direct naar inhoud van Regels
Plan: Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BPlglsdno2012-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012 met NL.IMRO.1696.BPlglsdno2012-va02 van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gevestigd is.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. bosbouw; de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • j. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • k. een paardenfokkerij; het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenactiviteiten, paardenschool en manege.

1.10 agrarische activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.11 agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

1.12 agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.13 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.15 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.16 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 bed & breakfast

logies met ontbijt voor maximaal 4 personen.

1.19 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.20 bedrijfsbebouwing

één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, die dienen voor de uitoefening van een bedrijf.

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan zijn of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bestaand gebruik

het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.27 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.28 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.29 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als kweekkas.

1.30 botenhuis

een bouwwerk voor de stalling van boten en de bescherming van boten tegen weersinvloeden, geplaatst in de grond of op het water.

1.31 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 buitenrijbaan of paardenbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.

1.39 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.41 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.42 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.44 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden.

1.45 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gevellijn

zie rooilijn.

1.48 golfbreker

bouwwerk (niet beloopbaar) in het water, bedoeld om het water te kalmeren en daarmee afkalving van de, ten opzichte van het open water, daarachter gelegen oever te voorkomen.

1.49 groepskamperen

het kamperen van groepen op daarvoor bestemde terreinen, in kampeermiddelen en zonder gebruikmaking van gebouwde voorzieningen.

1.50 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.51 hoofdgebouw

gebouw of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.53 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.54 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kantoor(ruimte) met balie

een gebouw of gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en waarbij sprake is van een overwegende publieksfunctie.

1.57 kantoor(ruimte) zonder balie

een gebouw of gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en waarbij geen sprake is van een publieksfunctie.

1.58 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.59 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.60 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.61 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.62 kleinschalige horecagelegenheden

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.63 kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.64 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.65 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.66 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.67 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.68 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.69 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.

1.70 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.71 oeverlijn

een op de verbeelding als zodanig aangegeven, dan wel bestemmingsgrens, die de grens vormt tussen land en water.

1.72 onderkomens

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun bestemming onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, livingvans alsook tenten.

1.73 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.74 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.75 paardrijactiviteiten
  • a. het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
  • b. onder paardrijactiviteiten worden geen paardijscholen en maneges verstaan.

1.76 paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

1.77 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.78 perceel

bij het Kadaster geregistreerd stuk grond, inclusief alle bebouwing.

1.79 permanente standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en uitsluitend als recreatief nachtverblijf mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf in de vorm van woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) elders hebben.

1.80 permanente standplaats verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie, waarvan het ruimtegebruik een permanent karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein, overnachting in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen voor langer dan een zomerseizoen.

1.81 permanente bewoning

gebruik als hoofdverblijf in de vorm van woonadres als bedoeld in de Wet Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).

1.82 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

1.83 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.84 prostitutie

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

  • raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;
  • bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.

1.85 prostitutiebedrijf

een bedrijf gericht op het aanbieden van prostitutie.

1.86 recreatief medegebruik

een vorm van openluchtrecreatie waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving.

1.87 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.88 rooilijn

De met de aanduiding 'gevellijn' aangeduide lijn, danwel de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de (bedrijfs)woning of de dichtst bij de weg gelegen gevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen, dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg) de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.

1.89 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.90 schuurkas

een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.

1.91 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.92 slopen

het geheel of gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk.

1.93 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.94 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.95 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.96 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.97 steiger

bouwwerk in het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen.

1.98 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen die ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden worden geplaatst ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt.

1.99 toeristisch kamperen

kamperen in kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans.

1.100 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.101 tuinmeubilair

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.102 veredelingstak

een bedrijf dat is gericht op de intensieve teelt van fok-, slacht-, leg- en/of pelsdieren in gebouwen.

1.103 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.104 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.105 verkoop streekeigen producten bij agrarische bedrijven

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/ in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.106 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.107 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.108 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.109 voorste perceelsgrens

de naar de weg gekeerde grens van een perceel, indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

1.110 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.111 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.112 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.113 woning

Het gedeelte van het hoofdgebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.114 woonschip
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  • d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  • e. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • f. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 bouwhoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.6 goothoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot de goot of boeiboord van het woonschip.

2.7 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van het woonschip inclusief woonranden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.8 inhoud van een woonschip

de inhoud van een woonschip wordt gemeten vanaf de waterlijn.

2.9 goothoogte van een gebouw

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.10 inhoud van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.12 oppervlakte van een overkapping

de oppervlakte van de verticale projectie van het dakvlak.

2.13 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
      • de in dit gebied voorkomende waardevolle landschappelijke kenmerken in de vorm van openheid, graslandkarakter, slotenpatroon, verkavelingstructuur en kleine landschapselementen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van rijks- en gemeentelijke monumenten;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': tevens sierteelt, met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen de betreffende bouwvlakken;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens caravanstalling tot een oppervlak van maximaal 1.725 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een fysiotherapiepraktijk en een grafisch ontwerpbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': tevens een insteekhaven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2': tevens kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak;
  • i. de volgende niet-agrarische nevenfuncties met een oppervlak van maximaal 300 m² per bouwvlak:
    • 1. verkoop "streekeigen" producten;
    • 2. opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. paardrijactiviteiten, waarbij een buitenrijbaan uitsluitend is toegestaan binnen de bouwvlakken en het oppervlak maximaal 20 x 40 m mag bedragen;
    • 4. kleinschalig kamperen met een maximaal aantal van 20 kampeermiddelen per bedrijf;

met dien verstande dat:

      • het oppervlak voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen maximaal 2.000 m² mag bedragen;
  • j. recreatief medegebruik;
  • k. infrastructurele voorzieningen;
  • l. bijbehorende bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor bed & breakfast of een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, golfbrekers, oeverbeschoeiingen, botenhuizen en lichtmasten worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van terreinafscheidingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bedrijfswoningen en kassen niet toegestaan.

3.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag ten hoogste één bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. het oppervlak van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

3.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

3.2.4 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak aan teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' mag niet meer bedragen dan 2.000 m², waarbij de bouwhoogte van de teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte en bouwhoogte' anders is aangegeven;
  • c. ten behoeve van het kleinschalig kamperen mag ten hoogste 1 trekkershut met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m worden geplaatst, alsmede een sanitairgebouw van maximaal 35 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 10 m voor silo's;
    • 4. 5 m voor palen en masten, niet zijnde lichtmasten bij paardenbakken;
    • 5. 8 m voor ooievaarsnesten;
    • 6. 3 m voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de bouwhoogte voor terreinafscheidingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Botenhuizen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 en 3.2.1 onder a voor de bouw van een botenhuis, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking uitsluitend wordt verleend indien het botenhuis wordt gebouwd aan het water en grenst aan de oeverlijn;
  • b. per perceel ten hoogste 1 botenhuis mag worden opgericht met een oppervlak van maximaal 30 m²;
  • c. indien een botenhuis gedeeltelijk binnen de bestemming Natuur met aanduiding 'water' wordt opgericht, het oppervlak van dit gedeelte wordt meegerekend bij het maximaal toegestane oppervlak van 30 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 2,75 m en 5 m mag bedragen.

3.3.2 Aantal woningen: herstel behoud monumenten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2.2 sub a en b bepaalde ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.

3.3.3 Bescherming natuur-, landschap- en cultuurwaarden

Afwijken zoals bedoeld in lid 3.3.1 is alleen mogelijk indien;

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschaps- en cultuurwaarden (zoals genoemd in lid 3.1 sub b) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de activiteit waarvoor afwijking verleend wordt, geen significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Algemeen
  • a. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag;
  • b. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen de bedrijfswoning plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

3.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

In een bedrijfswoning is een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

3.4.3 Overig

Het is niet toegestaan om:

  • a. grasland om te zetten naar bouwland ten behoeve van akkerbouw op meer dan 20% van de in het plangebied gelegen bedrijfsgronden;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is reeds bestaande teelt toegestaan;
  • c. gronden buiten de bouwvlakken te gebruiken voor groeps- en natuurkamperen;
  • d. gronden buiten de bouwvlakken in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken;
  • e. verlichting te gebruiken bij paardenbakken.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 bepaalde voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

  • a. kinderboerderij;
  • b. kampeerboerderij;
  • c. verhuur van fietsen, kano's en/of roeiboten;
  • d. expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening;
  • e. bezoekerscentrum;
  • f. educatief centrum;
  • g. kleinschalige horeca;
  • h. boerengolf, eveneens toegestaan buiten het bouwvlak, voor zover niet gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'natura 2000', tot een oppervlak van maximaal 15 ha;
  • i. kantoor zonder baliefunctie tot een oppervlak van maximaal 100 m²;

met inachtneming van het volgende:

    • 1. het oppervlak ten behoeve van de nevenfuncties genoemd onder a t/m g mag maximaal 300 m² bedragen;
    • 2. de afwijking zal niet worden verleend als er een significante toename van het aantal verkeersbewegingen optreedt en/of er onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;
      • de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

3.5.2 Bescherming natuur-, landschap- en cultuurwaarden

Afwijken zoals bedoeld in lid 3.5.1 is alleen mogelijk indien;

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschaps- en cultuurwaarden (zoals genoemd in lid 3.1 sub b) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de activiteit waarvoor afwijking verleend wordt geen significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.4.1 sub b ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  • c. maximaal 50% tot een maximum van 60 m2 van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 pp per verhuurbaar ruimte).

3.5.4 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.4.1 sub c en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien er sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de volgende vervolgfuncties:

  • a. wonen/agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  • b. opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, binnen de bestaande bebouwing;
  • c. kinderboerderij;
  • d. paardenstalling, paardenpension; waarbij een buitenrijbaan uitsluitend is toegestaan binnen de bouwvlakken en het oppervlak maximaal 20 x 40 m mag bedragen;
  • e. kantoor(ruimte) zonder baliefunctie;
  • f. expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening;
  • g. vergader- en bezoekerscentrum;
  • h. prostitutiebedrijf;

met inachtneming van het volgende:

  • 1. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
  • 2. bij wijziging dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie binnen het bestaande bouwvlak;
  • 3. bij wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven gelden de volgende bepalingen:
      • wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven is uitsluitend toegestaan buiten de gebieden die zijn aangeduid met de aanduiding 'prostitutiebedrijf niet toegestaan';
      • de vloeroppervlakte van een prostitutiebedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m²;
      • indien het gebruik als prostitutiebedrijf beëindigd wordt, vindt wederom wijziging plaats naar hetzij de bestemming die het betreffende bouwvlak had voordat het hier gevestigd was, hetzij naar een andere hierboven genoemde functie waarbij de bestemming, voordat wijziging naar prostitutiebedrijf heeft plaatsgevonden, het uitgangspunt is.

3.6.2 Registratie: geen uitbreiding van bebouwing

Indien voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt het volgende:

  • a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald, dat er voor de in lid 3.6.1 genoemde functies geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht en dat de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in lid 3.6.1genoemde gebruik een aanvang neemt, evenmin qua oppervlakte en hoogte mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvan bij omgevingsvergunning is afgeweken;
  • b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke functieaanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak.

3.6.3 Nieuwbouw

In afwijking van het in lid 3.6.2 onder a bepaalde kan sprake zijn van nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de gebouwen die worden afgebroken, met een maximum van 200 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 3,5 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  • c. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten zo mogelijk worden hersteld;
  • d. sanering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is uitsluitend toelaatbaar, indien de bebouwing in zodanig slechte staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd.

3.6.4 Ruimte-voor-ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één extra woning in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in de bestemming Wonen - 1;
  • b. na wijziging is het bepaalde in artikel 22 van overeenkomstige toepassing;
  • c. door de bouw van de woning mogen de gebruiksmogelijkheden voor de nabijgelegen gronden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. indien er 1.000 m² of meer bedrijfsbebouwing (exclusief de bedrijfswoning(en)) aanwezig is, kan deze geheel worden gesaneerd ten behoeve van de bouw van één extra woning met een maximale oppervlakte van 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen)
  • e. indien er minder dan 1.000m², maar meer dan 650 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, kan deze geheel worden gesaneerd ten behoeve van de bouw van één extra woning met een maximale oppervlakte van 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
  • f. de goothoogte van een woning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

3.6.5 Vergroten bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in lid 3.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden met dien verstande dat:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha;
  • d. de afstand tot de weg in geen geval groter mag zijn dan 200 m;
  • e. de vergroting van het bouwvlak dient plaats te vinden aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak;
  • f. vergroten van bouwvlakken is in geen geval toegestaan op gronden die zijn voorzien van de bestemming Natuur, of op gronden ter plaatse van de wetgevingszone - natura 2000;
  • g. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

3.6.6 Sport

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de bestemming van de in lid 3.1 bedoelde gronden te wijzigen in de bestemming Sport met bijbehorende voorzieningen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de planregels van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing;
  • b. er dient een goede landschappelijke overgang naar de aangrenzende gebieden te worden gerealiseerd;
  • c. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

3.6.7 Bescherming natuur-, landschaps- en cultuurwaarden
  • a. wijziging zoals bedoeld in de leden 3.6.1, 3.6.4, 3.6.5 en 3.6.6 wordt alleen toegepast indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschaps- en cultuurwaarden (zoals genoemd in lid 3.1) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de wijzigingbevoegdheid wordt niet toegepast als uit onderzoek blijkt dat de voorgestelde wijziging significante schadelijke gevolgen kan hebben voor het leefgebied van de (vogel)soorten, die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'. In dit onderzoek dienen niet alleen de effecten van de betreffende wijziging afzonderlijk betrokken te worden, maar ook de mogelijke effecten in combinatie met andere plannen of projecten.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Op de gronden zoals bedoeld in lid 3.1 is het - onverminderd de regels van de artikelen 24, 25, 26, 27 en 28 - zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) niet toegestaan om de volgende werken of werkzaamheden buiten het bouwvlak aan te leggen of uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. aanleg van wandel- en fietspaden en verhardingen;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

3.7.2 Uitzonderingen van uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  • b. normaal onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.7.3 Voorwaarden van omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.7.1 wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie waarbij in het bijzonder gelet wordt op de belangen van de cultuurhistorisch waardevolle verkaveling;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

3.7.4 Uitzondering op voorwaarden

Met inachtneming van het bepaalde in lid 3.7.3 geldt ten behoeve van de bescherming van het leefgebied van de (vogel)soorten dat een omgevingsvergunning niet zal worden verleend als de aanleg of uitvoering van de voorgenomen werken of werkzaamheden een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten, die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:
      • de in dit gebied voorkomende waardevolle landschappelijke kenmerken in de vorm van openheid, graslandkarakter, slotenpatroon, verkavelingstructuur en kleine landschapselementen;
      • de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van rijks- en gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
      • de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van waardevolle sloot- en oevervegetaties en weidevogels;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een veehouderijbedrijf met opslag voor boten, caravans en halffabricaten tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1': tevens een paardenmenbaan voor hobbymatig gebruik met een maximale afmeting van 30x70 m en met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4': tevens een paardenbak ten behoeve van de aangrenzende bestemming Recreatie - Dagrecreatie;
  • h. de volgende niet-agrarische nevenfuncties met een oppervlak van maximaal 300 m² per bouwvlak:
    • 1. verkoop "streekeigen" producten;
    • 2. opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, binnen de bestaande bebouwing;
    • 3. paardrijactiviteiten, waarbij een buitenrijbaan uitsluitend is toegestaan binnen de bouwvlakken en het oppervlak maximaal 20 x 40 m mag bedragen;
    • 4. kleinschalig kamperen met een maximaal aantal van 20 kampeermiddelen per bedrijf;

met dien verstande dat:

  • i. het oppervlak voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen maximaal 2.000 m² mag bedragen;
  • j. recreatief medegebruik;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens een evenemententerrein;
  • l. infrastructurele voorzieningen;
  • m. bijbehorende bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor bed & breakfast of een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, golfbrekers, oeverbeschoeiingen, botenhuizen en lichtmasten worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van terreinafscheidingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bedrijfswoningen en kassen niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' zijn geen gebouwen toegestaan.

4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag ten hoogste één bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer bedragen dan aangegeven;
  • c. het oppervlak van een bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m

4.2.4 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige gebouwen en bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. het oppervlak aan teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt' mag niet meer bedragen dan 2.000 m², waarbij de bouwhoogte van de teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedragen;
  • c. ten behoeve van het kleinschalig kamperen mag ten hoogste 1 trekkershut met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m worden geplaatst, alsmede een sanitairgebouw van maximaal 35 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • d. in afwijking van lid 4.2.1 onder a mag op gronden met de functieaanduiding 'sierteelt' ten hoogste één gebouw als slechtweervoorziening ten behoeve van kleinschalig kamperen buiten het bouwperceel worden opgericht van ten hoogste 16 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 10 m voor silo's;
    • 4. 5 m voor palen en masten, niet zijnde lichtmasten bij paardenbakken;
    • 5. 8 m voor ooievaarsnesten;
    • 6. 3 m voor de overige;
  • b. de bouwhoogte voor terreinafscheidingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1,5 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Botenhuizen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde voor de bouw van een botenhuis, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking wordt uitsluitend verleend indien het botenhuis wordt gebouwd aan het water en grenst aan de oeverlijn;
  • b. per perceel ten hoogste 1 botenhuis mag worden opgericht met een oppervlak van maximaal 30 m²;
  • c. indien een botenhuis gedeeltelijk binnen de bestemming Natuur met aanduiding 'water' wordt opgericht, het oppervlak van dit gedeelte wordt meegerekend bij het maximaal toegestane oppervlak van 30 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 2,75 m en 5 m mogen bedragen.

4.3.2 Aantal woningen: herstel behoud monumenten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2.2 sub a en b bepaalde ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.

4.3.3 Bescherming natuur-, cultuur- en landschapswaarden

Afwijken zoals bedoeld in lid 4.3.1 is alleen mogelijk indien;

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke, cultuur- en landschappelijke waarden (zoals genoemd in lid 4.1 sub b) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de activiteit waarvoor afwijking verleend wordt geen significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Algemeen
  • a. het is verboden de gronden buiten het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor opslag;
  • b. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen de bedrijfswoning plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • d. het evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' mag ten hoogste 1 x maal per jaar worden gebruikt gedurende een periode van 14 aaneengesloten dagen ter viering van Koningsdag en Bevrijdingsdag.

4.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

In een bedrijfswoning is een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

4.4.3 Overig

Het is niet toegestaan om:

  • a. grasland om te zetten naar bouwland ten behoeve van akkerbouw;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is reeds bestaande teelt toegestaan;
  • c. gronden te gebruiken voor groeps- en natuurkamperen;
  • d. gronden in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken;
  • e. verlichting te gebruiken bij paardenbakken.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.1 bepaalde voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

  • a. kinderboerderij;
  • b. een kampeerboerderij;
  • c. verhuur van fietsen, kano's en/of roeiboten;
  • d. expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening;
  • e. bezoekerscentrum;
  • f. educatief centrum;
  • g. kleinschalige horeca;
  • h. boerengolf, eveneens buiten het bouwvlak, voor zover niet gelegen in de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding natura 2000 gebied, tot een maximaal oppervlak van 2 ha;
  • i. kantoor zonder baliefunctie tot een maximaal oppervlak van 100 m²;

met inachtneming van het volgende:

      • het oppervlak ten behoeve van de nevenfuncties genoemd onder a t/m g mag maximaal 300 m² bedragen;
      • afwijking zal niet plaatsvinden als er een significante toename van het aantal verkeersbewegingen optreedt en/of er onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein;
      • de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

4.5.2 Bescherming natuur-, landschap- en cultuurwaarden

Afwijken zoals bedoeld in lid 4.5.1 is alleen mogelijk indien;

  • a. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke, cultuur- en landschappelijke waarden (zoals genoemd in lid 4.1 sub b) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. de activiteit waarvoor afwijking verleend wordt een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'.

4.5.3 Afwijken ten behoeve bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.4.1 sub b ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  • c. maximaal 50% tot een maximum van 60 m2 van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 pp per verhuurbaar ruimte).

4.5.4 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.4.1 sub c en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien er sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging aan een ter plaatse gevestigd bedrijf bevoegd de bestemming van het betreffende agrarische bouwvlak te wijzigen ten behoeve van de volgende vervolgfuncties:

  • a. wonen/agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  • b. opslag/stalling van goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, binnen de bestaande bebouwing;
  • c. kinderboerderij;
  • d. paardenstalling, paardenpension; waarbij een buitenrijbaan uitsluitend is toegestaan binnen de bouwvlakken en het oppervlak maximaal 20 x 40 m mag bedragen;
  • e. kantoor(ruimte) zonder baliefunctie;
  • f. expositieruimte/atelier, praktijkuitoefening;
  • g. vergader- en bezoekerscentrum;
  • h. prostitutiebedrijf;

met inachtneming van het volgende:

    • 1. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
    • 2. bij wijziging dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie binnen het bestaande bouwvlak;
    • 3. bij wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven gelden de volgende bepalingen:
      • wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven is uitsluitend toegestaan buiten de gebieden die zijn aangeduid met de specifieke gebiedsaanduiding "prostitutiebedrijf niet toegestaan";
      • de vloeroppervlakte van een prostitutiebedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m²;
      • indien het gebruik als prostitutiebedrijf beëindigd wordt, vindt wederom wijziging plaats naar hetzij de bestemming die het betreffende bouwvlak had voordat het hier gevestigd was, hetzij naar een andere hierboven genoemde functie waarbij de bestemming, voordat wijziging naar prostitutiebedrijf heeft plaatsgevonden, het uitgangspunt is.

4.6.2 Registratie: geen uitbreiding van bebouwing

Indien voor een vervolgfunctie op agrarische bouwvlakken een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt het volgende:

  • a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald, dat er voor de in lid 4.6 genoemde functies geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht en dat de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in lid 4.6 genoemde gebruik een aanvang neemt, evenmin qua oppervlakte en hoogte mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvan bij omgevingsvergunning is afgeweken;
  • b. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak.

4.6.3 Nieuwbouw

In afwijking van het in lid 4.6.2 onder a bepaalde kan sprake zijn van nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de gebouwen die worden afgebroken, met een maximum van 200 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 4 m respectievelijk 9 m bedragen;
  • c. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten zo mogelijk worden hersteld;
  • d. sanering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen is uitsluitend toelaatbaar, indien de bebouwing in zodanig slechte staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd.

4.6.4 Ruimte-voor-ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één extra woning in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in de bestemming Wonen - 1;
  • b. na wijziging is het bepaalde in artikel 22 van overeenkomstige toepassing;
  • c. door de bouw van de woning mogen de gebruiksmogelijkheden voor de nabijgelegen gronden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. indien er 1.000 m² of meer bedrijfsbebouwing (exclusief de bedrijfswoning(en)) aanwezig is, kan deze geheel worden gesaneerd ten behoeve van de bouw van één extra woning met een maximale oppervlak van 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
  • e. indien er minder dan 1.000m², maar meer dan 650 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, kan deze geheel worden gesaneerd ten behoeve van de bouw van één extra woning met een maximale oppervlak van 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
  • f. de goothoogte van een woning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • g. met dien verstande dat de bepalingen betreffende oppervlakten en hoogten bepaald onder d, e en f onverkort blijven gelden;
  • h. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

4.6.5 Vergroten bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in lid 4.1 bedoelde gronden te wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden met dien verstande dat:

  • a. aan de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;
  • b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;
  • c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 1,5 ha;
  • d. de afstand tot de weg in geen geval groter mag zijn dan 200 m;
  • e. de vergroting van het bouwvlak dient plaats te vinden aan de achterzijde van het bestaande bouwvlak;
  • f. vergroten van bouwvlakken is in geen geval toegestaan op gronden die zijn voorzien van de bestemming Natuur, of op gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'natura 2000 gebied';
  • g. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

4.6.6 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden te wijzigen in de bestemming Natuur met aanduiding 'recreatie' met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot wijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als reservaat- of natuurontwikkelingsgebied in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel, indien verwerving door een terrein beherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuur doeltypen te komen in een concept-notariële akte zijn vastgelegd.

4.6.7 Bescherming natuur- en landschapswaarden

Wijziging zoals bedoeld in de leden 4.6.1, 4.6.4, 4.6.5 en 4.6.6 is alleen van toepassing indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschaps- en cultuurwaarden (zoals genoemd in lid 4.1) van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad. Het plan wordt niet gewijzigd als uit onderzoek blijkt dat de voorgestelde wijziging significante schadelijke gevolgen kan hebben voor het leefgebied van de (vogel)soorten, die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied zoals aangegeven met de gebiedsaanduiding 'natura 2000'. In dit onderzoek dienen niet alleen de effecten van de betreffende wijziging afzonderlijk betrokken te worden, maar ook de mogelijke effecten in combinatie met andere plannen of projecten.

4.6.8 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de gebiedsaanduiding ' wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de bestemming te wijzigen in de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en landschap met aanduiding 'paardenbak', zonder gebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging vindt uitsluitend plaats ten behoeve van de aanleg van een paardenbak;
  • b. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkapping zijnde, worden gebouwd;
  • c. de bouw van lichtmasten is niet toegestaan;
  • d. ecologisch onderzoek dient uit te wijzen of beschermde soorten en gebieden worden geschaad en of een eventueel benodigde ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet of een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet zal worden verleend;
  • e. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Op de gronden zoals bedoeld in lid 4.1 is het - onverminderd de regels van de artikelen 24, 25, 26, 27 en 28 - zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) niet toegestaan om de volgende werken of werkzaamheden buiten het bouwvlak aan te leggen of uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. aanleg van wandel- en fietspaden en verhardingen;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

4.7.2 Uitzonderingen uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 4.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

4.7.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.7.1, wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie waarbij in het bijzonder gelet wordt op de belangen van de cultuurhistorisch waardevolle verkaveling;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

4.7.4 Uitzondering op voorwaarden

Met inachtneming van het bepaalde in lid 4.7.3 geldt ten behoeve van de bescherming van het leefgebied van de (vogel)soorten dat een omgevingsvergunning niet zal worden verleend als de aanleg of uitvoering van de voorgenomen werken of werkzaamheden een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten, die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': een zeilmakerij behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': een groothandel in kranen en grondverzetmachines;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6': een autoherstelinrichting behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': een fabricagebedrijf van luidsprekers, overige akoestische activiteiten en houtbewerking behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' (al): een agrarisch loonbedrijf behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8: een groothandel in technische en medische gassen en verkoop van lasapparatuur, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-9': een opslagtank voor vloeibare propaan is toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10': een opstelplaats voor een tankauto is toegestaan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11': een bedrijf gericht op het vervaardigen van fonteinen en waterorgels behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12': een verhuurbedrijf van grondverzetmachin es behorende tot categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13': een veevoederbedrijf met detailhandel in diervoeders, -accessoires, tuinartikelen, meststoffen, hooi en stro behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14': een wagenbouwbedrijf behorende tot categorie 4.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 15': een bouw- en aannemingsbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 16': een transportbedrijf behorende tot categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 17': een dierenpension;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': een gemaal;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': uitsluitend opslag;
  • r. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • s. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen met uitzondering van steigers, golfbrekers en oeverbeschoeiing.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte oppervlakte' bedraagt het maximaal te bebouwen oppervlak ten hoogste 212 m².

5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen, tenzij door de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning mag niet meer dan 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • c. de goothoogte mag ten hoogste 4 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 9 m bedragen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

5.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag ten hoogste 4 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 8 m bedragen.

5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

5.3.1 Algemeen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 8' is in afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is de opslag toegestaan van:
    • 1. gasflessen voor brandbare gassen tot een hoeveelheid van 50 m³ waterinhoud;
    • 2. niet brandbare gassen tot een hoeveelheid van ten hoogste 30 m³;
    • 3. oxiderende gassen tot een hoeveelheid van 15 m³.
  • g. ter plaats van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 9' mag ten hoogste 8 m³ vloeibaar propaan worden opgeslagen.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding bedrijf - 13' is tevens een kleinschalige dierenartspraktijk toegestaan.

5.3.2 Buitenopslag

Ten behoeve van buitenopslag geldt het volgende:

  • a. buitenopslag is toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' is het niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor opslag van goederen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid  5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste een categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.

5.4.2 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 5.3.2 ten behoeve van de minimale afstand tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het geding zijn;
  • b. de nieuwe locatie ten behoeve van buitenopslag dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te zijn.

5.4.3 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.3.1 sub e en het

gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders zijn, indien er sprake is van een algehele bedrijfsbeëindiging van een ter plaatse gevestigd bedrijf, bevoegd de bestemming van het betreffende bouwvlak te wijzigen in de volgende bestemmingen:

  • a. wonen/agrarische activiteiten bij wijze van hobby;
  • b. kantoren zonder baliefunctie;
  • c. prostitutiebedrijf;
  • d. vergadercentrum;
  • e. expositieruimte/atelier; praktijkuitoefening;

met inachtneming van het volgende:

    • 1. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en/of neonreclame is niet toegestaan; hetzelfde geldt voor lichtmasten en lichtbakken;
    • 2. bij wijziging dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid
    • 3. voor de betreffende functie binnen het bestaande bouwvlak;
  • f. bij wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven gelden de volgende bepalingen:
      • wijziging ten behoeve van prostitutiebedrijven is uitsluitend toegestaan buiten de gebieden die zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'prostitutiebedrijf niet toegestaan' is wijziging niet toegestaan;
      • de vloeroppervlakte van een prostitutiebedrijf mag niet meer bedragen dan 200 m²;
      • indien het gebruik als prostitutiebedrijf beëindigd wordt, vindt wederom wijziging;
      • plaats naar hetzij de perceelsbestemming die het betreffende bouwvlak had voordat de prostitutiebedrijf hier gevestigd was, hetzij naar een andere hierboven genoemde functie waarbij de bestemming, voordat wijziging naar prostitutiebedrijf heeft plaatsgevonden, het uitgangspunt is.

5.5.2 Registratie: geen uitbreiding van bebouwing

Indien voor een vervolgfunctie op bouwvlakken met de bestemming Bedrijf een wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, geldt het volgende:

  • a. in het wijzigingsplan wordt bij wijze van bouwregel bepaald, dat er voor de in lid 5.5.1 genoemde functies geen nieuwe gebouwen mogen worden opgericht en dat de gebouwen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het in lid 5.5.1 genoemde gebruik een aanvang neemt, evenmin qua oppervlakte en hoogte mogen worden uitgebreid;
  • b. de gebouwen in geen enkel opzicht mogen worden uitgebreid, behoudens voor zover daarvan bij omgevingsvergunning afwijking is verleend.

 

5.5.3 Ruimte-voor-ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één extra woning in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestemming van het gehele bouwvlak dient gewijzigd te worden in de bestemming Wonen - 1;
  • b. na wijziging is het bepaalde in artikel 22 van overeenkomstige toepassing;
  • c. door de bouw van de woning mogen de gebruiksmogelijkheden voor de nabijgelegen gronden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. uitsluitend indien sanering van minimaal 1.000 m² van de bedrijfsbebouwing plaatsvindt, mag één extra woning worden gebouwd met een maximale oppervlakte van maximaal 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen);
  • e. indien op het perceel minder dan 1.000 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, dient voor de bouw van één extra woning met een maximale oppervlakte van 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) minimaal 650 m² van de bedrijfsbebouwing te worden gesaneerd;
  • f. de goothoogte van een woning mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • g. met dien verstande dat de bepalingen betreffende oppervlakten en hoogten bepaald onder d, e en f onverkort blijven gelden;
  • h. in ieder geval dient te worden voldaan aan het bepaalde in 31.1;
  • i. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

 

5.5.4 Wijzigen met inachtneming cultuurhistorische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het onder 5.5.2 bepaalde te wijzigen ten behoeve van nieuwbouw in ruil voor afbraak van aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van de nieuw op te richten gebouwen mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken, met een maximum van 200 m²;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de nieuw op te richten bebouwing mag maximaal 3,5 m respectievelijk 6,5 m bedragen;
  • c. de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht en waarbij doorzichten zo mogelijk worden hersteld;
  • d. sanering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is uitsluitend toelaatbaar, indien de bebouwing in zodanig slechte staat verkeert dat herstel in redelijkheid niet kan worden verlangd.

 

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': een zeilmakerij behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 3.1 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4': een bouw/assemblagebedrijf van houten dan wel kunststof pleziervaartuigen behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen met uitzondering van steigers, golfbrekers en oeverbeschoeiing.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. de afstand van gebouwen tot alle perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. indien ter plaatse geen aanduiding voor de goot- en/of bouwhoogte is opgenomen, geldt voor een maximaal toelaatbare goot- dan wel bouwhoogte het bepaalde 6.2.2sub c, lid 6.2.3 sub a en in lid 6.2.4 sub a;
  • d. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd.

6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één woning per bouwperceel bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

6.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

6.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 8,5 m bedragen.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste;
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afstand tot perceelsgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 sub a ten behoeve van het bouwen op de perceelsgrenzen, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

6.4.1 Algemeen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • f. het erf van ieder bedrijf voor ten hoogste voor 50% voor parkeervoorzieningen mag worden gebruikt.

6.4.2 Buitenopslag

Buitenopslag is toegestaan met dien verstande dat de afstand tot de aangrenzende bestemming Verkeer minimaal 10 m bedraagt en dat de stapelhoogte ten hoogte 4 m bedraagt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1:

6.5.2 Buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.2 ten behoeve van de minimale afstand tot de bestemming Verkeer, met inachtneming van het volgende:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het geding zijn;
  • b. de nieuwe locatie ten behoeve van buitenopslag dient vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar te zijn.

6.5.3 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.4.1 sub e en het

gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum met een oppervlakte van maximaal 6.500 m²;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, tuinen en erven, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en wegen, straten en paden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoren': tevens kantoren;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en bijbehorende bruggen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak.

8.2.2 Woningen

Voor bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. het oppervlak van een hoofdgebouw mag maximaal 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen de woningen uitsluitend aaneengebouwd worden gebouwd;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

8.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

8.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen.

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

8.3.1 Algemeen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • f. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • h. het is niet toegestaan om verlichting te gebruiken bij paardenbakken.

8.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.3.1 sub f en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een buitenplaats en de instandhouding en het beheer van de landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden in de vorm van waterpartijen, tuinen, parken, bossen, paden, lanen en weilanden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': een paardrijbaan en tennisbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2': gebouwen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor bed & breakfast of aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3': een kasteel met bijbehorende gebouwen in combinatie met:
      • een museum;
      • een winkel;
      • een kantoor;
      • een horecagelegenheid, waarin het is toegestaan recepties te verzorgen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4': een uitkijktoren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinhuis': een tuinhuis;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en bijbehorende bruggen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien geen bebouwingsoppervlak is aangegeven, mag het betreffende bouwvlak geheel worden bebouwd.

9.2.2 Gebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3' mag het bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • c. gebouwen zijn uitsluitend toelaatbaar voor zover de betreffende gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3', 'wonen', of 'specifieke vorm van gemengd - 2';
  • d. ter plaatse van de aanduidingen 'wonen' en 'specifieke vorm van gemengd - 3' mogen ten hoogste de goot- en bouwhoogte bedragen zoals aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' mag de goothoogte ten hoogste 6 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 9 m bedragen;
  • f. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en 'specifieke vorm van gemengd - 3' mag ten hoogste 1 bedragen;
  • g. het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'mag ten hoogste 12 bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder d mag per buitenplaats ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van maximaal 6 m² buiten de onder d genoemde gronden worden gebouwd.

9.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 4' mag de bouwhoogte van de uitkijktoren niet meer bedragen dan 25 m;
  • c. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' mag de bouwhoogte van de toegangspoort niet meer bedragen dan 5,5 m;
  • d. voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste;
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 5 m voor antenne-installaties op gebouwen, niet zijnde schotelantennes;
    • 4. 3 m voor schotelantennes;
    • 5. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 6. 3 m voor toegangshekken bij buitenplaatsen;
    • 7. 2,5 m voor hekwerken;
    • 8. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2.2 sub g bepaalde ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

9.4.1 Algemeen
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • f. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • h. het is niet toegestaan om verlichting te gebruiken bij paardenbakken.

9.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten buit ten ehoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is niet toegestaan;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen; de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.4.1 sub f en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, groenvoorzieningen, paden, water en speelvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen, verhardingen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Algemeen
  • a. de bouwhoogte van uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m.

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 1': horecabedrijven van categorie 1 a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca categorie 2': horecabedrijven van categorie 1 b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. wonen, met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en wegen, straten en paden.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak.

11.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • c. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

11.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

11.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen.

11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor de overige.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruik of het laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

11.3.2 Aan-huis-verbonden beroep

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.2.1 en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1': een kantoor zonder baliefunctie;
  • c. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen, straten en paden.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak, indien geen bebouwingsoppervlakte is aangegeven, dan mag het bouwvlak voor 100% bebouwd worden.

12.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag ten hoogste 4 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 9 m bedragen.

12.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag ten hoogste 3 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen.

12.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen ten hoogste de goot- en bouwhoogte bedragen zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

12.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
  • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
  • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
  • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
  • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
  • 5. 3 m voor schotelantennes;
  • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
  • 7. 3 m voor de overige.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': een brandweerkazerne;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'religie': een kerk;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'museum': een museum;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': een verenigingsgebouw;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': een kerk annex verenigingsgebouw;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': een politiebureau;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 3': een school;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 4': een verzorgingstehuis;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens dienstwoningen;
  • l. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en wegen, straten en paden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien geen bebouwingsoppervlak is aangegeven, mag het betreffende bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' of de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte aangegeven goothoogte respectievelijk goot- en bouwhoogte;
  • e. in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder d geldt ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 m en 8 m;
  • f. indien geen goothoogte is aangegeven dan geldt de bestaande goot- en bouwhoogte als maximum.

13.2.2 Dienstwoningen

Voor bouwen van dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van een dienstwoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • c. indien geen goothoogte is aangegeven mag de goothoogte van een dienstwoning niet meer dan 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.

13.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij dienstwoningen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij dienstwoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

13.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer bedragen dan de goothoogte en bouwhoogte zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij ter plaatse van aanduiding 'maximale goothoogte en bouwhoogte' anders is aangegeven.

13.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
  • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
  • 2. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
  • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
  • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
  • 5. 3 m voor schotelantennes;
  • 6. 8 m voor ooievaarsnesten;
  • 7. 2 m voor tuinmeubilair;
  • 8. 3 m voor de overige.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 13.2.1 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak tot een maximum van 50 m², indien dit noodzakelijk is voor het stallen van vee en/of voor activiteiten die het beheer van het landschap ten goede komen;
  • b. lid 13.2.1 sub a, b en d voor het bouwen van een hooiberg met een maximum bouwhoogte van 9 m bestaande uit een onderbouw van ten hoogste 12 m x 12 m met een hoogte van 4 m en een bovenbouw van 6 m x 6 m met een hoogte van 5 m.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruik of het laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.4 en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming en beheer van aanwezige natuur-, cultuurhistorische en landschapswaarden alsmede voor:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens recreatiewoningen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2': tevens een terrein ten behoeve van incidenteel groepskamperen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'water': tevens behoud, bescherming en beheer van water en oevers met natuurwaarden;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens voor parkeren;
  • b. agrarisch gebruik van gronden voor zover het gebruik ten dienste staat van natuurbeheer;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. bijbehorende voorzieningen zoals waterhuishoudkundige voorzieningen, recreatief medegebruik en infrastructurele voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, openbaar toegankelijke kanoaanlegplaatsen, golfbrekers, oeverbeschoeiingen, botenhuizen en lichtmasten worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. het oppervlak van een kanoaanlegplaats bedraagt ten hoogste 6 m²;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 14.2 mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoningen' en 'specifieke vorm van recreatie - 2' gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoningen' is maximaal één recreatiewoning toegestaan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoningen' mag het oppervlak, de goot en de bouwhoogte van woningen niet meer bedragen dan het oppervlak, de goot- en de bouwhoogte zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' is uitsluitend een sanitairgebouw met een oppervlakte van maximaal 16 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m toegestaan.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in de aanhef van lid 14.2 bepaalde voor de bouw van golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoningen', 'specifieke vorm van recreatie - 2' en Wonen - 1, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de lengte van een steiger maximaal 15 m mag bedragen;
  • c. de lengte van een golfbreker maximaal 15 m mag bedragen;
  • d. de breedte van en steiger maximaal 1,2 m mag bedragen;
  • e. per in het plan als zodanig bestemde woning, recreatiewoning of woonschip, grenzend aan of waarvan het perceel grenst aan deze bestemming, maximaal 1 steiger, golfbreker en/of oeverbeschoeiing mag worden gebouwd;
  • f. de lengte van steiger en golfbreker samen maximaal 20 m uit de oeverlijn mag bedragen, gemeten vanaf het punt waar de steiger of golfbreker aan de oeverlijn of bestemming grenst;
  • g. de bouw van oeverbeschoeiing niet mag leiden tot verplaatsing van de oeverlijn;
  • h. uitsluitend wordt afgeweken indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuur- en landschapswaarden van de gronden, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind.

14.3.2 Botenhuis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in de aanhef van lid 14.2 bepaalde voor de bouw van een botenhuis op gronden met de aanduiding 'water', met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak van een botenhuis niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • b. indien het botenhuis gedeeltelijk binnen de bestemmingen Wonen - 1 of Agrarisch met waarden - Landschapswaarden of Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden wordt opgericht, het oppervlak van dit gedeelte wordt meegerekend bij het maximaal toegestane oppervlak van 30 m²;
  • c. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 2,75 m en 5 m mogen bedragen;
  • d. afwijking is van toepassing indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuur- en landschapswaarden van de gronden, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

14.4.1 Overig

Het is niet toegestaan om:

  • a. grasland om te zetten naar bouwland ten behoeve van de teelt van maïs;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bestaande teelt van maïs toegestaan;
  • c. gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2' te gebruiken voor groeps- en natuurkamperen;
  • d. gronden in gebruik te nemen/hebben voor paardenbakken.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Op de gronden zoals bedoeld in lid 14.1 is het - onverminderd de regels van de artikellen 24, 25, 26, 27 en 28 - zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) niet toegestaan om de volgende werken of werkzaamheden buiten het bouwvlak aan te leggen of uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  • e. aanleg van (verharde) kavelpaden, wandel- en fietspaden en overige verhardingen;
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

14.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 14.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

14.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 14.5.1 wordt verleend indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie waarbij in het bijzonder gelet wordt op de belangen van de cultuurhistorisch waardevolle verkaveling;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuincomplex;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4': een paardenstalling inclusief paardrijterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 5': een voetbalkooi;
  • e. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en wegen, straten en paden.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien geen bebouwingsoppervlak is aangegeven, mag het betreffende bouwvlak geheel worden bebouwd;
  • d. buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen per te bewerken perceel met een oppervlak van minimaal 200 m² uitsluitend schuurtjes en kasjes worden gebouwd met een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 6 m²;
  • f. de bouwhoogte van schuurtjes en kasjes ter plaatse van de nadere aanduiding 'volkstuin' mag ten hoogste 2,75 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' is één gebouw toegestaan voor algemeen gebruik met een oppervlak van maximaal 20 m² en een goot- en bouwhoogte van 3 m respectievelijk 5 m.

15.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

15.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

15.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij ter plaatse van aanduiding 'maximale goothoogte en bouwhoogte' anders is aangegeven.

15.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 8 m voor lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4';
    • 8. 3 m voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. per bouwvlak mogen ten hoogste 6 lichtmasten worden opgericht.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het is niet toegestaan om verlichting te gebruiken bij paardenbakken, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4';
  • b. het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is verlichting bij paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4' toegestaan, met inachtneming van het volgende:
    • 1. het plaatsen en gebruiken van verlichting mag geen significante gevolgen hebben voor de aanwezige waarden van het Natura-2000 gebied;
    • 2. omwonenden mogen geen hinder ondervinden van het plaatsen en gebruiken van de lichtmasten.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels
15.4.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.3 sub b en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 16 Recreatie - Jacht- en passantenhaven

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jacht- en passantenhaven met dien verstande dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3': de gronden uitsluitend bestemd zijn voor het droge deel van het jachthavenbedrijf;
      • de opslag van vaartuigen uitsluitend toelaatbaar is op gronden zonder de aanduiding 'opslag uitgesloten';
      • het bouwvlak dat voorzien is van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18': tevens bestemd is voor een restaurant, een zeilschool en een botenbouwerij behorende tot ten hoogste categorie 3.2 van de Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18': tevens een terras boven het water is toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. water;
  • d. bij deze bestemming behorende ondergeschikte voorzieningen zoals, dienstverlening en horeca ten behoeve van de recreatieve functie, infrastructurele voorzieningen en parkeervoorzieningen, groen, nutsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

16.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

16.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 190 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

16.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

16.2.4 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de overige gebouwen mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18' mag het oppervlak van het restaurant ten hoogste 425 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van het restaurant ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18' mag ten hoogste respectievelijk 5,5 m en 8,5 m bedragen.

16.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18': is tevens een terras toegestaan met een oppervlak van 75 m²;
  • b. de bouwhoogte is ten hoogste:
      • 6 m voor palen en masten;
      • 3 m voor de overige bouwwerken, geen erfafscheiding zijnde;

met dien verstande dat:

      • de breedte van een steiger ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 18' niet meer dan 1,8 m mag bedragen;
      • de breedte van een steiger mag op een perceel ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' niet meer dan 1,2 m mag bedragen.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.3.1 Opslag vaartuigen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor de opslag van vaartuigen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' op een oppervlak van ten hoogste 500 m², indien de noodzaak uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering wordt aangetoond en daarmee andere belangen niet onevenredig worden geschaad.

16.3.2 Oeverlijn

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 voor de overschrijding van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3', met dien verstande dat:

  • a. de overschrijding maximaal 15 m mag bedragen;
  • b. de landaanwinning gecompenseerd moet worden door het afgraven van land elders binnen deze bestemming, zodanig dat het grondoppervlak van het bestemmingsvlak gelijk blijft;
  • c. er eisen kunnen worden gesteld aan de overschrijding indien de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken door de overschrijding onevenredig worden geschaad;
  • d. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de belangen van watersport en waterhuishouding;
  • e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Plassenschap Loosdrecht en omstreken.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

16.4.1 Algemeen

het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

16.4.2 Opslag van vaartuigen

de opslag van vaartuigen is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten'.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.4.1 en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' : een recreatiewoning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6': de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeer- en recreatiewoningenterrein met kampeermiddelen, 70 recreatiewoningen en 2 trekkershutten en een zwembad;
  • c. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6';
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, golfbrekers en oeverbeschoeiing worden gebouwd en gelden de volgende regels:

17.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd.

17.2.2 Recreatiewoningen en trekkershutten

Voor bouwen van recreatiewoningen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de recreatiewoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' niet meer dan één bedragen;
  • b. het oppervlak van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 72 m²;
  • c. het aantal recreatiewoningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6' niet meer dan 70 bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6' bedraagt de oppervlakte van een trekkershut ten hoogste 20 m2;
  • e. de bouwhoogte van de recreatiewoningen en trekkershutten mag ten hoogste 4 m bedragen;
  • f. de goothoogte van de recreatiewoningen en trekkershutten mag ten hoogste 3 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' is één bijgebouw toegestaan met een oppervlak van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,25 m;
  • h. de afstand van bijgebouwen tot de recreatiewoning mag maximaal 20 m bedragen.

17.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen ter plaatse van de 'specifieke vorm van recreatie - 6' gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aantal toegestane bedrijfswoningen per bouwvlak aangegeven;
  • b. het oppervlak van de bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen en de bouwhoogte ervan mag niet meer dan 9 m bedragen.

17.2.4 Gebouwen, geen recreatiewoningen en geen trekkershutten zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen recreatiewoningen en geen trekkershutten zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6' geldt de volgende bepaling:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 200 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 2,75 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Golfbrekers, steigers en overbeschoeiing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor de bouw van golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', met dien verstande dat:

  • a. de hoogte bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de lengte van een steiger bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de lengte van een golfbreker bedraagt ten hoogste 15 m;
  • d. de breedte van en steiger bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • e. per recreatiewoning maximaal 1 steiger en golfbreker mag worden gebouwd;
  • f. de lengte van steiger en golfbreker samen maximaal 20 m uit de oeverlijn mag bedragen, gemeten vanaf het punt waar de steiger of golfbreker aan de oeverlijn of bestemming grenst;
  • g. de bouw van oeverbeschoeiing niet mag leiden tot verplaatsing van de oeverlijn;
  • h. afwijken uitsluitend is toegestaan indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuur- en landschapswaarden van de gronden, dan wel indien de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

17.4.1 Algemeen

het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

17.4.2 Permanente bewoning

Het is niet toegestaan om een recreatiewoning, stacaravan, trekkershut, kampeermiddel of enig ander recreatief verblijfsmiddel te gebruiken ten behoeve van permanente bewoning.

 

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 17.4.1 en het gebruik van een bijgebouw bij een bedrijfswoning (als bedoeld in 17.2.3) als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': sportvelden;
  • c. aan de bestemming ondergeschikte horeca;
  • d. ondergeschikt medegebruik als kinderdagverblijf;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen, geen woningen zijnde, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

18.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven bebouwingsoppervlakte van het bouwvlak;
  • c. indien geen bebouwingsoppervlak is aangegeven, mag het betreffende bouwvlak geheel worden bebouwd.

18.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

18.2.3 Overige gebouwen

Voor bouwen van overige gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte en bouwhoogte' anders is aangegeven.

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' is een tribune toegestaan met een oppervlak van maximaal 150 m² en een bouwhoogte van maximaal 6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 18 m voor lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
    • 8. 10 m voor ballenvangers ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
    • 9. 3 m voor de overige.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Goot- en bouwhoogte gebouw voor sportbeoefening

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2.3 sub a voor het oprichten van ten hoogste één gebouw voor sportbeoefening met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 10 m, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag uitsluitend gebouwd worden binnen de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied hoogte';
  • b. de bebouwde oppervlakte van het gebouw mag ten hoogste 5.000 m² bedragen, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van alle bebouwing binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan ter plaatse van de aanduiding 'bebouwd oppervlak (m²)' binnen het bouwvlak is aangegeven;
  • c. sportmanifestaties met veel bezoekers zijn niet gewenst vanwege de beperkte verkeerscapaciteit ter plaatse en in verband met het landschappelijke karakter;
  • d. er moet sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing; met name de noordwest-, zuidwest- en zuidoostzijde dienen, vanuit het aangrenzende open landschap, een groen karakter te hebben.

Artikel 19 Tuin

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en stoepen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. al dan niet verharde paden en erfontsluitingswegen;
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

19.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mag worden gebouwd waarbij geldt dat aan de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen uitsluitend de volgende bouwwerken mogen worden gerealiseerd:
    • 1. tot de hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot een diepte van maximaal 2,5 m, gemeten vanuit de voorgevel;
    • 2. tot de hoofdgebouwen behorende serres en erkers tot een diepte van maximaal 2 m, gemeten vanuit de voorgevel en een bouwhoogte van ten hoogste de eerste bouwlaag van het desbetreffende hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
    • 3. tot de hoofdgebouwen behorende andere ondergeschikte onderdelen, tot een diepte van maximaal 1,5 m gemeten vanuit de voorgevel.

19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 4. 3 m voor schotelantennes;
    • 5. 5 m voor vlaggenmasten;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.

Artikel 20 Verkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en andere verhardingen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor parkeren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, bermen en picknickplaatsen en water.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

20.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en straatmeubilair bedraagt ten hoogste 10 m.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. recreatievaart;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens steigers;
  • e. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals, kruisingen met het wegverkeer in de vorm van kunstwerken, waaronder begrepen slipways, en bouwwerken, en geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

21.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor het bouwen van steigers ter plaatse van de aanduiding 'steigers' gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de steigers dienen evenwijdig aan de oever gebouwd te worden, met uitzondering van een dwarsverbinding naar de oever;
    • 2. er mogen maximaal 21 steigers worden gebouwd;
    • 3. de lengte en breedte van de steiger mogen niet meer bedragen dan 5,5 m x 0,5 m;
    • 4. de afstand tussen twee steigers dient ten minste 2 m te bedragen;
    • 5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 m;-
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 8,5 m, gemeten ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,5 m, gemeten vanaf het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. de oppervlakte van een slipway mag niet meer bedragen dan 50 m².

Artikel 22 Wonen - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor bed & breakfast of aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': een woonschepenligplaats voor ten hoogste één woonschip;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': instandhouding van cultuurhistorische waarden en kwaliteiten;
  • d. agrarische nevenactiviteiten bij wijze van hobby met een oppervlak van maximaal 300 m² per bouwvlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1', uitsluitend voor éénpersoonshuishoudens;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van steigers, golfbrekers, oeverbeschoeiingen en botenhuizen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

22.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen steigers, golfbrekers, oeverbeschoeiing en botenhuizen zijnde, worden gebouwd;
  • c. op de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 2' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

22.2.2 Woningen

Voor bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. daar waar geen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. indien geen goot- en bouwhoogte is aangegeven, bedraagt de goothoogte van een woning niet meer dan 4 m en de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m, behoudens het bepaalde in 22.2.2 onder g, h, m en n;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen de woningen uitsluitend aaneengebouwd worden gebouwd;
  • f. het oppervlak van een woning (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mag ten hoogste 60 m² bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mag de goothoogte van een woning ten hoogste 6 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen de woningen uitsluitend twee-aaneen worden gebouwd;
  • i. het gezamenlijk oppervlak van de woningen op de gronden met de aanduiding 'twee-aaneen' mag ten hoogste 230 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen de woningen uitsluitend gestapeld worden gebouwd;
  • k. het oppervlak van een woning op de gronden met de aanduiding 'gestapeld' mag ten hoogste 90 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
  • l. de voorgevelbreedte op gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 4' mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • m. de goothoogte van een woning op gronden met de aanduiding 'gestapeld' mag ten hoogste 6 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 9 m bedragen.
  • n. voor woningen op de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 5' geldt het volgende:
    • 1. het oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en de goot- en bouwhoogte van de woning, mag niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, indien ter plaatse een maximale goot- en bouwhoogte is opgenomen, dienden deze als maximum te worden gehanteerd;
  • o. voor woningen anders dan met een aanduiding of een specifieke bouwaanduiding als bedoeld in 22.2.2 onder g, h, m en n, geldt het volgende:
    • 1. het totale bebouwingspercentage mag maximaal 30% van het bouwperceel bedragen;
    • 2. bij een bouwperceeloppervlak kleiner dan of gelijk aan 1.000 m², mag het bebouwd oppervlak maximaal 150 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
    • 3. bij een bouwperceeloppervlak groter dan 1.000 m², mag het bebouwd oppervlak maximaal 190 m² (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) bedragen;
    • 4. bij een bouwperceeloppervlak groter dan 1.000 m² mag het bebouwd oppervlak (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) maximaal 230 m² bedragen, onder de voorwaarde dat - ter instandhouding van een doorzicht op het achterliggende gebied en/of water:
      • een afstand van het hoofdgebouw tot een van de zijdelingse bouwperceelsgrenzen van minimaal 10 m in acht wordt genomen;
    • 5. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 5 m.
  • p. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 9 geldt in afwijking van het bepaalde in 22.2 dat uitbreiding van de bebouwing niet is toegestaan.

22.2.3 Woonschepen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' buiten een jachthaven mag een ligplaats door een woonschip met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 4 m en 4,5 m, een lengte en breedte van ten hoogste 17 m en 5 m worden ingenomen;
  • b. de inhoudsmaat van een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelegen buiten een jachthaven bedraagt ten hoogste 265 m³;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelegen binnen een jachthaven is het innemen van een ligplaats met een woonschip met een goothoogte van meer dan 4 m en een bouwhoogte van meer dan 4,5 m, een lengte van meer dan 20 m en een breedte van meer dan 6 m niet toegestaan;
  • d. de inhoudsmaat van een woonschip ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' gelegen binnen een jachthaven bedraagt ten hoogste 400 m³;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder 22.2.3 sub a, b, c en d mogen bestaande maten bij verandering of vervanging als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. Indien sprake is van een nieuw woonschip dient te worden voldaan aan de maten zoals beschreven onder sub a en c.

22.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd;
  • b. voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
  • c. in afwijking van sub b geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 5' voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woningen dat het oppervlak en de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • d. voor bijgebouwen bij een woonschip dat voorzien is van de aanduiding 'woonschipligplaats' geldt tevens het volgende:
      • per woonschip is slechts één berging toegestaan;
      • de berging mag uitsluitend op het land worden gebouwd;
      • de afstand van de berging tot het woonschip mag niet meer dan 20 m bedragen;
      • de oppervlakte mag maximaal 6 m² bedragen en de bouwhoogte maximaal 2,25 m.

22.2.5 Bijzondere bepalingen
  • a. op de gronden met de 'specifieke bouwaanduiding - 3' gelden afwijkende oppervlakten;
  • b. ter plaatse van Nieuw Loosdrechtsedijk 86 mag het oppervlak van de woning ten hoogste 230 m² bedragen en mag het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 150 m² bedragen;
  • c. ter plaatse van de Nieuw Loosdrechtsedijk 184 en de Oud Loosdrechtsedijk 33 mag het oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 300 m² bedragen;
  • d. ter plaatse van Nieuw Loosdrechtsedijk 146 mag het oppervlak van de woning ten hoogste 175 m² bedragen en mag het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 5 m² bedragen, met dien verstande dat de goothoogte maximaal 3,5 m en de bouwhoogte maximaal 7 m mag bedragen, en van de bijgebouwen 3 m respectievelijk 5 m;
  • e. ter plaatse van de Oud Loosdrechtsedijk 6 mag het oppervlak van de totale bebouwing maximaal 554 m² bedragen.

 

22.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en naar het openbaar gebied gekeerd;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
    • 3. 15 m voor vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast;
    • 4. 5 m voor antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes;
    • 5. 3 m voor schotelantennes;
    • 6. 2 m voor tuinmeubilair;
    • 7. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 voor het vergroten van het oppervlak aan bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omvang van het oppervlak aan bijgebouwen mag alleen worden vergroot als de bijgebouwen noodzakelijk zijn voor het stallen van vee en/of voor activiteiten die het beheer van het landschap ten goede komen;
  • b. het extra oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 50 m² bedragen;
  • c. de massa van de extra oppervlakte aan bijgebouwen moet in verhouding staan tot die van het hoofdgebouw.

22.3.2 Aantal woningen: herstel behoud monumenten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 22.2.2 sub a en b ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.

22.3.3 Botenhuis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1 sub a en b, en lid 22.2.2 sub o punt 1 tot en met 4 voor het bouwen van een botenhuis, met dien verstande dat:

  • a. afwijking is uitsluitend van toepassing indien het botenhuis wordt gebouwd aan het water en grenst aan de oeverlijn;
  • b. per perceel maximaal 1 botenhuis mag worden opgericht met een oppervlak van maximaal 30 m²;
  • c. indien een botenhuis gedeeltelijk binnen de bestemming Natuur met functieaanduiding water (wa) wordt opgericht, wordt het oppervlak van dit gedeelte van het botenhuis meegerekend bij het maximaal toegestane oppervlak van 30 m²;
  • d. de goot- en bouwhoogte respectievelijk maximaal 2,75 m en 5 mogen bedragen.

22.3.4 Golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor de aanleg van golfbrekers, steigers en oeverbeschoeiing, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de lengte van een steiger maximaal 15 m mag bedragen;
  • c. de lengte van een golfbreker maximaal 15 m mag bedragen;
  • d. de breedte van en steiger maximaal 1,2 m mag bedragen;
  • e. de lengte van steiger en golfbreker samen maximaal 20 m uit de oeverlijn mag bedragen, gemeten vanaf het punt waar de steiger of golfbreker aan de oeverlijn of bestemming grenst;
  • f. per in het plan als zodanig bestemde woning, recreatiewoning of woonschip, grenzend aan of waarvan het perceel grenst aan deze bestemming, maximaal 1 steiger, golfbreker en/of oeverbeschoeiing mag worden gebouwd; de bouw van oeverbeschoeiingen niet mag leiden tot verplaatsing van de bestemmingsgrens;
  • g. uitsluitend wordt afgeweken indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuur- en landschapswaarden van de gronden, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind.

22.3.5 Extra woning Nieuw-Loosdrechtsedijk 176

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2.2 voor de bouw van één extra woning op het perceel Nieuw-Loosdrechtsedijk, met inachtneming van het volgende:

  • a. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen dienen volledig te worden gesloopt met een minimum van 650 m²;
  • b. door de bouw van de woning mogen de gebruiksmogelijkheden voor de nabijgelegen gronden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. is aangetoond dat er geen sprake is van externe effecten op natura2000 gebieden.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

22.4.1 Algemeen
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.

22.4.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakend Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.1 voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen, met ten hoogste 20 kampeermiddelen met inachtneming van het volgende;

  • a. afwijken is alleen toegestaan indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van het herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. afwijken is niet toegestaan indien de activiteit waarvoor afwijking wordt verleend een significante verstoring teweeg zal brengen in het leefgebied van de (vogel)soorten die bepalend zijn geweest voor de aanwijzing van het natura 2000 gebied aangegeven met de aanduiding 'natura 2000';
  • c. afwijken is niet toegestaan als er een significante toename van het aantal verkeersbewegingen optreedt en/of er onvoldoende parkeergelegenheid aanwezig is op eigen terrein.

22.5.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.4.1 sub a en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

22.5.3 Afwijken ten behoeve bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.4.1 sub b ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  • a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  • c. maximaal 50% tot een maximum van 60 m2 van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  • d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 pp per verhuurbaar ruimte).

Artikel 23 Wonen - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een bosachtige omgeving al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en terreinen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en wegen, straten en paden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

23.2.1 Woningen
  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. daar waar geen aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd;
  • c. het oppervlak van een woning mag maximaal 50 m² bedragen;
  • d. per woning is ten hoogste een bijgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 8 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m toegestaan;
  • e. de goothoogte van een woning mag ten hoogste 3,5 m bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste 7,5 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag ten hoogste 52° bedragen;
  • g. de onderlinge afstand van woningen, dan wel blokken van woningen dient ten minste 10 m te bedragen.

23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 1 m mag bedragen.

23.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

23.3.1 Algemeen
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  • b. bed & breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteiten mogen uitsluitend binnen het hoofdgebouw plaatsvinden;
    • 2. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
    • 3. de woning dient eveneens door de hoofdgebruiker te worden bewoond.

23.3.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • b. de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat ingeval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • e. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • f. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

23.4 Afwijken van de gebruiksregels
23.4.1 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.3.1 sub a en het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte toestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m² van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Zodra de onder sub a bedoelde noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is - onverminderd het bepaalde in artikel 24, 25, 26 en 27 niet toegestaan zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken of werkzaamheden aan te leggen of uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren;
  • b. aanbrengen van wandel- en fietspaden en verhardingen;
  • c. verwijderen of verstoren van de natuurlijke vegetatie, waaronder begrepen het scheuren of frezen van graslandvegetaties;
  • d. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • e. aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. vellen, rooien of beschadigen van bomen, heggen en overige houtgewassen;
  • g. verrichten van exploratieboringen en andere onderzoekingen naar bodemschatten;
  • h. bebossen of aanbrengen van houtachtige gewassen op gronden die ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan niet met een dergelijke vegetatie waren begroeid;
  • i. aanleggen van gesloten drainagesystemen.

23.5.2 Uitzondering op uitvoeringsverbod

De verbodsbepaling van lid 23.5.1 geldt niet voor:

  • a. de voltooiing van werken die bij het van kracht worden van dit plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. werken en/of werkzaamheden die worden of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • c. het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming.

23.5.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 23.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 24 Waarde - Archeologie 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • d. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

24.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 24.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 24.2 in acht is genomen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

24.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid  24.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

24.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Artikel 25 Waarde - Archeologie 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

25.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 25.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 25.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

25.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 25.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 26 Waarde - Archeologie 3

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

26.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 26.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 26.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

26.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 26.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 4

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

27.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 27.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 27.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

27.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 27.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 28 Waarde - Archeologie 5

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

28.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is niet toegestaan op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

28.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van 28.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 28.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • d. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • e. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

28.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 28.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn primair bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2 onder b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;

  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder(s).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 30 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene bouwregels

31.1 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, lengte-, breedte-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:

31.2 Rooilijn

De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • c. terreinafscheidingen;
  • d. aan- en uitbouwen aan en bijgebouwen bij hoofdgebouwen, niet zijnde woningen als bedoeld in artikel 22, dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de rooilijn te worden gebouwd.

31.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten gelden de volgende bepalingen:

  • a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder (bedrijfs)woningen, alsmede bedrijfsbebouwing en onder recreatiewoningen met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 6';
  • b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw; aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw zijn binnen een strook van 1 m vanuit de bovengrondse voorgevel voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten toegestaan tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

Artikel 32 Algemene aanduidingsregels

32.1 Wetgevingzone - natura 2000

Een gebied in de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen als natura 2000-gebied is aangeduid als 'wetgevingzone - natura 2000'.

 

32.2 Overige zone - prostitutiebedrijf niet toegestaan

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - prostitutiebedrijf niet toegestaan' zijn geen prostitutiebedrijven toegestaan.

Artikel 33 Algemene afwijkingsregels

33.1 Afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 m;
  • b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  • c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in de regels genoemde maximumbouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen en schoorstenen van gebouwen, mits de maximale toegestane bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m;
  • g. het plaatsen van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • h. afwijken van de maximale oppervlaktemaat van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter bestaand hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid en het karakter van het hoofdgebouw niet wordt aangepast;
  • i. het realiseren van één extra woning in het bestaande hoofdgebouw met dien verstande dat:
    • 1. de splitsing geen afbreuk mag doen aan het oorspronkelijke karakter van het gebouw en het erf;
    • 2. de splitsing bij voorkeur loodrecht op de voorgevel/weg dient plaats te vinden;
    • 3. de inrichting van het erf dient aan te sluiten bij het oorspronkelijke karakter van het erf; alle losstaande opstallen worden gesloopt en/of dat per woning maximaal 50 m² aan bijgebouwen terugkomen dan wel blijven staan.

33.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het afwijken wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 34 Algemene wijzigingsregels

34.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen.

34.2 Standaard staat van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de deeluitmakende Standaard staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf in de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

34.3 Verwijdering dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen van een of meer bestemmingsvlakken de bestemming Waarde - Archeologie - 1 t/m 5 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 35 Overige regels

35.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

35.2 Parkeren

a.           Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

b.           Het gemeentelijk parkeerbeleid geldt hierbij als uitgangspunt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Loosdrecht landelijk gebied noordoost - 2012'.