direct naar inhoud van Artikel 17 Wonen
Plan: Buitengebied Ankeveen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0300buitAKV2008-va01

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. alsmede ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’: paardenbakken;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.
17.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

17.2.1 Algemeen
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – onbebouwd’ mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • b. de totale bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 30% van het bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen kleiner dan 1.000 m² het totale bebouwingsoppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m²;
    • 2. bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen groter is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 230 m²;
    • 3. bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen kleiner is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 190 m².
17.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
17.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter, terwijl de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
17.2.4 Paardenbakken
  • a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – paardenbak’ is maximaal één paardenbak toegestaan, mits het bebouwde oppervlak niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • b. de paardenbak dient achter de bebouwing, van de wegzijde af, gesitueerd te worden;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  • d. de hoogte van de afscheiding van de paardenbak mag niet meer dan 1,60 meter bedragen
  • e. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwperceel van de woning van derden of een ander stankgevoelig object mag niet minder dan 50 meter bedragen;
  • f. het oprichten van lichtmasten en/of tredmolens is niet toegestaan.
17.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van schotelantennes mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen:

  • a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
    • 3. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
  • b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.2.4onder b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, waarbij geldt dat:

  • a. deze achter de achtergevelrooilijn van de woning moet worden gesitueerd, en;
  • b. niet zichtbaar is vanaf de openbare weg vanwege de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 17.1 bedoelde gronden voor:

  • a. bewoning van bijgebouwen;
  • b. gebruik bouwwerken voor mantelzorg;
  • c. zwembaden;
  • d. paardenbakken, behoudens gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – 1’;
  • e. een aan huis verbonden beroep in een woning, tenzij:
    • 1. de aan huis verboden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
    • 2. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
    • 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
    • 4. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen;
    • 5. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.5onder b voor het aanleggen van zwembaden, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van het zwembad tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 10 meter;
  • b. afstand van het zwembad tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • c. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 50 m²;
  • d. de bouwhoogte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 0,5 meter;
  • e. de afstand van het zwembad tot een waterloop mag niet minder bedragen dan 1,5 meter.