direct naar inhoud van Regels
Plan: Overmeer-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP1500overzuid2010-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Overmeer-Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP1500overzuid2010-VA01 van de gemeente Wijdemeren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 aangrenzende woning

een woning direct gelegen aan het water of een woning, door de ligging van een weg, indirect gelegen aan het water;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. een paardenfokkerij.
1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 erf

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 geschakelde woning

woningen met elkaar verbonden door middel van aan- of bijgebouwen;

1.27 gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.28 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.29 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 horeca

'horeca I':
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca II':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca III':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.32 kantoor met baliefunctie

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.33 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.34 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.36 landschappelijke waarde

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.37 lessenaarsdak

een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;

1.38 nieuwe bijgebouwen op hoekpercelen

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan op hoekpercelen nog niet aanwezige, van het bestemmingsplan afwijkende bijgebouwen;

1.39 nok

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.40 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.43 patiowoning

een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing;

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.47 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.48 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.49 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.50 woonschip
  • a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dagen/ of nachtverblijf van één of meer personen;
  • b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  • c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  • d. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
  • e. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  • f. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bebouwingspercentage

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte, diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.11 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en beheer van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarde van gronden;
  • b. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen

op deze gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
  • c. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.
3.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 3 lid 3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  

  • a. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

alsmede voor:

  • c. voor de uitoefening van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel vormt van de bedrijfsuitoefening zoals deze in het voorafgaande is toegestaan;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, ontsluitingswegen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen  en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt ten hoogste 15 m;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • g. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel in volumieuze goederen en grootschalige detailhander zijn niet toegestaan;
  • g. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet toegestaan;
  • h. bijgebouwen gebruiken of laten gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
4.3.2 Aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een bedrijfswoning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de bedrijfswoning en de omgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 4 lid 1 :

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in artikel 4 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4 lid 1  genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4 lid 1  genoemd;

met dien verstande dat Bevi- en Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 30 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algmene bepalingen omgevingsrecht zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
4.5.2 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bijzondere gebruiksverbod voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m2 van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
4.5.3 Voorwaarden afwijking mantelzorg

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4, lid 5.2 slechts verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speel- en recreatieve voorzieningen, tuinen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins, parkeervoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
  • c. afschermend groen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend' waarbij geldt dat de in onder b genoemde voorzieningen ter plaatse van die aanduiding niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1  om aansluitend aan de bestemming 'Water' bijgebouwen ten behoeve van woonschepen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. per woonschip is maximaal één bijgebouw toegestaan;
  • b. het oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen van 10 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.

Artikel 6 Sport

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. aan de bestemming ondergeschikte opvang van kinderen; 
  • c. aan de bestemming ondergeschikte horeca;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 12 m;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 16 m;
  • g. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 
6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 1 ten einde gronden en/of bouwwerken tevens te gebruiken voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. dienstverlening voor sport, educatie en medische doeleinden; 

met dien verstande dat sport de hoofdfunctie van de gronden en bouwwerken blijft.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals toegangswegen, paden, water en groen. 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd.  

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bestaande uit ten hoogste 2x1 rijstrook, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden en andere verhardingen;
  • b. fietsenstallingen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, reclame uitingen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 4 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. bruggen;
  • d. kunstwerken, waaronder begrepen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde; 
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 1' en 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 2': een ligplaats voor woonschepen, voor ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal wooneenheden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bruggen niet meer mag bedragen dan ten hoogste 8,5 m, gemeten ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan ten hoogste 1,5 m, gemeten vanaf het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. per aangrenzend perceel is slechts één steiger met een maximumoppervlak van 15 m2 toegestaan, met dien verstande dat steigers uitsluitend zijn toegestaan voor zover sprake is van een losse, te verwijderen constructie;
  • d. de diepte van een steiger als bedoeld in lid e mag niet meer dan 1,2 m vanuit de oever bedragen;
  • e. per aangrenzende woning is één steiger toegestaan.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 1' en 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 2' zijn maximaal het aantal woonschepen toegestaan zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 1' is het innemen van een ligplaats met woonschepen met een maximale lengte van 20 m, een maximale breedte van 4,5 m en een maximale nokhoogte ten opzichte van het waterpeil van 4,5 m toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 2' is het innemen van een ligplaats met woonschepen met een maximale lengte van 17 m, een maximale breedte van 5 m, een maximale nokhoogte ten opzichte van het waterpeil van 4,5 m toegestaan en een maximale inhoudsmaat van 265 m3 toegestaan;
  • d. het is niet toegestaan om de gronden zonder de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 1' of 'specifieke vorm van water - woonschepenligplaats 2', te gebruiken of te laten gebruiken als aanlegplaatsen voor woonschepen;
  • e. woonschepen die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig zijn en die op het gebied van maatvoering afwijken van de in lid b t/m d genoemde maatvoering, mogen worden gehandhaafd.

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen in het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d.  ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd; 
  • e. op gronden anders dan bedoeld onder c en d mogen uitsluitend vrijstaande en twee onder een kapwoningen gerealiseerd worden;
  • f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • g. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • h. de rooilijn van naast elkaar gelegen vrijstaande woningen en of twee onder een kapwoningen dienen minimaal 1 m van elkaar te verspringen.
10.2.2 Aan- en bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden in de perceelsgrens of op ten minste 1 m afstand van de perceelsgrens gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m2 bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 10 lid 2.1 , met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • e. in afwijking van het bepaalde artikel 10 lid 2.2  mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m2 bedragen, indien de oppervlakte van het bij de hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 10 lid 2.1 sub a ten minste 250 m2 bedraagt.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijking met betrekking tot de erfbouwingsregeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.2  met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de toegestane bebouwing met maximaal 25 m2 mag worden vergroot;
  • b. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
10.3.2 Afwijken van de bouwregels voor het toestaan van patiowoningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.1 sub e en artikel 10 lid 2.1 sub a ten behoeve van het realiseren van patiowoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning na afwijking toegestaan', met dien verstande dat:

  • a. het hoofdgebouw deels buiten het bouwvlak mag worden gebouwd waarbij de bouwgrens aan de voorzijde niet overschreden wordt;
  • b. de bouwhoogte van de bebouwing welke buiten het bouwvlak wordt gerealiseerd mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. minimaal 25% van het achtererf vrijgehouden wordt ten behoeve van de patio.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemeen
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
10.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Afwijking publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 4.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 30 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algmene bepalingen omgevingsrecht zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
10.5.2 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bijzondere gebruiksverbod voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m2 van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
10.5.3 Voorwaarden afwijking mantelzorg

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10, lid 5.2 slechts verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Wonen - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen in het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • d. indien geen bebouwingstypologie is opgenomen mogen uitsluitend vrijstaande, twee onder een kapwoningen en rijwoningen gerealiseerd worden;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • g. de rooilijn van naast elkaar gelegen vrijstaande woningen en of twee onder een kapwoningen dienen minimaal 1 m van elkaar te verspringen.
11.2.2 Aan- en bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden in de perceelsgrens of op ten minste 1 m afstand van de perceelsgrens gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. het gezamenlijke grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% tot een maximum van 50 m2 bedragen van de bij het hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 11 lid 2.1, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • e. in afwijking van het bepaalde artikel 11 lid 2.2 sub a mag het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 75 m2 bedragen, indien de oppervlakte van het bij de hoofdgebouw behorende gronden als bedoeld in artikel 11 lid 2.1 ten minste 250 m2 bedraagt.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijking met betrekking tot de erfbebouwing

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2.2   met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de toegestane bebouwing met maximaal 25 m2 mag worden vergroot;
  • b. de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen erven niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • c. de stedenbouwkundige opzet van de omgeving niet mag worden aangetast.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Algemeen
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
11.4.2 Aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijven

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven; dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie A en B1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijking publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 4.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en bijgebouwen voor een publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, tot ten hoogste in totaal 30 m2 mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. de activiteit mag niet vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algmene bepalingen omgevingsrecht zijn;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.
11.5.2 Afwijking mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bijzondere gebruiksverbod voor het toestaan van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. de omgevingsvergunning vervalt zodra de onder a bedoelde noodzaak is komen te vervallen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. een vloeroppervlak van ten hoogste 75 m2 van de op grond van de bouwregels toegestane bijgebouwen mag worden gebruikt als afhankelijke woonruimte.
11.5.3 Voorwaarden afwijking mantelzorg

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11, lid 5.2 slechts verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Wonen - Uit te werken

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. aan- en bijgebouwen;
  • c. een stalling voor het houden van vee;
  • d. tuinen en erven;
  • e. water;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels

Er mag slechts worden gebouwd overeenkomstig het plan zoals dat door burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor deze bestemming is uitgewerkt en in werking is getreden.

12.3 Uitwerkingsregels
12.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient inzicht te bestaan in de gewenste verkaveling;
  • b. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat een aanvaardbare milieuhygiënische woonsituatie zal zijn gewaarborgd;
  • c. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat in het uitwerkingsgebied ten aanzien van bodemverontreinigingen en bodemkwaliteit een aanvaardbare situatie is gewaarborgd;
  • d. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan dat geen archeologische sporen worden verstoord;
  • e. voor de vaststelling van het uitwerkingsplan dient vast te staan geen ontheffing in het kader van de flora- en fauna wetgeving noodzakelijk is dan wel indien noodzakelijk ontheffing afgegeven is;
  • f. parkeren vindt plaats op eigen erf.
12.3.2 Uitwerkingsregels ten aanzien van bouwen

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het aantal woningen bedraagt maximaal 2;
  • b. de verkaveling en de situering van de gebouwen zal zodanig zijn, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
  • c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6 en 10 m;
  • e. de inhoud per woning mag niet meer bedragen dan 850 m3;
  • f. per woning is maximaal 75 m2 aan aan- en bijgebouwen toegestaan;
  • g. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 6 m;
  • h. ten behoeve van de stalling van vee, hooiopslag en stalling van machines is een gebouw toegestaan van maximaal 770 m2;
  • i. de goot- en bouwhoogte van de veestalling en overige bebouwing mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 en 7 m.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding met een diameter van ten hoogste 40 cm.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
13.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 13.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de waterkering.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 14 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Oprichten van nieuwe bebouwing overeenkomstig andere bestemmingen

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 2 sub c teneinde nieuwe bebouwing op te richten, met in achtneming van het volgende:

  • a. de geldende (bouw)regels van de betrokken bestemming(en) in acht genomen worden;
  • b. er geen onevenredige inbreuk ontstaat de waterkerende functie.
14.3.2 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder(s).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bevoegdheden tot het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijkingsmogelijkheden 1

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m2 bedraagt;

de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

17.2 Afwijkingsmogelijkheden 2

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, indien het betreft:

  • a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 m;
  • b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 15%;
  • c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. het overschrijden van de in de regels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen en schoorstenen van gebouwen, mits de maximale toegestane bouwhoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  • e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen ontheffing van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • f. geringe overschrijdingen van bouw- en bestemmingsgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m.
17.3 Afwijkingsvoorwaarden

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het verschuiven van bestemmingsgrenzen over maximaal 5 m;
  • b. het wijzigingen van bestemming 'Groen' naar 'Sport' indien dit voor de daadwerkelijke realisatie noodzakelijk is;
  • c. het opnemen van extra bouwvlakken binnen de bestemmingen groen en sport waarbij geldt dat:
    • 1. het oppervlak per bouwvlak niet meer bedraagt dan 150 m2;
    • 2. de op te nemen bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m;
  • d. het veranderen  van de aanduiding 'gestapeld' binnen de bestemming wonen ten einde rijwoningen, vrijstaande of twee onder een kapwoningen toe te staan, met dien verstande dat:
    • 1. het totale aantal woningen niet mag toenemen;
    • 2. de wijziging niet leidt tot een verdere toename van de parkeerdruk;
    • 3. het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is;
    • 4. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is;
    • 5. gemeentelijke plankosten worden gedekt;
  • e. het wijzigen van de grenzen van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' in verband met de voorgenomen dijkverbetering door het Waterschap.

Artikel 19 Overschrijding bouwgrenzen

De bouw- en bestemmingsgrenzen en/of voorgevellijn mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, liften, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Overmeer-Zuid'.