  2. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit is gebleken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
  3. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast.
11.4.3 Bouwwerken ten behoeve van recreatief medegebruik
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten behoeve van recreatief medegebruik, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de inhoud van gebouwen bedraagt niet meer dan 50 m³;
  2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m.;
  3. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast.
11.4.4 Erf- en terreinafscheidingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van erf- en terreinafscheidingen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m.;
  2. er is sprake van een open afrastering;
  3. de afrastering is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  4. de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS mogen niet worden aangetast.
11.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. agrarische doeleinden, behoudens voorzover dat ten dienste staat van de instandhouding of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  2. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  3. het gebruik van gronden als volkstuin;
  4. het gebruik voor recreatiedoeleinden, behoudens extensief recreatief medegebruik;
  5. het beoefenen van lawaaisporten;
  6. paardenbakken;
  7. militair gebruik;
  8. het winnen van bosstrooisel of mos, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  9. houtwinning.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
11.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 11 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  5. het verwijderen van half- en onverharde wegen of paden;
  6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  7. het ontginnen van de gronden, behoudens voor zover dit ten dienste staat aan het instandhouden van de natuurwaarden;
  8. het vellen/rooien van bos, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘bos’ binnen de bestemming ‘Natuur’ en mits het bosareaal niet structureel wordt verminderd.
11.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 11 lid 7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
11.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11 lid 7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden.
 
11.7.4 Advies
Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 11 lid 7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
 
11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
11.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 12 Natuur - Natuur na ontgronding/opvulling

 
12.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Natuur - Natuur na ontgronding / opvulling' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. natuurontwikkeling;
  2. bescherming tegen wateroverlast door realisering van stroomgeulverbredingen en weerdverlagingen in de rivier de Maas;
  3. de winning, verwerking en transport van oppervlaktedelfstoffen met bijbehorende inrichtingen;
  4. kleiberging;
  5. grinddrempels en -ruggen;
  6. tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1, lid 87;
  7. vistrappen;
  8. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. extensief recreatief medegebruik na ontgronding; 
  10. bestaande wegen;
  11. (half)verharde paden;
  12. bestaande perceelsontsluitingen;
met de daarbij behorende:
  1. verkeersvoorzieningen;
  2. voorzieningen van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
 
Op of in de tot 'Natuur - Natuur na ontgronding/opvulling' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van: 
  1. tijdelijke voorzieningen in de vorm van gebouwen, geen woning zijnde, tot een maximum bouwhoogte van 10 meter;
  2. tijdelijke voorzieningen in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum bouwhoogte van 25 meter.
12.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van tijdelijke werkwegen indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de bescherming van het woonmilieu en/of ter voorkoming van onevenredige aantasting van omliggende natuurwaarden.
 
12.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12 lid 2 ten behoeve van het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief recreatief medegebruik in de vorm van kleinschalige picknickplaatsen, zitbanken, borden, rustpunten, afvalbakken en soortgelijke voorzieningen, met dien verstande dat:   
  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.;
  2. de beoogde natuurontwikkeling niet wordt verstoord.
12.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
Artikel 13 Verkeer

 
13.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie, waarbij het aantal rijstroken niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal; 
  2. voet- en rijwielpaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  6. een brug, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  7. natuur na ontgronding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speciifieke vorm van natuur - natuur na ontgronding';
  8. straatmeubilair;
  9. voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorzieningen e.d., ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  10. water in de vorm van overkluisde watergangen, ter plaatse van de aanduiding 'water';
  11. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  12. geluidwerende voorzieningen;
  13. faunavoorzieningen;
  14. kunstwerken;
  15. waterlopen en waterpartijen;
  16. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels

 
13.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
 
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 m. bedragen;
  2. overkappingen zijn niet toegestaan;
  3. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer maximaal 18 m. bedragen.
13.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
13.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
13.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
  1. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
13.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 14 Water

 
14.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bescherming, beheer en onderhoud van watergangen en waterpartijen;
  2. de ontvangst, berging en/of afvoer van water;
  3. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden, waaronder meandering van de watergang/beek en behoud van aanwezig poelen beplanting;
  4. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische en natuurwaarden van Natura 2000-gebieden;
  5. water in de vorm van overkluisde watergangen, ter plaatse van de aanduiding 'water';
  6. scheepvaart;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen.
14.2 Bouwregels
 
14.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.
 
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
14.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
14.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
14.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels in artikel 28.
 
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 30.
 
14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
14.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 15 Wonen
 
15.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat:
    1. het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is het bouwen van nieuwe woningen, anders dan vervangende nieuwbouw, niet toegestaan;
  2. creatieve workshops ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - creatieve workshops';
  3. aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
  4. een fotograaf en reclamebureau, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – fotograaf en reclamebureau’;
  5. caravanstalling ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  6. opslag 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag 1’;
  7. opslag 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag 2’;
  8. een ijssalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ijssalon';
  9. een ontsluiting langzaam verkeer voor de ijssalon ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting langzaam verkeer ijssalon';
  10. een ontsluiting van het parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting parkeerterrein';
  11. kamerverhuur, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kamerverhuur';
  12. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – gemengd’ zijn de activiteiten pedicuresalon, schoonheidssalon en detailhandel in en workshops/cursussen op het gebied van curiosa toegestaan;
  13. aan huis verbonden beroep in de woning en/of bijbehorend bouwwerk, mits:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  14. één paardenbak per bestemmingsvlak waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 800 m²;
  15. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;          

    met de daarbij behorende:     
  16. nutsvoorzieningen;
  17. inritten, erven en terreinen;
  18. tuinen;
  19. parkeervoorzieningen;
  20. wegen en paden;
  21. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
15.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:

    Bouwwerken Maximale goothoogte in m Maximale bouwhoogte in m Maximale oppervlakte in m² Maximale inhoud in m³ Minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens in m
    Woning  6,6  11  Geen beperking   
    750 m³
     
    5  
    Bijbehorende bouwwerken  3,5  5,5  70, met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 100 m².  Geen beperking  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn  n.v.t.  1  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn  n.v.t.  2  n.v.t  n.v.t  n.v.t  
    Antennes, uitsluitend toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel van de woning  n.v.t.  12  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  
    Overkappingen  n.v.t.  3  40  n.v.t.  n.v.t.  
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  n.v.t.  3  n.v.t.  n.v.t.  n.v.t.  

  2. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a. dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  3. bijbehorende bouwwerken zijn enkel toegestaan achter de voorgevelrooilijn van de woning, met dien verstande dat de afstand van de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan tot het bijbehorende bouwwerk niet minder dan 5 mag bedragen;
  4. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dient de woning binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  5. de afstand van de meeste nabijgelegen gevel van bijbehorende bouwwerken tot de woning mag niet meer dan 40 meter bedragen;
  6. herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
    2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
    3. de bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
    4. de overige bepalingen ingevolge artikel 15 lid 2 in acht worden genomen.
 
15.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van waarborging  van  de brandveiligheid,  rampenbestrijding  en  zelfredzaamheid  van personen en overige nadere eisen ten aanzien van externe  veiligheid  in  het  algemeen, bijvoorbeeld ten aanzien  van  de  oriëntatie  van gebouwen  en  toegang  en  vluchtwegen,  de  bereikbaarheid  van  het  perceel  en bouwkundige  maatregelen  ter  beperking  van  de  effecten  van  bijvoorbeeld  een ongeval  met  gevaarlijke  stoffen,  alsmede  ter  voorkoming  van  hoge personendichtheden.
 
15.4 Afwijken van de bouwregels

 
15.4.1 Vergroten van de inhoud van woningen bij sloop van voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het vergroten van de inhoud van woningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
  2. de vergroting van de woningen mag niet meer bedragen dan is weergegeven in de navolgende tabel, tot een maximum inhoud van de woning van 1.250 m³;
Gesloopte oppervlakte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen Extra uitbreiding van de woning in m³
0 - 500 m²0,5 m³
per gesloopte m²
500 - 750 m²0,35 m³ per gesloopte m²
> 750 m²0,20 m³
per gesloopte m²












15.4.2 Vergroten van de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het vergroten van de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:  
  1. alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, uitgezonderd de bij recht toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  2. de vergroting van de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan is weergegeven in de navolgende tabel, tot een maximum van 400 m²:
 
Gesloopte oppervlakte voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen
Toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken
0 - 300 m²60% van de gesloopte oppervlakte  
> 300 m²40% van de gesloopte oppervlakte  

15.4.3 Verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot minimaal 2,5 m., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de uitbreiding mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven;
  2. de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient ten minste 50 m. te bedragen.
  3. de situatie is uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar;
  4. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden.
15.4.4 Bouwen in de zijdelingse perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de uitbreiding mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven;
  2. de afstand tot kassen en boomgaarden van derden dient ten minste 50 m te bedragen;
  3. de situatie is uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar;
  4. er mag geen sprake zijn van onevenredige aantasting van de bestaande landschappelijke waarden.
15.4.5 Hogere bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het verhogen van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn tot maximaal 2 m., mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er mag geen sprake zijn aantasting van de bestaande landschappelijke waarden;
  2. voor zover de erfafscheiding hoger wordt dan 1,5 m dient deze hogere maat te worden uitgevoerd in een open constructie (zoals een spijlenhekwerk).
15.4.6 Uitbreiden woning ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van de woning en de bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 75 m³ ten behoeve van mantelzorg, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de goothoogte van de uitbreiding mag niet meer bedragen dan 3,5 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m.
  2. de uitbreiding dient zich te beperken tot de begane grondbouwlaag. Een kapconstructie kan echter worden toegestaan indien dit uit architectonisch en beeldkwalitatief oogpunt geboden is.
  3. er mag geen extra woning worden gecreëerd. Er moet dus sprake blijven van één woning: door de uitbreiding mogen niet twee volledig gescheiden of gemakkelijk te scheiden wooneenheden ontstaan met elk alle voor een huishouden benodigde voorzieningen.
  4. de cultuurhistorische en architectonische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  5. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven.
15.4.7 Herbouwen van een woning buiten de bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 2 ten behoeve van het toestaan van het herbouwen van een woning buiten de bestaande funderingen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. er vindt op enig punt aansluiting plaats op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen woning in ieder geval aan dient te sluiten op de voormalige situering;
  2. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
  3. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.
15.5 Specifieke gebruiksregels
 
15.5.1 Ambachtelijke bedrijvigheid ijssalon
Indien de ambachtelijke bedrijvigheid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ijssalon' wordt vervangen door een binnen de bestemming ‘Wonen’ toegestane andere functie (niet zijnde ambachtelijke bedrijvigheid) en gedurende een aaneengesloten periode van 3 jaren als zodanig is gebruikt, zijn de genoemde bedrijfsdoeleinden ter plaatse niet meer toegestaan.
 
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
15.6.1 Splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 1 ten behoeve van het splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de splitsing van de voormalige boerderij in twee woningen is uitsluitend toegestaan indien de bestaande inhoud van de woning meer dan 1.000 m³ bedraagt;
  2. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3
  3. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  4. de wijziging heeft geen onevenredige aantasting tot gevolg voor:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de sociale veiligheid.
15.6.2 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 1  voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:
  1. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  2. maximaal mag 1/3 van het totale vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep c.q. bedrijf, met dien verstande dat het aan te wenden vloeroppervlak nimmer meer dan 75 m² mag bedragen;
  3. uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond;
  4. de woning blijft voldoen aan de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  5. er wordt geen medewerking verleend aan bedrijvigheid anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven;
  6. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat de gebruiker van de woning ook de beroeps-/ bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
  7. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende percelen. Ook mag de activiteit geen industriële handelingen inhouden, evenmin is een seksinrichting toegestaan;
  8. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet worden gebruikt voor de activiteiten; buitenopslag is niet toegestaan;
  9. detailhandel mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit dat direct verband houdt met het aan huis verbonden bedrijf;
  10. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
  11. het gebruik levert geen ernstige hinder op voor de agrarische bedrijven in de omgeving;
15.6.3 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 1 voor de uitoefening van een bed & breakfast onder de volgende voorwaarden:  
  1. de bed & breakfast-voorziening dient binnen de woning inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in het bestemmingsplan aangegeven maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken; 
  2. de stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  3. de activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving;
  4. maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 100 m², mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening;
  5. de bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning; het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan; de maximum verblijfsduur bedraagt 2 weken;
  7. het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt 8;
  8. de activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  9. de bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder;
  10. de activiteiten mogen geen onevenredige hinder voor de woonomgeving opleveren en geen afbreuk doen aan het karakter van de omgeving;
  11. het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaatsvinden; de parkeernorm bedraagt 1 parkeerplaats per kamer.
15.6.4 Nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15 lid 1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten zoals zijn opgenomen in bijlage 2 'Nevenactiviteiten/functieveranderingen', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande gebouwen, met uitzondering van een theetuin en een terras;
  2. ondergeschikte en onzelfstandige horeca is toegestaan, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m², met uitzondering van een theetuin en een terras;
  3. de oppervlakte van nevenactiviteiten bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en de daarbij behorende bouwwerken tot een maximum van de oppervlakte zoals opgenomen in Bijlage 2 Nevenactiviteiten/functieveranderingen;
  4. de totale oppervlakte van nevenactiviteiten per woning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  5. detailhandel is toegestaan, mits enkel producten worden verkocht die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving zijn geproduceerd of bewerkt en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
  6. de nevenactiviteit mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven voortvloeiend uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  7. er vindt een afweging plaats met betrekking tot externe veiligheid waarbij indien nodig een verantwoording groepsrisico wordt gedaan en advies van de Veiligheidsregio wordt ingewonnen. Indien nodig kunnen hierover voorwaarden aan de afwijking worden verbonden;
  8. de verkeersaantrekkende werking is afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  9. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  10. buitenopslag is niet toegestaan;
  11. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  12. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
15.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 16 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 
16.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding met een vrijwaringstrook ter breedte van 36 meter aan weerszijden van de leiding.
 
16.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.
 
16.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
16.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 16 lid 2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. deze uitsluitend toelaatbaar zijn indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  2. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
16.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
16.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 16 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van bovengrondse kabels of leidingen;
  2. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  3. het aanbrengen van hoogopgaande bomen of beplantingen;
  4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
  5. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
  6. het aanbrengen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  7. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
16.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 16 lid 7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
16.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16 lid 7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen, nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
 
16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
16.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 17 Leiding - Ondergronds

 
17.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Leiding - Ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en onderhoud van de rioolwatertransportleiding.
17.2 Bouwregels
 
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.
 
17.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
17.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat deze gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend toelaatbaar zijn indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten en het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
17.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
17.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 17.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren: 
  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als houtteelt;
  5. het aanleggen van landschapselementen;
  6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - landschapselement';
  7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  10. het heien of anderszins inbrengen van voorwerpen in de grond;
17.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 17.7.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
17.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunning wordt de betreffende leidingbeheerder gehoord.
17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
17.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

 
18.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in de historische dorpskern dan wel een ander niet beschermd AMK-terrein.
 
18.2 Bouwregels

 
18.2.1 Binnen de dubbelbestemming
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
18.2.2 Binnen de overige bestemmingen
Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande dat, indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 m. onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 250 m² dan dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
18.2.3 Uitzonderingen
Het indienen van een ingevolge artikel 18 lid 2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
18.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 18 lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
18.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 18 lid 2.2 of artikel 18 lid 7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
 
18.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
18.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
18.7.1 Verbod
Het is verboden op de in artikel 18 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
  1. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het slopen van funderingen;
  3. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
18.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 18 lid 7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 0,40 m. onder maaiveld.
18.7.3 Archeologisch onderzoek
Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 250 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
18.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht
Het indienen van een ingevolge artikel 18 lid 7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
18.7.5 Regels omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 18 lid 7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
18.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
18.9 Wijzigingsbevoegdheid

 
18.9.1 Verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen de dubbelbestemming 'waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
  1. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  3. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 3

 
19.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachtsgebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
 
19.2 Bouwregels

 
19.2.1 Binnen de dubbelbestemming
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
19.2.2 Binnen de overige bestemmingen
Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
19.2.3 Uitzonderingen
Het indienen van een ingevolge artikel 19 lid 2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
19.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 19 lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 19 lid 2.2 of artikel 19 lid 7.3 gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
 
19.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
19.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
19.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
19.7.1 Verbod
Het is verboden op de in artikel 19 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
  1. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het slopen van funderingen;
  3. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
19.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 19 lid 7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  3. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 0,40 m. onder maaiveld.
  4. die reeds in het kader van het Grensmaasproject zijn vergund.
19.7.3 Archeologisch onderzoek
Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
19.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht
Het indienen van een ingevolge artikel 19 lid 7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
19.7.5 Regels omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 19 lid 7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
19.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
19.9 Wijzigingsbevoegdheid

 
19.9.1 Verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
  1. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  3. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
Artikel 20 Waarde - Archeologie 5

 
20.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachtsgebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
 
20.2 Bouwregels

 
20.2.1 Binnen de dubbelbestemming
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
 
20.2.2 Binnen de overige bestemmingen
Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 30 m² de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
20.2.3 Uitzonderingen
Het indienen van een ingevolge artikel 20 lid 2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
20.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 20 lid 2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
20.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 20 lid 2.2 of artikel 20 lid 7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
 
20.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
20.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
20.7.1 Verbod
Het is verboden op de in artikel 20 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
  1. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het slopen van funderingen;
  3. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  6. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
20.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 20 lid 7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 0,40 m. onder maaiveld.
20.7.3 Archeologisch onderzoek
Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 1000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:
  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  2. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
20.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht
Het indienen van een ingevolge artikel 20 lid 7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
 
20.7.5 Regels omgevingsvergunning
Indien uit het in artikel 20 lid 7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
20.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
20.9 Wijzigingsbevoegdheid

 
20.9.1 Verwijderen dubbelbestemming
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op de verbeelding een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
  1. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  3. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.
Artikel 21 Waterstaat - Beschermingszone waterkering

 
21.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering.
 
21.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van de waterstaat en/of waterkering met een maximale bouwhoogte van 4 meter.
 
21.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
21.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod in artikel 21 lid 2 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits de bouw verenigbaar is met de belangen van de waterstaat en/of waterkering en de beheerder van de waterkering hiervoor toestemming heeft verleend.
 
21.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
21.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
21.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:  
  1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  5. het vellen of rooien van houtgewas.
21.7.2 Uitzonderingen
Het in artikel 21 lid 7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:  
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
21.7.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21 lid 7.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning wordt de beheerder van de waterkering gehoord.
  
21.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
21.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 22 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

 
22.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed.
 
22.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
 
22.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
22.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het in artikel 22 lid 2 opgenomen verbod is niet van toepassing voor het bouwen overeenkomstig de bestemming 'Waterstaat-Stroomvoerend rivierbed' alsmede voor het oprichten van bouwwerken krachtens de onderliggende bestemming indien de daarvoor vereiste vergunning op basis van de Waterwet is verleend dan wel Rijkswaterstaat heeft beoordeeld dat een vergunning op basis van de Waterwet niet noodzakelijk is. Alsdan kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 22 lid 2 onder de voorwaarden dat:   
  1. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de bouwactiviteit(en) dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de bouwactiviteit(en) dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
22.5 Specifieke gebruiksregels

 
22.5.1 Riviergebonden activiteiten
Voor de navolgende riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend
regime van toepassing is, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 22 lid 5.3 sub b toestemming gegeven:  
  1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
  2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  3. de realisatie van natuur;
  4. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
  5. duurzame compensatie van resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
22.5.2 Niet-riviergebonden activiteiten
Voor niet-riviergebonden activiteiten in het gedeelte van het rivierbed waarop het stroomvoerend regime van toepassing is, wordt geen toestemming gegeven, tenzij, onverminderd het bepaalde in artikel 22 lid 5.3 sub b sprake is van:  
  1. een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
22.5.3 Voorwaarden
  1. De toestemming, bedoeld in artikel 22 lid 5.1 en artikel 22 lid 5.2 onder a., b. en c. wordt alleen gegeven indien:
    1. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
  2. De toestemming, bedoeld in artikel 22 lid 5.2 sub d, wordt alleen gegeven indien:
    1. voldaan wordt aan het bepaalde onder a. sub 1, 2 en 3;
    2. de gevraagde rivierverruimende maatregelen genomen worden, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
    3. de activiteiten reeds in het kader van het Grensmaasproject zijn vergund.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
22.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:  
  1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;       
  2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals damwanden, heipalen, reclamezuilen, lichtmasten, verkeersborden, verkeerssignaleringen enz.;        
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;       
  4. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;       
  5. het vellen of rooien van houtgewas.
22.7.2 Uitzonderingen
Het in artikel 22 lid 7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:  
  1. die het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd (water)vergunning, melding of anderszins mogen worden uitgevoerd.
  3. die reeds in het kader van het Grensmaasproject zijn vergund.
22.7.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 22 lid 7.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22 lid 7.1 dient Rijkswaterstaat toestemming te hebben verleend.
 
22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
22.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 23 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

 
23.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging van rivierwater.
 
23.2 Bouwregels
 
In of op de voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' bestemde gronden wordt voor alle activiteiten toestemming verleend, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. de andere aan deze gronden gegeven bestemming laten dit toe;
  2. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft; 
  3. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; 
  4. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; 
  5. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn; 
  6. er overeenstemming is bereikt met de rivierbeheerder.
23.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
23.4 Afwijken van de bouwregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
23.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
23.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:   
  1. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;        
  2. het (half)verharden van paden en wegen;
  3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  4. het vellen of rooien van houtgewas;
  5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;       
  6. het verlagen of verhogen van het waterpeil.
23.7.2 Uitzonderingen
Het in artikel 23 lid 7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:  
  1. het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagd (water)vergunning, melding of anderszins mogen worden uitgevoerd.
 
23.7.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23 lid 7.2 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect, te verwachte gevolgen de in de aanhef van dit artikel omschreven doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23 lid 7.1 dient de rivierbeheerder toestemming te hebben verleend.
 
23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
23.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

 
24.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
 
24.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat:
  1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m.;
  2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
24.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
24.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24 lid 2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.
 
24.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 30.
 
24.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
24.7.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 24 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren: 
  1. het wijzigen van het profiel van de bodem en de dijken;
  2. het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het vellen of rooien van het houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van het houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
  4. het bebossen of het aanleggen van kruitachtige of houtachtige gewassen op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet met een dergelijke vegetatie begroeid waren;
  5. het aanleggen van leidingen en andere ondergrondse constructies;
  6. het graven van sleuven.
24.7.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 24 lid 7.1 is niet van toepassing: 
  1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
24.7.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
24.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
24.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
Artikel 25 Waterstaat - Waterlopen

 
25.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van de aangrenzende waterloop, alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden van de waterloop.
 
25.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regels: 
  1. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat ze naar aard en afmetingen bij de bestemming passen.
  3. De gebods- en verbodsregels van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zijn van toepassing.
25.3 Nadere eisen
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
25.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan, gehoord het betreffende waterschap, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25 lid 2 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits door de bouw of situering van de bouwwerken als bedoeld onder a. en b. van artikel 25 lid 2 geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige functie dan wel geen onevenredige schade aan de specifieke ecologische waarden wordt of kan worden toegebracht.
 
25.5 Specifieke gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 28.
 
25.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
25.7.1 Verbod
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het, voor zover niet reeds gebonden aan een vergunning op grond van de bestemming en/of de van toepassing zijnde Keur van het Waterschap, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  4. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  5. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen die dieper wortelen dan 0,75 meter.
25.7.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 25 lid 7.1 is niet van toepassing: 
  1. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  3. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  4. voor het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik en voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde regels van toepassing zijn;
  5. voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
  6. voor werken en werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
25.7.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden in artikel 25 lid 7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 25 lid 1 genoemde waarden niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt het betreffende Waterschap gehoord.
 
25.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
Niet van toepassing voor deze bestemming.
 
25.9 Wijzigingsbevoegdheid
 
Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 31
3 Algemene regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene bouwregels

 
27.1 Algemene regels
 
 
27.1.1 Algemeen
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
27.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

 
27.2.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Parkeerkencijfers' worden nageleefd.
 
27.2.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 27 lid 2.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m. bij 5,00 m. en maximaal 3,25 m bij 6,00 m. bedragen.
 
27.2.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
 
27.2.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 2.1 en artikel 27 lid 2.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.
 
27.2.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.
27.3 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
27.3.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. In aanvulling op het bepaalde onder a en b is, voor zover passend binnen de betreffende bestemmingsomschrijving, maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
  2. Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
27.4 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
27.4.1 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen meer
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
27.4.2 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen minder
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
27.4.3 (Her)oprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 27.4.1 en artikel 27.4.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 28 Algemene gebruiksregels

 
28.1 Gebruiksverbod
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
 
28.2 Voorbeelden van strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
  1. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

 
29.1 geluidzone - industrie
 
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
 
29.2 milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk I

 
29.2.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk I' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  3. een bodemenergiesysteem op te richten, die dieper reikt dan 30 meter beneden het maaiveld;
  4. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
29.2.2 Uitzonderingen
De in artikel 29 lid 2.1 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
29.2.3 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29 lid 2.1 als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.
 
29.3 milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk II

 
29.3.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  3. een bodemenergiesysteem op te richten, die dieper reikt dan 30 meter beneden het maaiveld;
  4. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
29.3.2 Uitzonderingen
De in artikel 29 lid 3.1 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
29.3.3 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29 lid 3.1 als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.
 
29.4 milieuzone - geurzone
  1. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.  
  2. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
29.5 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.
  2. Uitsluitend mag bebouwing worden opgericht welke noodzakelijk is in verband met de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.
29.6 milieuzone - waterwingebied
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bestemd voor de winning van (drink)water uit het grondwater.
  2. Uitsluitend mag bebouwing worden opgericht welke noodzakelijk is in verband met de openbare drinkwaterwinning.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van het winnen van drinkwater en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.
29.7 ecologische hoofdstructuur

 
29.7.1 Functies
Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de gebieden.
 
29.7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 29 lid 7.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
    4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    5. het aanleggen van landschapselementen;
    6. het vellen of rooien van bos;
    7. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    8. het verwijderen van half- en onverharde wegen of paden;
    9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en/of hiervoor een vergunning is verleend;
    3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    4. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a. mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
29.8 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
 
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' geldt dat uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet mogelijk is.
 
29.9 veiligheidszone - lpg
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
  2. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het bouwen van beperkt kwetsbare objecten ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' indien de ontwikkeling om zwaarwegende redenen plaatsvindt en uit het oogpunt van het groepsrisico verantwoord wordt geacht.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
    1. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting/activiteit (bestaande uit een lpg-vulpunt, lpg-reservoir en lpg-afleverinstallatie) niet meer aanwezig is; 
    2. de omvang en situering van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt gewijzigd indien:
      1. de hoedanigheid van de betreffende risicovolle functie is gewijzigd;
      2. de ligging van de zone is afgestemd op de risicocontouren ingevolge de van toepassing zijnde wettelijke regels.
29.10 vrijwaringszone - vaarweg
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden gebouwd, met uitzondering van de met vaarweg verband houdende bouwwerken.
  2. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a voor het bouwen van een bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', mits door de bouw van deze bebouwing de belangen van de vaarweg niet onevenredig worden geschaad. Daartoe dient vooraf Rijkswaterstaat te worden gehoord.
  3. De in sub b. bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.
29.11 'vrijwaringszone - weg 0-25 meter' en 'vrijwaringszone - weg 25-50 meter'

 
29.11.1 Verbod
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-25 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van:
    1. bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer;
    2. vervangende nieuwbouw.
  2. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 25-50 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, slechts bouwwerken, anders dan vervangende nieuwbouw, worden opgericht indien de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad, gehoord de wegbeheerder.
29.11.2 Afwijken van de verbodsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29 lid 11.1 sub a nadat advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.
 
29.12 wetgevingszone - wijzigingsgebied
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied’ het plan te wijzigen naar de bestemming ‘Natuur’, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de functie van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  2. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden zulks wensen.
Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

 
30.1 Afwijken van de regels
 
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken:
  1. voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
  2. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
    1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  4. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    2. er sprake is van maximaal één bouwlaag;
    3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  5. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 m, mits:
    1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
  6. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 m;
  7. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 m.
30.2 Paardenbakken
 
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in de artikelen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' en 'Wonen' ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen' en buiten het bouwvlak van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden', met dien verstande dat:
  1. de paardenbak achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs)woning, aansluitend aan bestaande bebouwing dan wel direct aansluitend aan achterzijde van bouwperceel, dient te worden gesitueerd;
  2. de oppervlakte van een paardenbak behorende bij een woning niet meer mag bedragen dan 800 m²;
  3. de oppervlakte van een paardenbak behorende bij een agrarisch bedrijf niet meer mag bedragen dan 1200 m²;
  4. de afstand van de paardenbak tot de (bedrijfs)woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
  5. er maximaal 1 paardenbak per (bedrijfs)woning is toegestaan;
  6. een stapmolen bij de paardenbak buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak niet is toegestaan;
  7. de bouwhoogte van de omheining bij de paardenbak niet meer dan 1,80 m bedraagt;
  8. lichtmasten bij paardenbak buiten het bouwvlak of het bestemmingsvlak zijn niet toegestaan;
  9. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  10. de afstand van de paardenbak tot beschermde gebieden op grond van Natuurbeschermingswet 1998 niet minder dan 100 m. mag bedragen;
  11. er mag geen sprake mag zijn van onevenredige hinder voor omwonenden dan wel geen sprake van schade aan aangrenzende natuur- en landschapswaarden.
Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

 
31.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. de overschrijdingen als bedoeld sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
31.2 Functieverandering
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' en de bouwpercelen binnen de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' te wijzigen te behoeve van het toestaan van de functies die zijn genoemd in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' en bijlage 2 'Nevenactiviteiten/functieveranderingen', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de oppervlakte van de bebouwing ten behoeve van de nieuw te realiseren activiteit mag niet meer bedragen dan 500 m², dan wel de bestaande oppervlakte binnen de bestemming 'Bedrijf' indien deze meer bedraagt dan 500 m²;
  2. de overtollige bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning met de daarbij behorende bouwwerken en monumentale bebouwing, dient te worden gesloopt;
  3. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3;
  4. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. buitenopslag is niet toegestaan;
  6. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als onzelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de nieuw te realiseren activiteit in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen, tot een maximale omvang van 150 m²;
  7. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de milieusituatie;
    2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    3. de stedenbouwkundige situatie;
    4. de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie;
  8. bij een wijziging van de gronden welke niet zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf' naar een functie welke is opgenomen in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' zijn uitsluitend bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2, welke zijn opgenomen in bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten' toegestaan, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen of risicovolle inrichtingen, met dien verstande dat mestbewerkingsbedrijven en mestverwerkingsbedrijven niet zijn toegestaan;
  9. bij een wijziging naar een minicamping gelden de volgende regels:
    1. de oppervlakte van het perceel dient minimaal 0,5 ha te bedragen;
    2. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Echt;
    3. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan in de voormalige gemeente Susteren, mits:
      1. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
      2. de kampeermiddelen buiten het seizoen worden verwijderd;
    4. de minicamping enkel is toegestaan in de periode van 1 maart tot 31 oktober;
    5. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33 lid 2.3.
    6. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
Artikel 32 Algemene procedureregels
 
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
  1. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende zes weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
  2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;
  3. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
  4. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 33 Overige regels

 
33.1 Voorrangsregels

 
33.1.1 Voorrangsregels
Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 15 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
 
33.1.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
  1. Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 5;
  2. Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  3. Leiding - Ondergronds;
  4. Waterstaat - Waterkering;
  5. Waterstaat - Beschermingszone waterkering;
  6. Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed;
  7. Waterstaat - Waterbergend rivierbed;
  8. Waterstaat - Waterlopen.
33.2 Kwaliteitsregels

 
33.2.1 Algemeen
Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk. Deze ontwikkelingen dienen gecombineerd te worden met een kwaliteitsverbetering. Om deze kwaliteitsverbeteringen te kunnen bereiken worden twee instrumenten ingezet:
  1. ruimtelijke kwaliteit 'landschappelijke inpassing' voor agrarische ontwikkelingen;
  2. ruimtelijke kwaliteit 'kwaliteitsbijdrage' voor overige ontwikkelingen.
Agrarische ontwikkelingen: 'Landschappelijke inpassing'
Het instrument ruimtelijke kwaliteit agrarisch: 'Landschappelijke inpassing' is van toepassing op agrarische bedrijven. Ten behoeve van de uitbreiding van bebouwing binnen het agrarische bouwvlak is het instrument van toepassing via de nadere eisen. Wanneer er sprake is van een uitbreiding van het agrarische bouwvlak en het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen buiten het agrarische bouwvlak is het instrument van toepassing via de afwijkings- dan wel wijzigingsbevoegdheid.
 
Overige ontwikkelingen: 'Kwaliteitsbijdrage'
Het instrument ruimtelijke kwaliteit: 'Kwaliteitsbijdrage' is van toepassing voor overige ontwikkelingen in het buitengebied. Op hoofdlijnen betreft het: 
  1. functie- en gebruikswijzigingen;
  2. het ontwikkelen van nevenactiviteiten;
  3. uitbreidingen van bestaande situaties. 
Het instrument is van toepassing via de afwijkings- danwel wijzigingsbevoegdheid.
 
33.2.2 Agrarische ontwikkelingen: 'Landschappelijke inpassing'
33.2.2.1 Algemeen  
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd medewerking te verlenen aan de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkings-, wijzigings- en nadere eisenregels ten behoeve van de ontwikkeling van agrarische bedrijven, onder de voorwaarde dat naast de reeds in de betreffende regels opgenomen voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de van toepassing zijnde onderstaande 'Landschappelijke inpassing':

Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen een viertal kwaliteitspakketten:
 
Basiskwaliteit  = 10% van de oppervlakte van het deel van het bouwvlak waar nieuwe bebouwing/verharding komt. Wanneer nieuwe verharding (deels) buiten het bouwvlak is gelegen dan dient deze oppervlakte meegerekend te worden.  
Basiskwaliteit Plus  = 10% van de totale oppervlakte van de bouwvlak na uitbreiding. Wanneer nieuwe verharding (deels) buiten het bouwvlak is gelegen dan dient deze oppervlakte meegerekend te worden.  
Basiskwaliteit Plus met aanvullende kwaliteitsverbetering  = 10% van de totale oppervlakte van het bouwvlak na uitbreiding x 1,5. Wanneer nieuwe verharding (deels) buiten het bouwvlak is gelegen dan dient deze oppervlakte meegerekend te worden.  
Basiskwaliteit Plus met aanvullende kwaliteitsverbetering Plus  = 10% van de totale oppervlakte van het bouwvlak na uitbreiding x 2. Wanneer nieuwe verharding (deels) buiten het bouwvlak is gelegen dan dient deze oppervlakte meegerekend te worden.  

In onderstaande tabel is aangegeven bij welke uitbreidingssituatie welk pakket van toepassing is (aangeduid met een 'X'). Tevens is aangegeven of advies gevraagd moet worden bij de regionale kwaliteitscommissie.


AGRARISCHE ONTWIKKELING BASISKWALITEITBASISKWALITEIT PLUS BASISKWALITEIT PLUS EN AANVULLENDE KWALITEITSVERBETERING BASISKWALITEIT PLUS EN AANVULLENDE KWALITEITSVERBETERING PLUS ADVIES KWALITEITSCOMMISSIE
Uitbreiding bebouwing binnen bestaand agrarisch bouwvlak.  X  -  -  -  Nee  
Uitbreiding bebouwing binnen bestaand agrarisch bouwvlak alsmede vergroten agrarisch bouwvlak.
Onder referentiemaat (1,5 ha).  
-  X  -  -  Ja  
Uitbreiding bebouwing binnen bestaand agrarisch bouwvlak alsmede vergroten agrarisch bouwvlak.
Onder referentiemaat (1,5 ha).
Gelegen binnen Landduinen, Beekdalen en bufferzones in Oude Ontginningen, zoals aangeduid op de kaart in
Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'
-  -  X  -  Ja  
 
    33.2.2.2 Pakket Basiskwaliteit
    Wanneer het pakket 'Basiskwaliteit' van toepassing is, dient de volgende kwaliteit gerealiseerd te worden:
    1. De uitbreiding van de bebouwing en verharding en/of de plek waar de functiewijziging plaatsvindt dient landschappelijk en ruimtelijk te worden ingepast aan de hand van een inpassingsplan. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in bijlage 3 bij deze regels; 
    2. Voorzieningen ter voorkoming van problematiek op het gebied van hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/verharding. Afhankelijk van de situatie kan dat infiltratie of retentie zijn.
    Verdiscontering kan plaatsvinden met eerder gerealiseerde landschappelijke en ruimtelijke inpassingen.
     
    33.2.2.3 Pakket Basiskwaliteit Plus
    Wanneer het pakket 'Basiskwaliteit Plus' van toepassing is, dient de volgende kwaliteit gerealiseerd te worden:
    1. De uitbreiding van de bebouwing en verharding en/of de plek waar de functiewijziging plaatsvindt dient landschappelijk en ruimtelijk te worden ingepast aan de hand van een inpassingsplan. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in bijlage 3 bij deze regels; 
    2. Voorzieningen ter voorkoming van problematiek op het gebied van hemelwater als gevolg van nieuwe bebouwing/verharding. Afhankelijk van de situatie kan dat infiltratie of retentie zijn.
    3. Eén of meerdere van de onderstaande kwaliteitsverbeterende maatregelen - nader omschreven bij het van toepassing zijnde landschapstype in bijlage 3 bij deze regels - mag dan wel mogen onderdeel uitmaken van de te realiseren kwaliteitsverbetering:
      1. realisering nieuw groen, landschap en herstel cultuurhistorie;
      2. lijnvormige beplantingselementen;
      3. erfbeplantingen;
      4. natuurontwikkeling;
      5. ontwikkelen landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
      6. recreatieve ontsluiting;
      7. verwijderen bebouwing;
      8. saneren bedrijfsbebouwing;
      9. stimuleren vernatting;
      10. overgang kern-buitengebied;
      11. andere nog niet genoemde maatregelen die de initiatiefnemer in de betreffende situatie kan treffen.
    Verdiscontering kan plaatsvinden met eerder gerealiseerde landschappelijke en ruimtelijke inpassingen.
     
    33.2.3 Overige ontwikkelingen: 'Kwaliteitsbijdrage'
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd medewerking te verlenen aan de in dit bestemmingsplan opgenomen afwijkings- en wijzigingsregels, onder de voorwaarde dat naast de reeds in de betreffende regels opgenomen voorwaarden, tevens wordt voldaan aan de van toepassing zijnde onderstaande 'Kwaliteitsbijdrage':

    OVERIGE ONTWIKKELINGEN
    KWALITEITSBIJDRAGE ADVIES KWALITEITSCOMMISSIE
    GEBIEDSEIGEN RECREATIE EN TOERISME
      
    Nieuwvestiging binnen VAB  Basiskwaliteit Plus, zoals bedoeld in artikel
    33.2.2 sub c, waarbij 80% van de omtrek van de totale bestemmingsoppervlakte landschappelijk ingepast dient te worden.  
    Nee  
    Uitbreiding bestaande situatie
    Aanleg groen (5x verhard en bebouwd oppervlak). Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'.  Ja  
    Kleinschalig kampeerterrein
    Basiskwaliteit Plus, zoals bedoeld in artikel 33.2.2 sub c, waarbij de landschappelijke inpassing van het kampeerterrein een omvang heeft van 10% van de totale oppervlakte van het kampeerterrein.  Nee, wanneer binnen agrarisch bouwvlak
    Ja, wanneer buiten agrarisch bouwvlak
    UITBREIDING IN BUITENGEBIED VAN NIET-AAN-BUITENGEBIED-GEBONDEN BEDRIJVEN
      
    Nieuwvestiging binnen VAB
    Basiskwaliteit, zoals bedoeld in artikel 33.2.2 sub.  Nee  
    Uitbreiding bestaande situatie binnen bestaand bouwvlak
    Landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de uitbreiding. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'.Nee  
    Uitbreiding bestaande situatie buiten bestaand bouwvlak  Basiskwaliteit Plus, zoals bedoeld in artikel 33.2.2 sub c.  Ja  
    OVERIGE GEBOUWDE FUNCTIES
      
    Schuilgelegenheden
    Landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de schuilgelegenheid. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'.Nee  
    Nevenactiviteiten
    Landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de nevenactiviteit. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'.Nee  
    Huisvesting arbeidsmigranten
    Landschappelijke en ruimtelijke inpassing van de huisvesting. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de specifieke kenmerken van het landschap, zoals omschreven in Bijlage 3: Kenmerken landschapstype 'Maasdal'.Nee  
    Functiewijziging
    Basiskwaliteit zoals bedoeld in artikel 33.2.2 sub b.  Nee  
     
    4 Overgangs- en slotregels
    Artikel 34 Overgangsrecht

     
    34.1 Overgangsrecht bouwwerken
    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
    3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
    34.2 Overgangsrecht gebruik
    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
    Artikel 35 Slotregel
     
    Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Grensmaas 2016'.