direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerreinen actualisatie 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.94-VG01

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1': bedrijven tot en met categorie 5.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.2': bedrijven tot en met categorie 5.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 17': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
aanduiding   SBI - code   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 1   2562 / 3311   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 2   101 / 102   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 3   45204   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 4   41 / 42 / 43   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 5   310   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 6   162   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 7   222   4.1  
specifieke vorm van bedrijf - 8   4623   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 9   46722 / 46723   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 10   101   4.2  
specifieke vorm van bedrijf - 12   2399   4.2  
specifieke vorm van bedrijf - 13   251 / 331   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 14   494   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 15   237   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 16   27/28/33   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 17   2363, 2364   4.2  

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens één bedrijfswoning, tenzij anders aangeduid;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'grootschalige detailhandel': tevens grootschalige detailhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige kantoren;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting': tevens een risicovolle inrichting;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': tevens een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': tevens een vulpunt ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': tevens nutsvoorzieningen;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1' tevens activiteiten in het kader van de veerexploitatie, zoals stalling en reparatie van vaartuigen;
  • r. bedrijfsgebonden kantoren;
  • s. voorzieningen ten behoeve van scheepvaartbeheer en scheepvaartverkeersbegeleiding zoals lichten, verkeerstekens en bakens;
  • t. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • u. aan de bestemming ondergeschikte bouwdelen zoals silo's, kranen, liften en afzuiginstallaties;

met de daarbij behorende:

  • v. tuinen, erven en terreinen;
  • w. parkeervoorzieningen;
  • x. groenvoorzieningen;
  • y. waterlopen en waterpartijen;
  • z. duikers.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de afstand van gebouwen en overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 3 m.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 10 m.

3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- uit en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m;
  • d. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  • g. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m².

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van ondergeschikte bouwdelen zoals silo's, kranen, liften en afzuiginstallaties bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van scheepvaartbeheer en scheepvaartverkeersbegeleiding bedraagt ten hoogste 20 m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de hoogte van masten en antennes op gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. de bouwhoogte van kranen ter plaatse van bedrijventerrein Looveer bedraagt ten hoogste 35 m.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten opzichte van perceelsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden van de nabijgelegen gronden;
  • c. de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 om af te wijken van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrens, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met naburige panden verbonden belangen en aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  • b. de brandveiligheid gewaarborgd blijft.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. risicovolle-inrichtingen zijn niet toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • d. grootschalige detailhandel is niet toegestaan, tenzij anders is aangeduid;
  • e. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. windturbines zijn niet toegestaan;
  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee subcategorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.6.2 Afwijken ten behoeve van grootschalige detailhandel

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.5 onder d ten behoeve van de vestiging van grootschalige detailhandel met een brutovloeroppervlak van meer dan 1.500 m², indien deze vanwege specifieke ruimtelijke eisen – volumineuze goederen – en veiligheidseisen binnenstedelijk moeilijk inpasbaar zijn. De vestiging van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen is niet toegestaan.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsbevoegdheid voor risicovolle inrichtingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zodanig te wijzigen dat risicovolle inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het perceel van de risicovolle inrichting en/of;
    • 2. op gronden met de bestemming 'Groen', 'Natuur', 'Verkeer' of 'Water';
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.7.2 Wijzigingsbevoegdheid voor bedrijfsactiviteiten
  • a. het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien vernieuwde inzichten en/of technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven;
  • b. de bedrijfsactiviteiten die door middel van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden, dienen wat betreft invloed op de omgeving te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die in dit bestemmingsplan reeds is toegestaan.

3.7.3 Wijzigingsbevoegdheid bestaande Bevi-inrichtingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het verwijderen van de aanduiding 'risicovolle inrichting' en de bij de betreffende Bevi-inrichting behorende aanduiding 'veiligheidszone - lpg', indien de betreffende Bevi-inrichting ter plaatse is opgeheven;
  • b. het verkleinen van de aanduiding 'veiligheidzone - lpg', indien:
    • 1. een verkleinde PR 10-6-contour is opgenomen in een onherroepelijke milieuvergunning voor de betreffende Bevi-inrichting; of
    • 2. door veranderingen in wet- en regelgeving de betreffende PR 10-6-contour kleiner is geworden.