Inhoudsopgave
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het uitwerkingsplan Eext Noordoost 2013 met identificatienummer NL.IMRO.1680.EXTNO-VB01 van de gemeente Aa en Hunze;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
c. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
d. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
e. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
f. aan huis verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf aan huis dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt in geen geval verstaan het exploiteren van een seksinrichting in welke vorm dan ook;
g. afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, aanbouw, dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en is gelegen binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie zijn hieronder niet begrepen;
h. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. bed and breakfast/logiesverstrekking:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. De kamers zijn niet voorzien van een eigen keukenblok;
j. bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
k. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
l. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
m. bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
n. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
o. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
p. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
q. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
r. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
s. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
t. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
u. dak:
elke bovenbeëindiging van een gebouw;
v. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
w. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
x. erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;
y. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische/pornografische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
z. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
aa. geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
bb. geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
cc. hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
dd. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
ee. kampeermiddel:
een tent(huisje), tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
ff. mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
eee. mindervaliden en zorgbehoevenden:
personen die als mindervalide of zorgbehoevend kunnen worden aangemerkt op grond van een besluit ingevolge de Wet voorzieningen gehandicapten of na overlegging van een verklaring van de GGD;
gg. overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
hh. paardrijbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
ii. peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
jj. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
kk. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
ll. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
mm. voorgevelrooilijn:
de op de verbeelding als ‘gevellijn’ aangeduide lijn;
nn. voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
oo. weg:
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
pp. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
qq. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bos en bebossing;
c. voet- en rijwielpaden;
d. inritten;
e. speelvoorzieningen;
f. waterlopen en waterpartijen;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. een afvalcontaineropstelplaats;
met daarbij behorende:
j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen;
2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- de natuurlijke en landschappelijke waarden;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
b. voet- en fietspaden;
c. parkeervoorzieningen, mede ten behoeve van aanliggende functies;
d. groenvoorzieningen;
e. speelvoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
g. tuinen en erven;
met daarbij behorende:
h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen uitsluitend ten dienste van verkeer- en nutsvoorzieningen geldt dat de inhoud van deze gebouwen maximaal 20 m³ mag bedragen.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 5 Wonen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c. groenvoorzieningen;
d. speelvoorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
f. paden;
g. water;
met de daarbij behorende:
h. tuinen en erven;
i. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
2. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
3. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ aangegeven aantal;
4. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden’ aangegeven aantal;
5. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneen gebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen;
6. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen, met dien verstande dat ondergeschikte dakkapellen met een hogere goothoogte zijn toegestaan;
7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8 m bedragen;
8. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
9. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m vanaf de zijdelingse perceelgrens, dan wel op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
3. in afwijking van het bepaalde onder 2 zullen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten minste 2 m achter de naar de Vesselkampen gerichte perceelgrens worden gebouwd;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
5. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
6. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste 3 m bedragen;
7. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten minste 30° bedragen, tenzij een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een plat dak;
8. de maximale afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het dichtstbijzijnde punt van een hoofdgebouw zal ten hoogste 25 m bedragen.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 2 m;
2. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 1 m² bedragen;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
- een goede woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 5.2, sub a, onder 2:
en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
1. een afwijking uitsluitend wordt toegepast indien uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de, indien aanwezige, karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
b. lid 5.2, sub a, onder 6:
en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 7 m;
c. lid 5.2, sub a, onder 7:
en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 10 m;
d. lid 5.2, sub b, onder 1:
en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3 m achter c.q. voor de voorgevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
e. lid 5.2, sub b, onder 4:
en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, met uitzondering van een vergroting ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoevenden, waarbij op basis van een besluit van de Wet maatschappelijke ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
f. lid 5.2, sub b, onder 4:
en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening een aan huis verbonden beroep, dan wel ten dienste staat van een neven- of hobbybedrijf;
g. lid 5.2, sub b onder 6:
en toestaan dat de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 4,5 m;
h. lid 5.2, sub b onder 7:
en toestaan dat de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt verlaagd of verhoogd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor (recreatieve) bewoning;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat:
1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan een derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
2. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 50 m²;
3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
4. er detailhandel plaatsvindt;
5. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
6. de activiteiten meldingsplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
7. er meer dan twee kamers ten behoeve van verblijfsrecreatie (logiesverstrekking) zijn;
8. de kamers voor meer dan vier personen ten behoeve van verblijfsrecreatie (logiesverstrekking) zijn.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- de milieusituatie;
- de woonsituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 5.5, sub a:
en toestaan dat bijgebouwen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
1. een verzoek om toepassing van deze afwijking schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte ten hoogste 80 m² bedraagt;
3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
b. lid 5.5, sub b:
en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf anders dan genoemd in lid 5.5, sub b, mits:
1. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
2. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de aan huis verbonden activiteiten;
3. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ten hoogste een derde deel van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel bedraagt;
4. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ten hoogste 100 m² bedraagt.
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit bestemmingsplan uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:
a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
a. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
b. het bepaalde in het plan ten aanzien van gebruik, en toestaan dat de realisering van een functie voor de verblijfsrecreatie wordt toegestaan, mits;
1. de capaciteit van de verblijfsrecreatie ten hoogste tien personen bedraagt;
2. de verblijfsrecreatie gericht is op bed and breakfast of recreatieappartementen;
3. het gebruik ten behoeve van verblijfsrecreatie ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie;
4. het bedrijfsvloeroppervlak maximaal een derde van het bedrijfsvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel bedraagt;
5. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van verblijfsrecreatie maximaal 100 m² bedraagt;
6. de ontwikkeling van de verblijfsrecreatie past binnen de Notitie ‘Recreatieve Ontwikkelingen in bestaande gebouwen’;
c. het bepaalde in het plan ten aanzien van het toelaten van paardrijbakken, mits:
1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van paardrijbakken ten hoogste 1,5 m zal bedragen;
2. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
3. een paardrijbak achter de (bedrijfs)woning wordt gesitueerd;
4. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5 m bedraagt;
5. er een minimale afstand van 50 m tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
6. wanneer er verlichting wordt gebruikt, sprake is van objectgerichte verlichting die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
7. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.000 m² bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het bouwperceel dat tot de (bedrijfs)woning moet worden gerekend;
8. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting);
d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Artikel 10 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het Uitwerkingsplan Eext Noordoost 2013’.