direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen
Plan: Gendt, Olyhorststraat 13-15
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.31-OH01

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m2;
  • b. inwoning met dien verstande dat maximaal 60 m2 van het grondvloeroppervlak van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. duikers.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. binnen een bouwvlak is maximaal één hoofdgebouw toegestaan, uitsluitend in het woningtype "vrijstaand";
  • c. de inhoud van een hoofdgebouw 'bedraagt maximaal 600 m3 dan wel in geval van een grotere inhoud, de inhoud zoals deze bestaat op het moment van inwerkingtreding van het plan, met dien verstande dat de inhoud van een hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' maximaal 1.050 m3 bedraagt;
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan één zijde;
  • e. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd:
    • 1. in dan wel maximaal 3 m uit de op de verbeelding aangegeven gevellijn;
    • 2. in dan wel maximaal 10 m uit de voorgevelbouwgrens indien op de verbeelding geen gevellijn is aangegeven;
  • f. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven.
4.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend in een bouwvlak en binnen de gronden die zijn aangeduid als 'erf' en 'specifieke bouwaanduiding - 1' worden gebouwd;
  • b. de minimale afstand tot de voorgevellijn bedraagt 3 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij een hoofdgebouw bedraagt:
    1. maximaal 75 m2 op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf' dan wel in geval van een grotere oppervlakte, de oppervlakte zoals deze bestaat op het moment van inwerkingtreding van het plan;
    2. maximaal 425 m2 bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
    met dien verstande dat:
    1. minimaal 50% van de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'erf' en 'specifieke bouwaanduiding - 1' onbebouwd dient te blijven;
    2. ondergrondse bouwwerken, overkappingen en erkers, gelegen buiten het bouwvlak en aanduidingen 'erf' en 'specifieke bouwaanduiding - 1'niet meegerekend worden bij de bepaling van het gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen;
  • d. de goothoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen mag niet hoger zijn dan de eerste volledige bouwlaag boven het peil;
  • e. de bouwhoogte voor met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen bedraagt maximaal 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte minimaal 1,5 m onder de nok van het hoofdgebouw gelegen dient te zijn. Doorgetrokken schuintes zijn wel toegestaan;
  • f. de maximale goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt 3,5 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 6,5 m.
4.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers op de gronden, die niet zijn gelegen binnen een bouwvlak, de met aanduiding 'erf' aangeduide gronden of de met aanduiding 'specifieke bouwaanduiding -1' aangeduide gronden gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend erkers toegestaan;
  • b. de breedte van een erker bedraagt aan de voorzijde maximaal 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en aan de zijgevel maximaal 50% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de maximale hoogte van een erker bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de erker bedraagt 25% van de diepte van de gronden, met een maximum van 1,5 m;
  • e. erkers op hoeken van een hoofdgebouw zijn niet toegestaan.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bij hoekwoningen, aan de zijde van het zijerf dat grenst aan de openbare weg of het openbaar groen, tot 3 m uit de voorgevellijn maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
4.2.5 Overkappingen

Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van het gehele perceel mag niet meer bedragen dan 50%, met dien verstande dat het hoofdgebouw niet meegerekend wordt;
  • d. de overschrijding van de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het wonen in vrijstaande bijgebouwen;
  • b. kamerbewoning;
  • c. seksinrichtingen.
4.4 Afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijven in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:  

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen vrijstelling wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  • f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van 60 m2.